ECLI:NL:RBNHO:2023:8266

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
10437291 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor parkeren zonder vergunning in vergunninghouderszone

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene voor het parkeren zonder vergunning op een parkeerplaats voor vergunninghouders. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 7 juni 2023, waarbij de gemachtigde van betrokkene, S.N. Velker, aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, omdat er geen vergunning zichtbaar was in het voertuig van betrokkene. Betrokkene had aangevoerd dat hij dacht dat Hemelvaartsdag als een officiële zondag gold, waarop parkeren zonder vergunning was toegestaan. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen onderborden waren die deze uitzondering bevestigden. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, omdat deze verzuimd had proceskosten toe te kennen, maar het beroep tegen de boete zelf ongegrond verklaard. De proceskosten voor de fase bij de officier van justitie werden vastgesteld op € 298,50 en voor de kantonrechter op € 418,50, in totaal € 717,00, dat door de Staat moet worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10437291 \ WM VERZ 23-245
CJIB-nummer : 249948358
Uitspraakdatum : 21 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. Namens gemachtigde van betrokkene is S.N. Velker verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (Bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete en door gemachtigde van betrokkene is namens betrokkene aangevoerd dat betrokkene ervan uit ging dat Hemelvaartsdag werd gezien als een officiële zondag. Op zaterdag en zondag mag er namelijk wel geparkeerd worden. Daarnaast is de feitcode gewijzigd en daarbij ten onrechte verzuimd om proceskosten toe te kennen.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren en alsnog, vanwege het wijzigen van de feitcode, proceskostenvergoeding toe te kennen voor de fase bij de officier van justitie.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de beslissing van de officier van justitie
Gemachtigde van betrokkene stelt dat de officier van justitie heeft verzuimd om proceskosten toe te kennen, terwijl er een wijziging van de feitcode heeft plaatsgevonden. De kantonrechter volgt dit verweer en zal alsnog een proceskostenvergoeding toe kennen voor de fase bij de officier van justitie. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Omdat de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
2.5.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s en een plattegrond, is het volgende vermeld:
“(…)Ik zag dat er een personenauto van het merk Ford, type MUSTANG MACH-E, kleur grijs, geparkeerd stond in een parkeervak voorzien van RVV bord E8 met onderbord “Opladen elektrische voertuigen” aangeduid was en een tweede onderbord met twee pijlen naar de daarvoor gelegen parkeervakken wezen. Deze parkeervakken zijn gelegen binnen een vergunninghouders zone aangeduid met RVV bord E9. (…) Toen ik bij het voertuig aankwam, was er niemand bij het voertuigaanwezig. Ik zag het voertuig van betrokkene geparkeerd staan en zag geen zichtbare parkeervergunning achter de voorruit van de voornoemde personenauto liggen. (…) Bij deze borden zijn er geen onderborden aanwezig die een uitzondering biedt voor zon- en feestdagen. (…)”
In artikel 67, eerste lid, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) is bepaald dat onder verkeersborden aangebrachte onderborden een nadere uitleg van het verkeersbord kunnen inhouden.
De verbalisant heeft verklaard dat er bij het bord E9 geen onderbord was geplaatst waarop de uitzondering is vermeld voor zon- en feestdagen. Dit betekent dat er ook op zon- en feestdagen een vergunning gebruikt moet worden. Er lag, zoals te zien is op de door de verbalisant overgelegde foto’s, geen vergunning in het voertuig, zodat de gedraging is komen vast te staan en de boete terecht is opgelegd. Betrokkene is er ten onrechte van uitgegaan dat er ter plaatse geparkeerd mocht worden zonder vergunning om zijn voertuig op te laden. Dit is echter, naar het oordeel van de kantonrechter, geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.6.
Proceskosten
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 717,00. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 298,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 418,50 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,25, waarde per punt € 837,00). Omdat het enkel gaat om de proceskostenvergoeding past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 717,00 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: