ECLI:NL:RBNHO:2023:8411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
10500934 \ CV EXPL 23-2109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding bij non-conformiteit van onroerende zaak na verkoop

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een onroerende zaak van gedaagden, een vordering ingesteld tot schadevergoeding van € 1.070,38. Eiser stelt dat de geleverde onroerende zaak niet voldoet aan de koopovereenkomst, omdat gedaagden verkeerde informatie hebben verstrekt over de aanwezigheid en de terugplaatsing van een watermeter. Gedaagden hebben echter betwist dat zij aansprakelijk zijn voor de kosten die eiser heeft gemaakt voor de aanleg van een nieuwe wateraansluiting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van non-conformiteit. De koopovereenkomst is niet overgelegd, en de communicatie van gedaagden voorafgaand aan de koop wordt niet betwist. De kantonrechter concludeert dat de informatie over de watermeter niet onjuist was en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de geleverde aansluitleiding niet voldeed aan de verwachtingen uit de koopovereenkomst. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 50,00 voor gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10500934 \ CV EXPL 23-2109 BL
Uitspraakdatum: 23 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J. Wagenmakers
tegen

1.[gedaagde 1]

2.
[gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 24 april 2023 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagde 1] heeft mondeling geantwoord, mede namens [gedaagde 2] .
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagden] een schriftelijke reactie hebben gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van [gedaagden] gekocht een onroerende zaak aan het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: het pand).
2.2.
Voorafgaand aan de koop hebben [gedaagden] , via een e-mail van hun makelaar, op 22 december 2021 het volgende aan [eiser] meegedeeld:
“Rioolaansluiting is aanwezig. Komt voort uit de oude bestaande situatie (toen het ten tijde van de aankoop nog een loods was). Dit geldt ook voor het elektra. Het object is voorzien van 220 en 380. Watermeter is door de eerste eigenaar verwijderd. Volgens verkoper is dit eenvoudig door PWN terug te plaatsen (alleen inpandig een watermeter plaatsen). Het object heeft geen gasaansluiting. (…)”
2.3.
Na de eigendomsoverdracht is een medewerker van PWN (hierna: [medewerker PWN] ) in opdracht van [eiser] ter plaatse geweest. In een e-mail van 22 februari 2022 schrijft [medewerker PWN] het volgende aan [eiser] :
“Op uw verzoek bij deze de onderliggende gedachte voor het volledig laten vervangen van de aansluiting op het drinkwaternet aan de [adres] te [woonplaats] .
U is daarbij kenbaar gemaakt door derden dat er reeds een aansluiting aanwezig was en dat hier slechts een nieuwe meter geplaatst zou hoeven worden.
Bij het voorbereiden van deze aanvraag en bij latere schouw op locatie is gebleken dat er op deze aansluiting geen druk meer stond en dat de aansluitleiding ook van de hoofdleiding was afgekoppeld.
Aangezien deze leiding dus “loos” in de grond lag kon worden aangenomen dat de hier omringende grond op dat moment ook in de leiding aanwezig zou zijn geweest.
Hergebruik hiervan zou daardoor voor gezondheidsrisico’s kunnen zorgen en deze dienen wij ten allen tijde te voorkomen.
Daarnaast was dit een oude leiding die niet meer aan het huidige beleid van PWN voldeed.
Om de hierboven genoemde redenen is er dan ook gekozen voor het volledig saneren van de aansluitleiding naast het plaatsen van de nieuwe watermeter. Slechts hiermee kunnen wij de levering van voldoende en kwalitatief goed drinkwater garanderen.”
2.4.
In een factuur van 21 maart 2022 heeft PWN aan [eiser] in rekening gebracht een bedrag van € 1.070,38 voor
“1 st Aans.leiding tot 40m 1,2-3m3/u bedrijf”. In de toelichting op deze factuur staat dat deze betreft
“het aanleggen van een standaard bedrijfsaansluiting naar de meterkast in het bedrijfspand”.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 1.070,38, te vermeerderen met wettelijke rente. Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de geleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat [gedaagden] verkeerde inlichtingen hebben verstrekt door te beweren dat het ontbreken van een watermeter op eenvoudige wijze verholpen zou kunnen worden, hetgeen onjuist is gebleken.
