In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 juli 2023 een verzoek ingediend om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, omdat zij gespecialiseerde behandeling nodig heeft die niet meer vanuit de thuissituatie kan worden geboden. De moeder van [de minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar heeft onvoldoende vertrouwen in de vrijwillige hulpverlening, wat de onderlinge band onder druk zet.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 augustus 2023 heeft de moeder aangegeven het eens te zijn met het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door agressief gedrag en onvoldoende inzicht in de gevolgen van haar handelen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling [GI] voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 8 augustus 2023. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.