ECLI:NL:RBNHO:2023:8439

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
10364955 \ WM VERZ 23-170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de feitcode had gewijzigd en een proceskostenvergoeding van € 405,75 had toegewezen. De betrokkene was van mening dat de officier van justitie het tarief voor de proceskosten onjuist had vastgesteld, omdat het in 2021 geldende tarief was vermeld in plaats van het in 2022 geldende tarief.

De zaak werd behandeld op de zitting van 25 april 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat de officier van justitie het juiste tarief had toegepast, ondanks de vermelding van het oude tarief als een kennelijke verschrijving.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10364955 \ WM VERZ 23-170
CJIB-nummer : 248577170
Uitspraakdatum : 15 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de feitcode gewijzigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en een proceskosten-vergoeding van € 405,75 toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De officier van justitie heeft de feitcode van de opgelegde boete gewijzigd en een proceskostenvergoeding toegekend. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
2.2.
De gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing van 26 juli 2022 de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 405,75 toegekend, maar heeft ten onrechte het in 2021 geldende tarief ad € 534,00 per punt toegekend in plaats van het in 2022 geldende tarief van € 541,00. De beslissing van de officier van justitie komt daarom voor vernietiging in aanmerking, aldus de gemachtigde.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van betrokkene geen doel treft. Uit berekening van het door de officier van justitie toegekende bedrag aan proceskostenvergoeding blijkt namelijk dat de officier van justitie wel degelijke het in 2022 geldende tarief ad € 541,00 heeft toegepast op de berekening van de proceskostenvergoeding. Dat de officier van justitie in zijn beslissing het tarief ad € 531,00 van 2021 heeft vermeld ziet de kantonrechter daarom als een kennelijke verschrijving.
2.4.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: