ECLI:NL:RBNHO:2023:8243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
10421015
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van boete wegens niet-naleving procedurele vereisten bij verkeershandhaving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een opgelegde verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Na het indienen van beroep bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, heeft de betrokkene de zaak aan de kantonrechter voorgelegd. Tijdens de zitting op 26 mei 2023 zijn zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete was opgelegd voordat de eerste boete was verzonden, wat in strijd is met de geldende procedurele vereisten. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen waarschuwingsbrief was verzonden en dat er twijfels bestonden over de rechtmatigheid van de handhaving. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 1.284,75 bedragen.

De uitspraak benadrukt het belang van naleving van procedurele vereisten bij de oplegging van verkeersboetes en bevestigt dat een boete niet kan worden opgelegd zonder dat de juiste procedures zijn gevolgd. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de betrokkene in het gelijk gesteld, waardoor de boete nietig is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10421015 \ WM VERZ 23-215
CJIB-nummer : 250730831
Uitspraakdatum : 30 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
2.2.
De verweren tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde van betrokkene heeft namens betrokkene in het beroepschrift aangevoerd dat er niet is voldaan aan de vereisten uit het beleidskader, omdat er geen waarschuwingsbrief is verzonden, niet blijkt of de camera 5 minuten vóór en ná het tijdvak wordt geactiveerd en uitgezet, er een deugdelijke vooraankondiging van de geslotenverklaring is en of de bebording maandelijks wordt geschouwd. De gemachtigde stelt dan ook dat de verbalisant onbevoegd was om de boete op te leggen. Ook blijkt niet uit de stukken of er een aanvraag is ingediend of dat instemming is verleend om te handhaven. Tevens voert gemachtigde van betrokkene aan dat er een matiging moet plaatsvinden van 25 procent omdat er niet fysiek is gehoord, maar slechts telefonisch. Er is tevens sprake van opeenstapeling van boetes.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat aan betrokkene meerdere boetes in korte tijd zijn opgelegd en heeft de kantonrechter in lijn met het hof [1] verzocht om de eerste boete in stand te laten en de daaropvolgende boetes, tot het moment dat betrokkene er bekend mee is geworden, te vernietigen.
2.4.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De kantonrechter stelt vast dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het handelen in strijd met gesloten verklaring. Op zichzelf moeten deze gedragingen worden aangemerkt als aparte en te onderscheiden overtredingen, waarvoor ook telkens een boete kan worden opgelegd. De kantonrechter volgt het voorstel van de vertegenwoordiger van de officier van justitie. Onderhavige boete is namelijk opgelegd voordat de eerste boete is verzonden. Gelet hierop ziet de kantonrechter aanleiding om de beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie te vernietigen. Het beroep is daarom gegrond. Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard behoeven de overige beroepsgronden tegen de opgelegde boete geen bespreking meer.
2.5.
Proceskosten
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2023, te vinden op rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2023:1663.