ECLI:NL:RBNHO:2023:8330

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/338585 / JU RK 23-549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met complexe opvoedproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een gezinshuis voor zes maanden. De minderjarigen hebben in hun jeugd veel onveiligheid en onvoorspelbaarheid meegemaakt, wat heeft geleid tot ernstige ontwikkelingsbedreigingen. [de minderjarige 2] heeft PTSS opgelopen door diverse gebeurtenissen en vertoont problematisch gedrag, waaronder schoolverzuim en politiecontact. De ouders zijn niet in staat om de nodige structuur en ondersteuning te bieden, waardoor de kinderrechter oordeelt dat een veilige en stabiele opvoedomgeving noodzakelijk is. De ouders hebben onvoldoende grip op de situatie en kunnen de minderjarigen niet adequaat ondersteunen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken van de Raad gegrond zijn en heeft de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing toegewezen, met de verwachting dat dit de situatie van de minderjarigen zal verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
locatie Haarlem
zaaknummer: C/15/338585 / JU RK 23-549
datum uitspraak: 2 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

locatie Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,

[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzoeken, met bijlagen, van de Raad van 11 april 2023, ingekomen bij de griffie op 11 april 2023.
De mondelinge behandeling heeft op 2 mei 2023 met gesloten deuren plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen:
  • [de minderjarige 2] , die apart is gehoord;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de vader;
  • de moeder en haar partner, [partner] .
De vader en de moeder zijn apart van elkaar gehoord.
[de minderjarige 1] is opgeroepen voor een gesprek met de kinderrechter, maar niet verschenen.

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
[de minderjarige 1] woont bij de vader.
[de minderjarige 2] verblijft afwisselend bij de vader en de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt:
  • de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van een jaar;
  • een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een plaatsvervangende omgeving voor de duur van zes maanden;
  • de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad verzoekt dit om redenen als vermeld in de verzoekschriften en de overgelegde rapporten.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader is het niet eens met de verzoeken van de Raad.
Hij vindt het rapport van de Raad te eenzijdig: ook zonder de verzochte maatregelen zou [de minderjarige 2] hulp kunnen krijgen van Kenter. Daar zou hij kunnen beginnen zonder eerst op een wachtlijst te staan. Het is belangrijk dat [de minderjarige 2] intensieve begeleiding krijgt en dat hij iets doet wat hij leuk vindt. Voor [de minderjarige 1] zou een ondertoezichtstelling druk opleveren en dat zou haar geen goed doen. Voor beide kinderen zou een ondertoezichtstelling averechts werken, aldus de vader.
De moeder is het eens met de verzoeken.
Volgens haar is er veel aan de hand. Zij en haar partner hebben gedaan wat ze kunnen om de situatie te verbeteren, maar dat lukt niet; de situatie wordt juist erger.
Er is hulp nodig, zodat [de minderjarige 2] rust en dagbesteding krijgt, en ook de ouders hebben hulp nodig, aldus de moeder.

Het standpunt van de GI

De GI steunt het verzoek van de Raad ten aanzien van [de minderjarige 2] . De GI heeft [de minderjarige 1] nog niet ontmoet en heeft dus nog geen beeld van haar.
Bij [de minderjarige 2] is de GI sinds begin dit jaar betrokken, vanuit het verzuimkader. Als de GI met [de minderjarige 2] spreekt, dan leidt dat tot een goed gesprek. En als hij op school is, doet hij het daar goed: zijn houding is goed en de mentor is over hem te spreken. [de minderjarige 2] geeft aan dat hij onrust en chaos in zijn leven heeft, en dat hij daarvan af wil. Hij doet enorm z’n best, maar weet niet hoe hij rust kan creëren. Hij wil verandering, maar dat lukt hem niet. Hij heeft een vermijdende coping. Zijn ouders vinden het ingewikkeld grip op hem te krijgen.
[de minderjarige 2] heeft veel in z’n mars, maar als het op deze manier doorgaat, zal hij niet naar school gaan.

De mening van [de minderjarige 2]

wil niet uit huis geplaatst worden. Voor hem zou dat als een straf voelen. Hij denkt dat een uithuisplaatsing hem niet zal helpen, maar hem juist dieper in de problemen brengt.

De beoordeling

[de minderjarige 2]
Op basis van het rapport van de Raad en de mondelinge behandeling is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[de minderjarige 2] groeit zodanig op dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Hij heeft in zijn jeugd veel onveiligheid en onvoorspelbaarheid meegemaakt. Recent is door [Praktijk] vastgesteld dat hij door diverse gebeurtenissen PTSS heeft opgelopen. Hij groeit op in twee totaal verschillende gezinnen, waarin het de ouders niet lukt in grote lijnen dezelfde regels en structuur te handhaven. Voor [de minderjarige 2] is vermijden of vluchten (van de ene naar de andere ouder, de straat op of naar vrienden) de manier geworden om met ongemak, angst en ingewikkelde emoties om te gaan. Hierdoor komt hij in een neerwaartse spiraal terecht:
het afgelopen jaar is hij een aantal keer in aanraking gekomen met de politie en er is sprake van veelvuldig schoolverzuim. Hij ervaart onvoldoende ondersteuning van de volwassenen om hem heen om een traject naar verandering gezamenlijk te kunnen dragen.
Gebleken is dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, door de ouders onvoldoende wordt geaccepteerd. De ouders hebben geen grip op [de minderjarige 2] en kunnen hem niet bereiken. Het lukt hen niet [de minderjarige 2] op te vangen en te ondersteunen, noch zijn vermijdende coping te veranderen.
De verwachting is gerechtvaardigd dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 2] in staat zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn.
Omdat de problematiek al lange tijd speelt en complex is, en het naar verwachting nodig is dat langere tijd hulp wordt ingezet om tot verandering te kunnen komen, zal [de minderjarige 2] onder toezicht worden gesteld voor de duur van een jaar.
De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding en onderzoek van zijn geestelijke toestand, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
Niet te verwachten valt dat voornoemde ontwikkelingsbedreiging kan worden weggenomen in de huidige thuissituatie en met de inzet van ambulante hulpverlening.
[de minderjarige 2] heeft een veilige, voorspelbare en stabiele thuissituatie nodig, waarin hem duidelijkheid wordt geboden. Daardoor kan zijn ruimte om te vermijden worden weggenomen en krijgt hij hopelijk de rust en ruimte om de verandering op een veilige manier aan te gaan. De ouders zijn onvoldoende in staat hem dit te bieden, zodat het nodig is dat [de minderjarige 2] tijdelijk een extra opvoedomgeving erbij krijgt, die daarin wel kan voorzien. Ondertussen dient in de opvoedsituaties van de ouders gewerkt te worden aan de doelen. Daarom zal een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis worden verleend voor de verzochte termijn van zes maanden.
Hoewel een dergelijke maatregel bijna altijd ook negatieve bijwerkingen heeft, lijkt deze ingreep toch noodzakelijk om de situatie voor [de minderjarige 2] te verbeteren.
[de minderjarige 1]
Op basis van het rapport van de Raad en de mondelinge behandeling is ook ten aanzien van [de minderjarige 1] voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW.
[de minderjarige 1] groeit zodanig op dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Zij heeft veel onveiligheid en onvoorspelbaarheid in haar jeugd meegemaakt. Zij is mishandeld door de moeder en seksueel misbruikt door de toenmalige partner van de moeder. [de minderjarige 1] heeft al twee jaar geen contact met haar moeder gehad. Zij voelt zich energieloos en somber en het lukt haar niet altijd om naar school te gaan. Zij is zoekende in de manier waarop zij al dan niet contact wil met de moeder. Bij de vader krijgt zij niet de structuur en grenzen die ze nodig heeft. Hij vindt het moeilijk op een constructieve manier die grenzen aan te geven. [de minderjarige 1] zet zelf grote stappen om ervoor te zorgen dat het beter met haar gaat, maar ervaart onvoldoende ondersteuning van de volwassenen om haar heen.
De zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, wordt door de ouders onvoldoende geaccepteerd. Het lukt de vader niet om veranderingen en aangeboden hulp door te zetten wanneer die worden ingezet. Hij ervaart veel herhaling bij de hulpver-leningstrajecten, ervaart hierdoor de trajecten als een belasting en heeft er minder vertrouwen in. De moeder heeft, door haar beschadigde relatie met [de minderjarige 1] , niet de mogelijkheid [de minderjarige 1] te ondersteunen of anderszins haar taak als opvoeder op zich te nemen.
De verwachting is gerechtvaardigd dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] in staat zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige 1] aanvaardbaar te achten termijn.
Omdat de problematiek al lange tijd speelt en complex is, en het naar verwachting nodig is dat langere tijd hulp wordt ingezet om tot een verandering te kunnen komen, zal [de minderjarige 1] onder toezicht worden gesteld voor de duur van een jaar.

De beslissing

De rechtbank:
Stelt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, met ingang van 2 mei 2023 tot 2 mei 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een gezinshuis, met ingang van 2 mei 2023 tot 2 november 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023, in aanwezigheid van mr. J. Leertouwer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.