ECLI:NL:RBNHO:2023:8182

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/342167 / JU RK 23-1113
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 juli 2023 een verzoek ingediend om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, omdat zij gespecialiseerde behandeling nodig heeft die niet meer vanuit de thuissituatie kan worden geboden. De moeder van [de minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar heeft onvoldoende vertrouwen in de vrijwillige hulpverlening, wat de onderlinge band onder druk zet.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 augustus 2023 heeft de moeder aangegeven het eens te zijn met het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door agressief gedrag en onvoldoende inzicht in de gevolgen van haar handelen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige].

De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling [GI] voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 8 augustus 2023. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/342167 / JU RK 23-1113
Datum uitspraak: 7 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Haarlem,
betreffende de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad van 19 juli 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de gecertificeerde instelling [GI] , gevestigd te [plaats] (hierna te noemen: de GI), vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
[de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter in raadkamer te worden gehoord, waarvan ze geen gebruik heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld tot 18 mei 2023. De kinderrechter heeft toen ook een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 17 mei 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld, welke ondertoezichtstelling nog voortduurt tot 8 augustus 2023. De kinderrechter heeft toen ook een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie tot 5 juni 2023.
2.4.
Bij beschikking van 14 juni 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie tot 8 augustus 2023.
2.5.
Bij beschikking van 18 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welke machtiging thans nog voortduurt tot 8 augustus 2023.
2.6.
[de minderjarige] verblijft sinds 18 juli 2023 op groep [groep] van [accomodatie jeughulpaanbieder] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] (definitief) onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van een jaar.
3.2.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van een jaar.
3.3.
Tot slot verzoekt de Raad de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
De Raad is van mening dat de verzochte ondertoezichtstelling van [de minderjarige] noodzakelijk is omdat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] kan agressief gedrag laten zien, heeft onvoldoende inzicht in de gevolgen van haar gedrag en belandt daardoor in gevaarlijke en kwetsbare situaties waarbij er over haar fysieke grenzen wordt gegaan. [de minderjarige] is gebaat bij duidelijkheid en structuur en door de continue wisselingen van plekken is er momenteel geen ruimte om de ingrijpende gebeurtenissen in haar leven een plek te geven of om – vanuit relatie met mensen om haar heen – te leren en te groeien. Dit maakt haar kwetsbaar en geeft haar mogelijk ook stress en spanning waardoor zij wordt bedreigd in haar ontwikkeling.
3.5.
De Raad vindt dat de moeder op dit moment voldoende bereid maar onvoldoende in staat is onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen, doordat zij geen vertrouwen heeft in de vrijwillige hulpverlening. Daardoor staat de onderlinge band met [de minderjarige] onder druk. De moeder wordt te veel in beslag genomen door het regelen van praktische zaken rondom de hulpverlening.
3.6.
De verwachting is dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn weer zelf kan dragen.
3.7.
De Raad vindt dit een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar passend, omdat er tijd nodig is om de juiste hulp te volgen en in te grijpen wanneer dit nodig blijkt. Dit kost tijd.
3.8.
De Raad vindt ook uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk, omdat [de minderjarige] gespecialiseerde behandeling nodig heeft die niet (meer) thuis kan worden ingezet, omdat er sprake is geweest van onveilige situaties thuis. (Vooralsnog) is het perspectief van [de minderjarige] dat zij zal doorstromen naar begeleid wonen en dat een (volledige) thuisplaatsing niet langer tot de mogelijkheden behoort. De Raad dient een en ander echter nader te onderzoeken en acht gelet op het voorgaande een uithuisplaatsing voor de duur van een jaar passend. Het is noodzakelijk dat de ouder-kind band gewaarborgd en veilig blijft en daarvoor is zeer intensieve systemische hulpverlening noodzakelijk, aldus de Raad.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting aangegeven dat ze het eens is met het verzochte.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen hebben ter zitting aangegeven dat zij geen verwijzing wensen, hoewel een andere rechtbank relatief bevoegd is op grond van de woonplaats van [de minderjarige] . De zaak wordt daarom in overeenstemming van artikel 270, eerste lid, laatste volzin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet verwezen, maar door de kinderrechter van deze rechtbank behandeld.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat uit de omstandigheid dat [de minderjarige] agressief en zelfbepalend gedrag kan laten zien, onvoldoende inzicht heeft in de gevolgen van haar gedrag en daardoor in gevaarlijke en kwetsbare situaties terecht komt waarbij over haar fysieke grenzen wordt gegaan. Er zijn ook zorgen over de seksuele contacten van [de minderjarige] . Ze is gebaat bij duidelijkheid en structuur en door de continue wisseling van plekken is er tot nu toe geen ruimte geweest om de ingrijpende gebeurtenissen in haar leven een plek te geven of om – vanuit relatie met mensen om haar heen – te leren en te groeien. Dit maakt [de minderjarige] kwetsbaar en geeft haar mogelijk ook stress en spanning waardoor zij in haar ontwikkeling wordt bedreigd.
5.3.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat de moeder onvoldoende vertrouwen heeft in de vrijwillige hulpverlening waardoor de band tussen haar en [de minderjarige] onder druk staat.
5.4.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de moeder die het gezag uitoefent, binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen, zoals hierna bepaald.
Gelet op de aanwezige problematiek, de gestelde doelen en de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
5.6.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is ook gebleken dat [de minderjarige] gespecialiseerde behandeling nodig heeft die in en vanuit de thuissituatie niet (meer) kan worden geboden. Er is ook zeer intensieve systemische hulpverlening nodig om de ouder-kindband veilig en gewaarborgd te houden. Het gaat nog niet goed met [de minderjarige] , maar er is – in tegenstelling tot de periode van haar verblijf bij het Schakenbos – niet meer sprake van stilstand maar van vooruitgang. [de minderjarige] is gemotiveerd om te leren omgaan met haar emoties. [accomodatie jeughulpaanbieder] biedt rust, reinheid en regelmaat, waardoor [de minderjarige] meer ruimte krijgt om verder te groeien.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding of tot onderzoek van haar geestelijke of lichamelijke gesteldheid en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Het verzoek van de Raad zal daarom worden toegewezen, eveneens voor de duur van twaalf maanden.
5.8.
De kinderrechter acht beide maateregelen voor de duur van twaalf maanden passend omdat aannemelijk is dat die tijd nodig zal zijn voor de geïndiceerde behandeling en hulpverlening. Daarnaast moet ook het toekomstperspectief van [de minderjarige] zorgvuldig worden bezien.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de minderjarige [de minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling [GI] , gevestigd te [plaats] , met ingang van 8 augustus 2023 tot 8 augustus 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 8 augustus 2023 tot 8 augustus 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023 door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 15 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.