ECLI:NL:RBNHO:2023:8472

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
26 augustus 2023
Zaaknummer
10619992 \ CV EXPL 23-2409
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sanctie wegens schending van de contractuele informatieplicht in een overeenkomst op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de rechtspersoon Coeo Securitisation Ltd., gevestigd te Dublin, Ierland, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 78,78, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van de contractuele informatieplicht getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft onvoldoende aangetoond dat zij aan deze informatieplicht heeft voldaan, aangezien essentiële informatie zoals het telefoonnummer, e-mailadres en herroepingsrecht ontbraken in de overgelegde stukken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schending van de informatieplicht gevolgen moet hebben, in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad. De overeenkomst is gedeeltelijk vernietigd, waarbij 25% van de verschuldigde hoofdsom is geannuleerd. De kantonrechter heeft de toewijsbare hoofdsom vastgesteld op € 20,98, na rekening te houden met een deelbetaling van de gedaagde partij. De eisende partij is in de proceskosten veroordeeld, en de gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van precontractuele informatieplichten ter bescherming van consumenten in overeenkomsten op afstand. De kantonrechter heeft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de verstuurde aanmaningen. De wettelijke rente is toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10619992 \ CV EXPL 23-2409
Uitspraakdatum: 24 augustus 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Coeo Securitisation Ltd.
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 78,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 63,97. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
2.4.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument de bestelling plaatst te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Hetzelfde geldt voor de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.5.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat deze is nagekomen. Zij heeft enkel verwezen naar de overgelegde bestelbevestiging en factuur maar deze stukken bevatten niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Informatie over het telefoonnummer, het e-mailadres en het herroepingsrecht van de eisende partij ontbreekt. De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet onderbouwd met stukken.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten artikel 15 lid 4 van de Algemene Voorwaarden Thuiswinkel en artikel 3.3 van de Algemene voorwaarden van Zalando, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 63,97, een bedrag van € 47,98 (€ 63,97 x 0.75) toewijsbaar.
2.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 Rv. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres. De eisende partij heeft toegelicht dat de aanmaningen zijn verstuurd vanuit een geautomatiseerd systeem. In het systeem zijn alle aan het mailadres van de gedaagde partij verzonden berichten te zien. Ter onderbouwing van die stelling heeft zij een schermafdruk van dit systeem overgelegd. De kantonrechter vindt dit niet voldoende. Uit de schermafdruk blijkt niet aan welk adres de aanmaningen zijn verstuurd.
2.11.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
3. De gedaagde partij heeft een bedrag van € 27,00 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 20,98 zal worden toegewezen.
3.1.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 20,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter