ECLI:NL:RBNHO:2023:8006

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10350341 \ WM VERZ 23-145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete voor parkeren in openbaar groen

Op 4 april 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarbij betrokkene in beroep ging tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het laten staan van een voertuig in een park, plantsoen of op groenstroken. De officier van justitie verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was betrokkene aanwezig, maar zijn gemachtigde was niet verschenen. Betrokkene gaf aan geen contact meer te hebben kunnen krijgen met zijn gemachtigde. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie in strijd had gehandeld met de inzageplicht, omdat hij aanvullende informatie van de verbalisant niet had toegestuurd aan de gemachtigde van betrokkene voordat op het beroep werd beslist. Hierdoor verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze beslissing. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter of de boete terecht was opgelegd. Betrokkene erkende dat hij zijn voertuig had geparkeerd op een plek waar dat niet was toegestaan, maar voerde aan dat hij dit deed omdat de parkeerplaatsen vol waren. De kantonrechter oordeelde dat een gebrek aan parkeerplaatsen geen geldige reden was om het voertuig op die plek te parkeren en verklaarde het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond. Het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10350341 \ WM VERZ 23-145
CJIB-nummer : 243060282
Uitspraakdatum : 4 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : D.G.J.A. Coenen, DMJI Juridische Dienstverlening te Zevenaar.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. Betrokkene is wel verschenen en heeft op de zitting aangegeven dat hij geen contact meer heeft kunnen krijgen met zijn gemachtigde.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig laten staan in park, plantsoen openbare beplanting of groenstroken.
Procedure officier van justitie
2.2.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat de officier van justitie in strijd heeft gehandeld met het inzageplicht en afschriftenrecht. Gemachtigde stelt dat hij pas nadat de officier van justitie de beslissing heeft gewezen kennis heeft kunnen nemen van de aanvullende verklaring van de verbalisant.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat een redelijke uitleg van artikel 7:18, vierde lid, Awb mee brengt dat de officier van justitie nieuwe of aanvullende op de zaak betrekking hebbende stukken, die hij ontvangt voordat op het beroep is beslist, moet toezenden aan de indiener van het beroepschrift als om de stukken is verzocht. De officier van justitie had in dit geval dus de aanvullende informatie van de verbalisant moeten toezenden aan de gemachtigde, alvorens te beslissen op het beroep. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Omdat de beslissing van de officier van justitie vanwege het voorgaande al wordt vernietigd, behoeven de overige gronden gericht tegen die beslissing niet meer te worden besproken en beoordeeld.
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
Procedure kantonrechter
2.4.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Ter zitting stelt betrokkene dat hij zich de specifieke situatie niet meer kan herinneren. Aan de hand van de ter zitting bekeken foto’s van de gedraging erkent betrokkene dat hij ter plaatse heeft geparkeerd. Tevens erkent betrokkene dat hij weet dat dat niet mag. Betrokkene doet een beroep op de omstandigheden en stelt dat het een grasveldje vlak bij zijn woning betreft en hij vermoedt dat alle parkeerplaatsen destijds vol waren. Net zoals andere bewoners vaak doen, heeft hij zijn bus in het gras geparkeerd. Dan ben je niemand tot last. Als er een parkeerplaats vrij komt zet je je auto alsnog op die parkeerplaats, aldus betrokkene.
2.5.
De kantonrechter overweegt dat een beperkt aanbod van parkeerplaatsen geen goede reden is om het voertuig ter plaatse te parkeren. Ook het verweer dat het voertuig niet hinderlijk stond geparkeerd treft geen doel omdat dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging.
2.6.
Gelet op het feit dat betrokkene in persoon op de zitting is verschenen en de gedraging heeft erkent, kan de gedraging worden vastgesteld en behoeven de overige door de gemachtigde van betrokkene ingediende gronden gericht tegen inleidende beschikking naar het oordeel van de kantonrechter geen bespreking meer.
2.7.
De boete is terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
2.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: