ECLI:NL:RBNHO:2023:8005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10350445 \ WM VERZ 23-154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 4 april 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beschikbare bewijsstukken, waaronder foto’s van de gedraging. De betrokkene ontkende dat hij een mobiel elektronisch apparaat vasthield en stelde dat hij een ander voorwerp had vastgehouden. De verbalisant had echter met een camerasysteem waargenomen dat de betrokkene tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield. De kantonrechter concludeerde dat de foto’s in het dossier voldoende bewijs boden voor de gedraging en dat de verklaring van de verbalisant geloofwaardig was. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene onvoldoende had onderbouwd dat het voorwerp dat hij vasthield geen mobiel elektronisch apparaat was.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in verkeerszaken en de rol van de verbalisant in het vaststellen van gedragingen die in strijd zijn met de verkeerswetgeving. De betrokkene heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10350445 \ WM VERZ 23-154
CJIB-nummer : 249621671
Uitspraakdatum : 11 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent een mobiel elektronisch apparaat te hebben vastgehouden tijdens het rijden. Betrokkene heeft wel een ander voorwerp vastgehouden. De verbalisant moet zich hebben vergist en dit voorwerp hebben aangezien voor een mobiel elektronisch apparaat. Op de foto is op geen enkele wijze duidelijk dat dit een apparaat betreft dat voor mobiele communicatie kan worden gebruikt, aldus betrokkene.
2.3.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, zag met een camerasysteem op basis van twee beelden met een tussentijd van 0,125 seconden dat de bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthield. Ik heb daarbij duidelijk en onbelemmerd in het voertuig kunnen kijken.“
2.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. In het dossier bevinden zich foto’s van de gedraging. Op deze foto’s is het voertuig van de betrokkene te zien. Op de ingezoomde foto is te zien dat betrokkene in zijn rechterhand, naast het stuur, een lichtkleurig rechthoekig voorwerp vasthoudt. De betrokkene zit enigszins naar rechts gedraaid op de bestuurdersstoel en zijn ogen zijn gericht op het voorwerp in zijn rechterhand.
2.5.
Gelet op de foto’s in het dossier ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat hij aan de hand van die foto’s heeft kunnen vaststellen dat de betrokkene tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield. De kantonrechter voegt daar nog aan toe dat de gemachtigde onvoldoende heeft onderbouwd, laat staan aannemelijk heeft gemaakt, dat het voorwerp dat de betrokkene vasthield niet een mobiel elektronisch apparaat was. De enkele stelling dat betrokkene geen mobiele telefoon vasthield is onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter is daarom van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging kan worden vastgesteld. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: