Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) According to EC Regulation 261/2004 and due to circumstances leading to this flight irregularity we would like to offer your client EUR 600 compensation payment without recognition of a legal obligation and prejudice to the factual and legal situation. In addition we respectfully request you to provide a copy of your photo ID. Document numbers and personal information except name, photo and address should be redacted (blackened). This ensures payments reach only the intended recipient. (…).”
(…) You stated that you require proof of identification. You requested an ID with the photo of the passenger(s). As we have explained before, we are not able to hand over these documents. From 25 May 2018, the General Data Protection Regulation (GDPR) is in force. Since the implementation we are not allowed to process (let alone share with you) photos on ID documents of our passengers (…. ).”
(…) We appreciate your effort in providing us the requested document. However, the photo of the passenger in the photo ID you have provided is covered. Therefore, we respectfully requests you to provide a copy of a photo ID of the entitled passenger. Document numbers and personal information except name, photo and address should be redacted (blackened). This ensures payments reach only the intended recipient. (…).”
3.De vordering
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
Deze overeenkomst is tot stand gekomen door aanbod en aanvaarding. De vervoerder is echter niet tot betaling over gegaan. De passagier vordert daarom nakoming van de betalingstoezegging. Subsidiair heeft de passagier aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
4.Het verweer
5.De beoordeling
6.De beslissing
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 264,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;