ECLI:NL:RBNHO:2023:8332
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in jeugdstrafrecht na Halt-afdoening
In deze zaak heeft de verdachte op een JOM-zitting een Halt-straf opgelegd gekregen, welke hij positief heeft afgerond. Na het indienen van een klaagschrift door de slachtoffers bij het Gerechtshof, heeft het Openbaar Ministerie de verdachte alsnog gedagvaard. De rechtbank oordeelt dat de vervolging in strijd is met het beginsel van gerechtvaardigd vertrouwen, aangezien het afloopbericht van Halt duidelijk vermeldt dat de zaak is geseponeerd en er geen verdere vervolging zou plaatsvinden. De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, maar dat zijn raadsman gemachtigd was om namens hem te pleiten. De rechtbank overweegt dat de verdachte reeds een Halt-straf heeft ondergaan, wat betekent dat hij niet opnieuw voor dezelfde feiten kan worden vervolgd, in lijn met het ne bis in idem-beginsel. Bovendien is de redelijke termijn voor vervolging overschreden, wat in het jeugdstrafrecht extra gewicht heeft. De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging, waarbij het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht en het gerechtvaardigd vertrouwen van de verdachte zwaarwegende factoren zijn.