ECLI:NL:RBNHO:2023:8431

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
10364944 \ WM VERZ 23-168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens verkeersgedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op 25 april 2023, waarbij de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig was. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

Betrokkene voerde aan dat hij in een gevaarlijke situatie verkeerde, omdat een andere bestuurder dicht op zijn bumper reed. Hij besloot om kort op de rem te trappen om afstand te creëren, maar de andere bestuurder bleef hem achtervolgen en maakte kenbaar dat hij van de politie was. Betrokkene betwistte de gedraging en stelde dat de verbalisant machtsmisbruik had gepleegd door hem een boete op te leggen zonder hem staande te houden. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging van betrokkene vaststond en dat de omstandigheden die hij aanvoerde niet rechtvaardigden dat hij 3000 meter links bleef rijden. De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, omdat de verbalisant in zijn privéauto reed en geen stoptekens kon geven.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10364944 \ WM VERZ 23-168
CJIB-nummer : 246054808
Uitspraakdatum : 15 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg.
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene voert aan dat er destijds achter hem een auto dicht op zijn bumper reed. Betrokkene besloot kort op de rem te trappen, zodat de andere bestuurder afstand zou houden. De auto bleef echter jagen. Betrokkene besloot vervolgens om gas te geven. De andere bestuurder haalde betrokkene toen in en bleef rechts naast hem rijden, lachte hem uit en liet een pasje zien. Bij de afslag Zaandam-centrum kwam de andere bestuurder weer rechts naast betrokkene staan, draaide zijn raam open maakte kenbaar dat hij van de politie was en dat hij boetes zou opmaken. Verbalisant gaf ook aan dat betrokkene twee seconden afstand hield. Betrokkene betwist dit ten zeerste.
Betrokkene is van mening dat door toedoen van de verbalisant de beschreven situatie is ontstaan en dat de verbalisant dan geen boetes mag opleggen. Dat is machtsmisbruik, aldus betrokkene.
2.4.
Met betrekking tot de staandehouding stelt de gemachtigde dat de politie een bepaalde mate van overmacht dient te hebben en niet kan afzien van een staandehouding omdat iemand emotioneel is. De verbalisant kon destijds zijn politiepasje laten zien en de bestuurder vanuit zijn auto aanspreken en aangeven dat betrokkene boetes zou krijgen. Dan had de verbalisant net zo goed de bestuurder kunnen manen te volgen of te stoppen, aldus gemachtigde.
Verklaring verbalisant
2.5.
De officier van justitie heeft tweemaal een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In deze aanvullend processen-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
“…Het gedrag van de bestuurder op de weg liet mij denken dat de bestuurder niet voor rede vatbaar was. Tevens reden wij in de spits dus was het erg druk op de weg. Ik zag geen veilige optie om de bestuurder staande te houden…”
“…Ik reed tijdens het constateren van het feit in mijn persoonlijke (privé) auto. Deze auto is niet van de politie of andere overheidsinstantie. Ik heb hier dan ook geen stoptekens/blauwe flitsers of sirene in. Ik had hierdoor dan ook niet de mogelijkheid om het voertuig veilig, en op de juiste wijze, staande te houden. (…) Ik zag dat deze Volvo zonder richting aan te geven naar links opschoof en op rijbaan 1 voor mij ging rijden. (…) Ik zag dat de Volvo nog steeds op rijbaan 1 reed terwijl rijbaan 2 voldoende ruimte had om weer terug te gaan. (…) Ik weet dat verderop op de Coentunnel weg, aan de zijde van Zaandam, rijbaan 1 opgaat in rijbaan 2. Dit wordt aangegeven middels borden en pijlen op het wegdek. Het verkeer wordt middels een verdrijvingsvlak van rijbaan 1 naar rijbaan 2 begeleid. Ik zag dat de Volvo op rijbaan 1 bleef rijden. Ik zag dat de Volvo de tekens op de weg negeerde. Ik zag dat de Volvo rechtdoor reed over het verdrijvingsvlak en hierna pas rijbaan 2 op ging welke weer rijbaan 1 wordt na het verdrijvingsvlak.
Ik, verbalisant (…), stopte rechts van de Volvo, liet wederom mijn politiepas zien, en sprak de bestuurder aan. Ik vroeg waarom hij over het verdrijvingsvlak reed, mij afsneed en nergens richting aan gaf. Ik hoorde de bestuurder meerdere malen het woord “bumperkleven” herhalen. Hieruit kan ik opmaken dat de bestuurder het gevaarlijke/onvoorspelbare rijgedrag enkel vertoonde omdat hij vond dat ik iets niet goed deed…”.
Beoordeling kantonrechter
2.6.
Betrokkene ontkent de gedraging niet, zodat deze vast staat. Betrokkene doet een beroep op de omstandigheden van het geval. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat betrokkene 3000 meter links mocht blijven rijden en geven ook geen aanleiding te twijfelen aan de op ambtseed opgemaakte verklaring van de verbalisant.
2.7.
Betrokkene heeft tevens gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens het aanvullend proces-verbaal in zijn privéauto reed en er geen middelen aanwezig waren om een stopteken te geven aan de bestuurder die de gedraging had verricht. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
2.8.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Proceskosten
2.9.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: