ECLI:NL:RBNHO:2023:8432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
10379492 \ WM VERZ 23-180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens niet-verzekerd motorrijtuig met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene voor zijn motorrijtuig niet de vereiste verzekering had afgesloten en in stand gehouden. Betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op 25 april 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging vaststond, omdat het voertuig op de datum van de boete niet verzekerd was. Betrokkene had echter aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de verplichtingen rondom de verzekering, omdat de verzekering via de garagehouder liep en deze de verzekering had stopgezet. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene onvoldoende had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan, maar erkende dat hij na de boete actie had ondernomen en het voertuig op 19 januari 2022 had gevrijwaard. Gelet op deze omstandigheden besloot de kantonrechter de boete te matigen tot de helft, tot een bedrag van € 200,00, en de beslissing van de officier van justitie te wijzigen.

Daarnaast werd het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk kreeg. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 866,25, die door de officier van justitie aan betrokkene moesten worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10379492 \ WM VERZ 23-180
CJIB-nummer : 247815394
Uitspraakdatum : 15 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden.
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat het voertuig niet meer in staat was om te rijden. De verzekering liep via de garagehouder. De garagehouder ging op zoek naar een nieuwe auto en heeft de verzekering stop gezet. Betrokkene stelt dat hij niet wist dat hij de auto eerst moest laten vrijwaren en dat hij te horen had gekregen dat dat alleen zou moeten als er met de auto zou worden gereden. Na ontvangst van de brief van het RDW heeft betrokkene direct actie ondernomen, aldus gemachtigde.
Beoordeling kantonrechter
2.3.
De kantonrechter overweegt dat de gedraging vast staat, omdat het voertuig op de genoemde datum inderdaad niet verzekerd is geweest. Dat betekent dat een boete kon worden opgelegd. Het is aan betrokkene om zich op de hoogte te stellen van de verplichtingen die zijn verbonden aan de tenaamstelling van een kenteken, dat betrokkene niet aan deze verplichting heeft voldaan, komt voor zijn rekening en risico. De verzekeringsplicht kan door de kentekenhouder slechts worden opgeheven door het motorrijtuig te schorsen.
2.4.
Betrokkene heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat, nadat de boete was opgelegd, actie is ondernomen. Gebleken is dat het voertuig op 19 januari 2022 is gevrijwaard. Mede gelet op het feit dat voldoende aannemelijk is dat het voertuig niet op de weg is geweest, ziet de kantonrechter aanleiding om de boete te matigen tot de helft.
2.5.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
Proceskosten
2.6.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 866,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 418,50 (1 punt voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 200,00 (met handhaving van de administratiekosten ad € 9,00);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 866,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: