ECLI:NL:RBNHO:2023:8121

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
10392695 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 12 mei 2023 is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen, evenals betrokkene zelf.

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, betreft het als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene betwist de opgelegde boete en stelt dat hij niet de bestuurder was, maar dat zijn gemachtigde dat was. Tevens wordt aangevoerd dat er geen foto van de gedraging aanwezig is, wat in strijd zou zijn met de beleidsregels. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter aangegeven dat de gedraging kan worden vastgesteld op basis van een per e-mail overgelegde foto.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet heeft voldaan aan de informatieplicht, omdat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet zijn verstrekt. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en deze beslissing moet worden vernietigd. De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of de boete terecht is opgelegd. Op basis van schouwrapporten en de overgelegde foto is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was en dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep tegen de beschikking ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10392695 \ WM VERZ 23-165
CJIB-nummer : 246290275
Uitspraakdatum : 26 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
[gemachtigde]

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en namens betrokkene heeft gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat betrokkene niet de bestuurder was van het voertuig, maar de gemachtigde. Daarnaast is in strijd gehandeld met de beleidsregels, er ontbreekt namelijk een foto van de gedraging.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat de gedraging op basis van de per e-mail overgelegde foto kan worden vastgesteld en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de informatieplicht
De kantonrechter begrijpt dat gemachtigde een beroep doet op de schending van de informatieplicht. Het is vaste rechtspraak van het hof dat de officier van justitie, op grond van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de fase van het administratief beroep gehouden is op verzoek aan de indiener van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. In zaken als deze gaat het – in ieder geval – om het zaakoverzicht en (indien van toepassing) een foto van de gedraging. Dat is niet gebeurd, zodat de officier van justitie niet heeft voldaan aan de informatieplicht. Dit betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
2.5.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Gemachtigde van betrokkene stelt terecht dat er op de foto van de gedraging die zich bij de stukken bevindt geen C-bord zichtbaar is en verwijst hiervoor naar diverse uitspraken. De uitspraken waar betrokkene naar verwijst zijn achterhaald. Het hof heeft in het arrest van 14 juni 2018 [1] , geoordeeld dat het niet zichtbaar zijn van het C-bord op de foto op een andere wijze kan worden ondervangen. Bij de stukken bevinden zich schouwrapporten waaruit dit volgt. Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene, op het moment van het nemen van de foto, het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedraging het C-bord was geplaatst en is gepasseerd. Dit wordt tevens ondersteund met een van de gedraging gemaakte foto. De gedraging kan dan ook voldoende worden vastgesteld. Artikel 5 WAHV bepaalt dat wanneer is vastgesteld dat een gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, maar niet meteen is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de boete wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Anders dan namens betrokkene is aangevoerd gaat het er dus niet om of betrokkene zelf op de in de beschikking vermelde tijd en plaats is geweest, maar om de vraag of voldoende vaststaat dat de auto (of aanhangwagen) waarvan het kenteken op dat moment op naam van betrokkene stond daar is geweest en of daarmee de vermelde gedraging is verricht. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen namens betrokkene is aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juni 2018 te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2018:5537