ECLI:NL:RBNHO:2023:7998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10336828 \ WM VERZ 23-139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor stilstaan op trottoir en andere verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of ruiterpad. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de eerdere beslissing.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De betrokkene stelde dat de bestuurder van het voertuig met de verbalisant had gesproken en dat er ten onrechte van staandehouding was afgezien. De kantonrechter oordeelde echter dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er geen bestuurder aanwezig was op het moment van de controle. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om proceskosten toe te kennen, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep ongegrond wordt verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt afgewezen. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10336828 \ WM VERZ 23-139
CJIB-nummer : 247309621
Uitspraakdatum : 11 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : R. de Nekker, h.o.d.n. Zaakrecht te Heerenveen.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Gemachtigde van betrokkene stelt dat van meet af aan is gesteld dat de bestuurder uitgebreid met de verbalisant heeft gesproken. In het beroep bij de kantonrechter is daaraan toegevoegd dat dit gesprek ging over de vraag of aldaar mocht worden stilgestaan om te laden/lossen. De gemachtigde stelt dat ten onrechte van staande-houding is afgezien. De informatie in het aanvullende proces-verbaal kan, volgens gemachtigde, niet dienen als beantwoording op de door de officier van justitie gestelde vraag waarom van staandehouding is afgezien, omdat dit aanvullend proces-verbaal niet is opgemaakt door de verbalisant die de boete heeft opgelegd. De informatie in het aanvullend proces-verbaal is niet rechtsgeldig, zodat de boete dient te worden vernietigd, aldus gemachtigde van betrokkene.
2.3.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant die de boete heeft opgelegd onder andere het volgende:
“Het voertuig stond geparkeerd op een weggedeelte dat is bestemd voor het verkeer van voetgangers, zijnde een voetpad c.q. trottoir. Ik heb geen voor dat gebied geldige ontheffing waargenomen. (…) Voertuig stond tevens geparkeerd in een parkeerverbod en op een gele streep.“Uit het zaakoverzicht volgt niet dat de verbalisant iemand bij de geparkeerde voertuig heeft gezien en heeft gesproken.
2.4.
Betrokkene heeft gesteld dat de bestuurder had moeten worden staande gehouden. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is sprake van een parkeerboete waarbij geen bestuurder in het voertuig aanwezig was, zodat door de verbalisant niet direct kon worden vastgesteld wie de bestuurder van het voertuig was. De verklaring op ambtsbelofte die namens de verbalisant is afgelegd – aangezien verbalisant niet langer werkzaam is bij de gemeente – is geen in de wettelijke vorm door de verbalisant zelf ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar kan als ander geschrift tot het bewijs meewerken. Namens de verbalisant is in het aanvullen proces-verbaal het volgende verklaard: “
Verbalisant zag bij voornoemd voertuig geen persoon of personen en kon zodoende niemand staande houden.” De enkele stelling van betrokkene dat de bestuurder met de verbalisant heeft gesproken is in het licht van het voorgaande onvoldoende. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – waaronder de foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: