In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie. De officier had het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Betrokkene had eerder een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had hiertegen beroep ingesteld. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 25 april 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren.
De kantonrechter overwoog dat de officier van justitie terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de beschikking door de opsporingsinstantie was ingetrokken en het verzoek om proceskostenvergoeding niet kon worden toegewezen. De gemachtigde van betrokkene stelde dat, nu de inleidende beschikking was ingetrokken, het verzoek om proceskostenvergoeding moest worden toegekend. De kantonrechter concludeerde echter dat de intrekking van de beschikking op 14 september 2022 aan betrokkene was verzonden en dat hij op de hoogte was van de vernietiging van de beschikking op het moment dat hij beroep instelde op 23 september 2022.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.