3.2.
[gedaagden] verweren zich tegen de vordering en voeren daarvoor aan – samengevat – dat het pand bij verkoop voorzien was van een door PWN afgekoppelde en afgedopte tyleen waterleiding met een muurbeugel in de meterkast, waar eenvoudig een nieuwe watermeter geplaatst kon worden. [gedaagden] betwisten aansprakelijk te zijn voor de kosten die [eiser] heeft gemaakt voor de aanleg van een geheel nieuwe bedrijfsaansluiting.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert een schadevergoeding van € 1.070,38. Hij stelt deze schade te hebben geleden omdat het pand dat [gedaagden] hebben geleverd niet voldoet aan de koopovereenkomst. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van non-conformiteit. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.2.
De koopovereenkomst is door partijen niet overgelegd. [eiser] beroept zich op de e-mail van de verkoopmakelaar die onder de feiten is geciteerd. De inhoud daarvan wordt door [gedaagden] niet betwist. Daarmee staat tussen partijen vast dat [gedaagden] voorafgaand aan de koop aan [eiser] hebben meegedeeld dat de verwijderde watermeter eenvoudig door PWN is terug te plaatsen.
4.3.
Uit de stellingen van [eiser] en eerdergenoemde e-mail van [medewerker PWN] blijkt dat na de eigendomsoverdracht daadwerkelijk een nieuwe watermeter door PWN is geplaatst, en dat
daarnaastde aansluitleiding in het pand volledig is gesaneerd. Wat betreft de nieuwe watermeter hebben [gedaagden] gespecificeerd aangevoerd waar en op welke manier deze eenvoudig in de meterkast geplaatst kon worden. Volgens [gedaagden] loopt er een hedendaagse tyleen leiding van buiten, onder de plantenbak die kops tegen de meterkast aan zit, naar binnen de meterkast in, met aan die leiding een muurbeugel voor een watermeter. [eiser] heeft daartegenover geen enkele informatie verstrekt over de wijze waarop de nieuwe watermeter door PWN is geplaatst. Uit niets blijkt dat het plaatsen van die meter als zodanig tot problemen of onvoorziene kosten heeft geleid. Daarmee heeft [eiser] zijn stelling dat hij verkeerd is ingelicht door de mededeling dat de watermeter eenvoudig kon worden teruggeplaatst niet aannemelijk gemaakt.
4.4.
De vordering van [eiser] ziet ook niet op het plaatsen van een nieuwe watermeter daar waar de waterleiding van PWN het pand in komt, maar op het aanleggen van een inpandige nieuwe aansluitleiding naar de meterkast. [eiser] stelt dat hij die aansluitleiding heeft moeten laten saneren omdat PWN anders de levering van kwalitatief goed drinkwater niet zou kunnen garanderen. Voor zover [eiser] daarmee betoogt dat de geleverde aansluitleiding niet voldoet aan hetgeen hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten, heeft hij daarvoor onvoldoende gesteld. De e-mail van de makelaar van [gedaagden] van 22 november 2021 vermeldt niets over de aansluitleiding voor water. Ook de e-mail van [medewerker PWN] van 22 februari 2022 biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. [medewerker PWN] licht toe waarom gekozen is voor het volledig saneren van de aansluitleiding. Hij schrijft dat er geen druk meer op de aansluitleiding stond, dat deze loos in de grond lag hetgeen gezondheidsrisico’s meebracht en dat het een oude leiding was die niet meer aan het huidige beleid van PWN voldeed. Maar dit zegt niets over de inhoud van de koopovereenkomst die partijen hebben gesloten. Verder gaat [medewerker PWN] er in zijn e-mail kennelijk van uit dat derden aan [eiser] hebben meegedeeld dat er een deugdelijke aansluitleiding in het pand aanwezig was. Deze niet nader toegelichte veronderstelling van [medewerker PWN] kan er echter niet toe leiden dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de door [eiser] gevorderde schadevergoeding.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Omdat [gedaagden] in persoon procederen en [gedaagde 1] op de (rol)zitting is verschenen om mondeling te antwoorden, worden de reis-, verblijf- en verletkosten aan de kant van [gedaagden] vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter