Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Pré Wonen
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
I. de huurovereenkomst tussen Pré Wonen en [gedaagde] betreffende de woonruimte, gelegen aan de [adres] [plaats] ontbindt per vonnisdatum;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] [plaats] met alle aan haar toebehorende aanwezige goederen en personen te verlaten, met overgifte aan Pré Wonen van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,00;
III. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de boete van € 10.000,00 te vermeerderen met de wettelijke kosten, aan Pré Wonen te voldoen;
IV. [gedaagde] veroordeelt om de kosten van de ontruiming aan Pré Wonen te voldoen, binnen zeven dagen na toezending van en conform het proces-verbaal van ontruiming van de deurwaarder, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.Het verweer
5.De beoordeling
- Pré Wonen heeft tijdens een buurtonderzoek op 6 januari 2021 geconstateerd dat [gedaagde] de deur niet opendeed en dat de brievenbus van [gedaagde] vol zat;
- Pré Wonen is op 11 februari en 3 maart 2021 op huisbezoek geweest, maar [gedaagde] werd niet in de woning aangetroffen;
- op 15 juni 2021 belde een omwonende om aan te geven dat er een ander persoon dan [gedaagde] in de woning woonde die veel overlast veroorzaakte;
- Pré Wonen is op 16 juni 2021 langs gegaan bij de woning waarbij zij hebben geconstateerd dat er andere personen van [gedaagde] in de woning wonen;
- naar aanleiding van dit bezoek heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met Pré Wonen en een medewerker bedreigd;
- Pré Wonen heeft met buren van [gedaagde] gesproken die hebben verklaard dat zij [gedaagde] bijna nooit zien, dat hij er al 1,5 jaar niet meer woont en dat het neefje van [gedaagde] in de woning woont.
- dat op 16 juni 2021 het neefje van [gedaagde] in de woning aanwezig was omdat hij tijdelijk logeerde in de woning;
- dat de emoties van [gedaagde] in het gesprek d.d. 16 juni 2021 de overhand hebben genomen, dat hij daar spijt van heeft maar dat hij niet heeft gedreigd met een pistool;
- dat hij vaak afwezig is in de woning maar dat dat komt omdat [gedaagde] al jarenlang mantelzorger is voor zijn hoogbejaarde moeder;
- dat hij zeer regelmatig en langdurig bij zijn moeder is maar dat hij altijd de bedoeling heeft gehad om terug te keren naar zijn eigen woning;
- dat de onderlinge verhoudingen tussen [gedaagde] en enkele omwonenden op gespannen voet staan waardoor zij [gedaagde] de woning uit willen werken;
- dat de verklaringen anoniem zijn en niet geverifieerd kunnen worden;
- dat [gedaagde] na een problematisch verleden zijn leven eindelijk een beetje op de rit heeft en verlies van de woning desastreus voor hem zou uitpakken.
- ‘Ik heb meneer [gedaagde] al zeker een jaar niet gezien’,
- ‘Woont een oude man, maar hij is niet vaak thuis. Voor zover ik weet woont er niemand anders ik zie nooit iemand anders’,
- ‘Het neefje woont er, maar hij doet gewoon niet open. Die man heb ik al tijden niet gezien’, - ‘Ik zie mijn bovenbuurman heel incidenteel, hij is hier hooguit een keer in de maand’
- Ik zie hem alleen af en toe de post ophalen, Hij woont er al zeker 4 jaar niet meer’,
- Ik zie de betreffende persoon nog maar heel zelden hier bij de woning. Ik weet niet precies hoe vaak. Binnen een paar minuten vertrekt hij dan ook weer. Verder zie ik geen ander teken van leven in en rondom die woning.’