ECLI:NL:RBNHO:2023:8042

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/340975 / KG ZA 23-309
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige omgangsregeling en vaststelling informatieregeling in kort geding na strafrechtelijke veroordeling voor huiselijk geweld

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarige dochter hebben. De man, die recentelijk strafrechtelijk is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van de vrouw, heeft een verzoek ingediend voor een voorlopige omgangsregeling met zijn dochter. De vrouw heeft echter aangegeven dat zij en haar gezin zich onveilig voelen bij een omgangsregeling, gezien de eerdere geweldsincidenten en de huidige situatie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende waarborgen zijn voor de veiligheid van de vrouw en haar gezin, en heeft de vordering van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. De vrouw leeft onder zware spanning en de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat deze spanning ook invloed heeft op de minderjarige. De voorzieningenrechter heeft wel een voorlopige informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw verplicht is om de man maandelijks schriftelijk te informeren over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot hun dochter. Daarnaast is de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar een geschikte omgangsregeling, zodat er in de bodemprocedure een goed onderbouwd advies kan worden gegeven. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/340975 / KG ZA 23-309
Vonnis in kort geding van 31 juli 2023
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats]
,
eiser,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de vrouw],
wonende te op een bij de rechtbank bekend adres
,
gedaagde,
advocaat mr. E.B.R. van Griethuysen, kantoorhoudende te Haarlem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 juli 2023, met bijlagen 1-6;
- bijlage 7, van de advocaat van de man, ingekomen op 13 juli 2023;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen 1-8, ingekomen op 14 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 17 juli 2023
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Verder was [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) aanwezig.
1.3.
De man heeft ter zitting zijn vordering gewijzigd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende een periode van circa anderhalf jaar een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben samengewoond.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] .
2.3.
De man heeft [de minderjarige] erkend. De vrouw heeft van rechtswege het gezag over [de minderjarige] . De vrouw heeft uit eerdere relaties drie andere kinderen.
2.4.
Partijen hebben in het kader van een kort geding zaak (bekend onder zaaknummer C/15/323919/KG ZA 21-649) overeenstemming bereikt over een omgangsregeling en dit is door deze rechtbank vastgelegd in een proces-verbaal van 6 januari 2022. De mondelinge behandeling van deze zaak is vervolgens niet doorgegaan. Partijen hebben de volgende omgangsregeling afgesproken:
“ [de minderjarige] zal met ingang van heden elke woensdag van 09:00 uur tot 12:00 uur en elke zaterdag van 10:00 uur tot 14:00 uur omgang hebben met haar vader in de woning van de moeder van vader. De moeder van vader zal bij deze omgangsmomenten aanwezig zijn. Hierbij geldt dat de moeder van [de minderjarige] zorg draagt voor het halen en brengen van en naar de woning van de moeder van vader;
De vader meldt zich – voor zover hij dit nog niet heeft gedaan – aan voor een therapie die gericht is op het reguleren van emotie en/of agressie;
Partijen zullen zich wenden tot een nader door de vrouw te bepalen instantie teneinde deel te nemen aan vorm van ouderschaps-bemiddeling c.q. relatietherapie, dan wel een andere therapie die erop gericht is om de onderlinge verstandhouding te verbeteren en het gezamenlijk ouderschap vorm te geven.”
2.5.
Bij vonnis van 7 juli 2022 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem is de man veroordeeld voor – samengevat – de mishandeling en bedreiging van de vrouw tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens heeft de strafrechter – voor zover hier relevant - een aantal bijzondere voorwaarden en maatregelen opgelegd, t.w.:
“Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
  • zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
  • gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [verblijfadres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering het locatiegebod laten vervallen.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van TWEE (2) JAREN op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [de vrouw] . Voor wat betreft het tot stand komen en uitvoeren van een omgangsregeling tussen de veroordeelde en zijn kind, zal het contact verlopen via de advocaten van partijen en de betrokken officiële instantie(s) en alleen voor zover dat noodzakelijk is in het belang van het kind.”
2.6.
De man heeft een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling en een informatieregeling bij de rechtbank ingediend, welk verzoek op 30 juni 2023 is ontvangen. De procedure is bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/341424 / FA RK 23-3029.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert
,na wijziging ter zitting, dat de voorzieningenrechter een voorlopige omgangsregeling vaststelt tussen de man en [de minderjarige] van één keer in de twee weken twee uur contact, waarbij de omgang begeleid plaatsvindt bij [locatie] .
Hij stelt hiertoe het volgende. In de periode tijdens en na de detentie van de man is er tussen de advocaten contact geweest over de omgangsregeling. Hierop gaf de advocaat van de vrouw aan dat de vrouw niet inziet hoe op dit moment op een veilige manier uitvoering gegeven kan worden aan een (nieuwe) omgangsregeling waarbij zijzelf, [de minderjarige] en de rest van haar gezin geen gevaar lopen. Ondanks de afwijzing via de advocaat hebben er tussen oktober 2022 en maart 2023 diverse contacten plaatsgevonden tussen de man en [de minderjarige] . De man heeft vanaf maart 2023 [de minderjarige] niet meer mogen zien. De vrouw wil niet meewerken aan begeleid contact. Zij stelt dat het contact tussen de man en [de minderjarige] een gevaar zal opleveren voor haar of het kind.
De man is van mening dat het in het belang van [de minderjarige] is dat er op een zo kort mogelijke termijn herstel van contact zal plaatsvinden. In afwachting van de bodemprocedure kunnen de man en [de minderjarige] contact met elkaar hebben bij [locatie] . [locatie] is een veilige omgeving waarbij ook vrijwilligers aanwezig zijn om de omgang in de gaten te houden. Bij het halen en brengen van [de minderjarige] hoeven de ouders elkaar ook niet te zien.
3.2.
De man vordert ook de informatieregeling vast te leggen zoals door hem is beschreven onder randnummer 22 van zijn dagvaarding, te weten:
“Om die reden vordert de man de volgende informatieverplichting waarbij de vrouw op de eerste van elke maand de man schriftelijk informeert over de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [de minderjarige] . Hieronder valt in ieder geval informatie over de gezondheid en ontwikkeling van [de minderjarige] , afspraken bij het consultatiebureau en informatie over de kinderopvang, indien aan de orde. De man vordert tevens te bepalen dat de vrouw gehouden is om elke maand een gelijkende foto van [de minderjarige] aan de man te zenden.”
Hij stelt hiertoe het volgende. De vrouw wil niet meer vrijwillig meewerken aan een informatieregeling, waardoor de man geen informatie meer ontvangt over [de minderjarige] .
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij stelt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn vordering, althans dat zijn vordering moet worden afgewezen. Voorts dient de man veroordeeld te worden in de proceskosten.
Zij stelt hiertoe het volgende. De relatie tussen partijen is door de vrouw beëindigd vanwege ernstig huiselijk geweld van de man richting de vrouw. De dreiging vanuit de man richting de vrouw en haar netwerk is na zijn detentie niet gestopt. De man vertoont zeer impulsief en emotioneel ongecontroleerd gedrag zoals extreme woede-uitbarstingen. De kinderen, waaronder [de minderjarige] , hebben dit allemaal meegekregen en zij krijgen hier ook hulp voor. De vrouw staat in de toekomst open voor omgang tussen de man en [de minderjarige] , maar daarvoor is van belang dat de man eerst aan zichzelf werkt. Zo dient de man te werken aan zijn emotieregulatie en woedebeheersing, zodat het in de toekomst veilig is voor de vrouw en haar gezin. [locatie] is nu dan ook geen optie voor de vrouw. De vrouw is ook van mening dat een meer gespecialiseerde instelling dan [locatie] partijen moet begeleiden bij een eventuele omgang.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Uit de omstandigheid dat de man al enige tijd geen contact meer heeft met [de minderjarige] volgt de spoedeisendheid van dit kort geding.
voorlopige omgangsregeling
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kind het recht heeft op omgang met beide ouders en dat dit recht slechts kan worden ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
4.4.
De man heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt, waarin hij (onder meer) heeft verzocht om vaststelling van een omgangsregeling. Aan de orde is de vraag of, in afwachting van een beslissing daarover in de bodemprocedure, een voorlopige omgangsregeling moet worden vastgesteld.
4.5.
Het is de voorzieningenrechter gebleken dat partijen een zeer turbulente relatie hebben gehad waarbij er veel gebeurd is. Zo is de man strafrechtelijk veroordeeld voor de mishandeling en bedreiging van de vrouw en heeft hij hiervoor een gevangenisstraf uitgezeten. Er geldt nog steeds een contactverbod voor de man richting de vrouw. De man is recentelijk opnieuw gedetineerd geraakt omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden.
4.6.
De man heeft ter zitting verder naar voren gebracht dat hij gesprekken heeft met Reclassering en dat hij therapie krijgt bij de Waag. De man hoopt bij de Waag te kunnen leren hoe hij met zijn emoties moet omgaan. Het is voor de man prettig om hierover te praten met iemand. Verder stelt de man dat de sfeer tussen partijen voor de detentie vijandelijk was, maar dat dit nu niet meer het geval is. Zo gingen partijen samen met [de minderjarige] naar het speelparadijs, zodat de man zijn dochter kon zien. Dit verliep goed en er is geen sprake geweest van het afdwingen van contact door de man, zoals de vrouw stelt.
4.7.
De vrouw heeft ter zitting verder naar voren gebracht dat zij nog steeds veel dreiging ervaart vanuit de man. Zo zou de man afgelopen week langsgereden zijn bij de dagbesteding van haar broertje wat uitmondde in een scheldpartij, hetgeen de man ontkent. De vrouw heeft continu het gevoel dat zij aan het overleven is. Zij heeft ook veelvuldig contact met de politie als zij ergens naartoe moet. De politie had de ochtend van de mondelinge behandeling ook de vrouw gebeld om een plan door te spreken. De vrouw wil heel graag dat de man een band kan opbouwen met zijn dochter, maar dan moet hij eerst werken aan zijn opvliegende gedrag.
4.8.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de man afwijzen. Gelet op het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken zijn er dit moment, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, onvoldoende waarborgen om de veiligheid van de vrouw en haar gezin te garanderen bij een omgangsmoment. De vrouw leeft onder zware spanning en zij ervaart veel last van het idee dat zij de man kan tegenkomen. Dat de vrouw in de ochtend voor de mondelinge behandeling contact heeft gehad met de politie, acht de voorzieningenrechter hiervoor kenmerkend. Verder lijkt bij de vrouw op dit moment, zoals de Raad heeft aangegeven, geen draagkracht te zijn voor een omgangsregeling omdat deze bij de vrouw veel spanning genereert en veel energie kost.
Daarnaast is van belang dat de spanning die de vrouw ervaart invloed heeft op [de minderjarige] . Zoals de Raad ter zitting heeft aangegeven, is [de minderjarige] nog erg jong en sterk verbonden met haar moeder. Dit heeft tot gevolg dat [de minderjarige] de spanningen voelt die de vrouw ervaart. Onder die omstandigheden kan van onbelast contact met [de minderjarige] met de man geen sprake zijn, hetgeen een belemmering vormt voor haar emotionele ontwikkeling. Een voorlopige omgangsregeling wordt gelet op het voorgaande dan ook niet in het belang van [de minderjarige] en de vrouw geacht. Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat het wenselijk is dat de Raad eerst onderzoek doet voordat over de omgang van de man met [de minderjarige] een beslissing kan worden genomen (zie 4.11 e.v.).
voorlopige informatieregeling
4.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de ouder bij wie het kind verblijft gehouden is de ouder bij wie het kind niet verblijft (ook als deze niet met het gezag over het kind is belast) te informeren over belangrijke aangelegenheden en de ontwikkelingen van het kind. De voorzieningenrechter kan, vooruitlopend op de lopende bodemprocedure, een voorlopige informatieregeling vaststellen.
4.10.
De advocaat van de man heeft ter zitting naar voren gebracht dat de vrouw bereid is om informatie over [de minderjarige] te verstrekken aan de man via tussenkomst van de advocaat van de man. De advocaat van de man zal toezien dat deze afspraken worden nageleefd en dat informatie niet wordt gedeeld op social media of aan derden. De voorzieningenrechter zal de aldus tussen partijen overeengekomen informatieregeling zorgvuldigheidshalve opnemen in de beslissing.
Raad voor de Kinderbescherming
4.11.
Ter zitting hebben beide partijen naar voren gebracht dat zij graag zien dat de Raad onderzoek gaat doen naar een geschikte omgangsregeling. In het Raadsonderzoek kunnen dan ook de stappen van de man bij Reclassering en de therapie bij de Waag meegenomen worden, zodat er voor de bodemprocedure een actueel en volledig beeld is.
4.12.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat een onderzoek door de Raad nodig is over de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang is van [de minderjarige] en de wijze waarop deze omgangsregeling dient plaats te vinden. Vooruitlopend op de behandeling van de aanhangige bodemprocedure, geregistreerd onder zaaknummer C/15/341424 / FA RK 23-3029, zal de Raad uit praktisch oogpunt alvast worden verzocht om onderzoek te doen en advies te geven over de omgang tussen de man en [de minderjarige] . Hierbij dient de omstandigheid dat er thans sprake is van een contactverbod meegenomen te worden in verband met de praktische uitvoerbaarheid van een eventuele omgangsregeling.
kosten van het geding
4.13.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
informatieregeling
5.1.
bepaalt, totdat anders wordt beslist, dat de vrouw de man maandelijks schriftelijk via de advocaten informeert over belangrijke aangelegenheden en de ontwikkelingen van [de minderjarige] ;
omgang5.2. verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren in de bodemprocedure met zaak-/rekestnummer C/15/341424 / FA RK 23-3029 over de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang is van [de minderjarige] en de wijze waarop deze omgangsregeling dient plaats te vinden;
de voorzieningenrechter verzoekt de Raad in zijn correspondentie aan de rechtbank het hiervoor genoemde zaak-/rekestnummer van de bodemprocedure te vermelden;
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf MSM en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. Sicking op 31 juli 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.