ECLI:NL:RBNHO:2023:7895

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
15/006157-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gebruikmaking van een vals geschrift en voorbereidingshandelingen voor illegale handel in geneesmiddelen door fysiotherapeut

Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een fysiotherapeut die zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik van een vals geschrift en voorbereidingshandelingen voor de illegale handel in geneesmiddelen. De verdachte heeft zorgmedewerkers benaderd met het verzoek om op illegale wijze geneesmiddelen zoals oxycodon, ritalin en morfine aan haar te leveren. Dit gebeurde tussen 21 mei 2019 en 1 juli 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door gebruik te maken van een vals schadeformulier bij haar verzekeraar, opzettelijk heeft geprobeerd te misleiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte heeft samengewerkt om deze illegale activiteiten te faciliteren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van tachtig uren, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte is een eerste overtreding en heeft geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/006157-20 (P)
Uitspraakdatum: 10 augustus 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij in of omstreeks 1 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een schadeformulier als ware het echt en onvervalst, door dit schadeformulier in te dienen bij haar verzekeraar, te weten Independer en/of Nationale Nederlanden;
Feit 2
zij in of omstreeks de periode van 21 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van
- Oxycodon 80 mg, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, zijnde oxycodon, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- Ritalin, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat, zijnde methylfenidaat, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- Morfine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal ebvattende morfine, zijnde morferidine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), (tezamen) (in berichten) besproken om een of meerdere personen (werkzaam in de zorg) te vragen om Oxycodon en/of Ritalin en/of Morfine te leveren, omdat dit veel op zou leveren, en/of daarbij besproken dat die te vragen personen 100 pakken OxyContin 80 mg, met de werkzame stof Oxycodon, zou(den) moeten leveren, en/of (vervolgens) een of meerdere personen (werkzaam in de zorg) gevraagd deze Oxycodon en/of Ritalin en/of Morfine te leveren aan haar en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) dan wel deze perso(o)n(en) gevraagd of zij dit zouden kunnen leveren.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk tot misleiding heeft gehad. Subsidiair kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, nu de verdachte geen opzet heeft gehad op het gronddelict. Meer subsidiair stelt de raadsvrouw dat sprake is van vrijwillige terugtred, nu de verdachte niet heeft gereageerd op de verzoeken van de verzekeraar om (aanvullende) stukken ter verdere behandeling van de schadeclaim.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de illegale handel in geneesmiddelen. Subsidiair kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, nu de verdachte geen opzet heeft gehad op het gronddelict. De bijdrage van de verdachte is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken. Meer subsidiair stelt de raadsvrouw dat de pleegperiode moet worden ingekort tot 7 juni 2019.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen feiten 1 en 2
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
Oogmerk tot misleidingOp grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte heeft een schadeformulier ingediend bij haar verzekeraar. In dit schadeformulier is door de verdachte vermeld dat de verdachte op
a)24 mei 2019 een jas van
b)een heer heeft beschadigd met
c)een kapotte sleutel en dat de schade bestaat uit
d)een scheur.
De rechtbank komt op basis van de volgende omstandigheden tot de conclusie dat de hiervoor genoemde inhoud van het schadeformulier in strijd is met de waarheid en het formulier dus vals is opgemaakt.
-
a en c
De verdachte heeft gemeld dat de schade op een specifieke datum is ontstaan door middel van een kapotte sleutel, terwijl de verdachte – blijkens haar eigen verklaring – niet wist
ofzij schade had veroorzaakt en
wanneerdit precies is gebeurd.
-
b
De verdachte heeft met haar bewoordingen in het schadeformulier gesuggereerd dat zij de tegenpartij ( [medeverdachte] ) niet kent, terwijl dit in feite wel het geval is.
-
d
De verdachte heeft voorts gemeld dat de schade bestond uit een scheur, terwijl het – blijkens haar eigen verklaring – slechts ging om een kleine haal c.q. kras.
Uit de chatgesprekken gevoerd tussen de verdachte en [medeverdachte] leidt de rechtbank voorts af dat de verdachte ook wist dat de inhoud van het schadeformulier niet strookte met de werkelijkheid. Zo schrijft de verdachte ‘
dit is wat ik verzonnen heb’en ‘(
die) heb ik wel, een kapotte sleutel, anders maak ik die wel’. Tevens spreken de verdachte en [medeverdachte] erover dat het een expert – die mogelijk de schade komt beoordelen – zal opvallen dat de schade niet is veroorzaakt op de wijze als door de verdachte is gemeld in het schadeformulier.
De verdachte heeft – zich bewust van de valsheid – het schadeformulier vervolgens ingediend bij haar verzekeraar, kennelijk met als doel dat de verzekeraar een geldbedrag aan haar zou uitkeren. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat de verdachte de bedoeling had om het valse geschrift te gebruiken als ware de inhoud ervan juist en dat zij daarmee heeft gehandeld met het oogmerk tot misleiding van de verzekeraar.
MedeplegenUit de chatgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte] blijkt verder ook dat zij intensief contact hebben onderhouden over het indienen van de schadeclaim. Daarbij heeft niet alleen overleg tussen hen plaatsgevonden over welke stukken (foto’s, een bon van een jas) nodig zouden zijn en hoe de afwikkeling van de claim zou verlopen, maar is ook onderling afgestemd welk verhaal als toedracht van de schade moest worden verteld wanneer het ingediende schadeformulier zou worden beoordeeld.
De rechtbank acht de rol c.q. bijdrage van de verdachte daarbij – het invullen en indienen van het vals opgemaakte schadeformulier – van essentieel belang. Voornoemde gedragingen, inbegrepen het chatcontact daarover met [medeverdachte] , duiden voorts ook op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en die [medeverdachte] bij het opzettelijk gebruik maken van het valse schadeformulier met het oogmerk tot misleiding van de verzekeraar.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het onder 1 ten laste gelegde feit.
Geen vrijwillige terugtred
De rechtbank is verder van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit door het indienen van het valse schadeformulier is
voltooid. Wat de verdachte al dan niet nadien met de ingediende schadeclaim heeft gedaan, doet daar niet aan af. Van vrijwillige terugtred kan dan ook geen sprake zijn.
Ten aanzien van feit 2:OpzetOp grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte aan meerdere personen heeft gevraagd of zij op een illegale wijze aan de in de bewezenverklaring genoemde geneesmiddelen konden komen.
Gelet op het beroep van de verdachte (fysiotherapeut) en de door haar (afgeronde) opleiding oncologie, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat deze geneesmiddelen uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn
endat het op een andere wijze verkrijgen daarvan daarmee illegaal en strafbaar is.
Uit de chatgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat de verdachte zich ook bewust was van de strafwaardigheid van haar handelen. Daarin wordt haar immers verteld
‘(ze) moeten wel slecht willen doen’, waarop de verdachte antwoordt dat zij dit ‘
snapt’. Uit de chatconversatie met [medeverdachte] blijkt verder ook dat het de verdachte duidelijk was dat de verkrijging van de geneesmiddelen bedoeld was ter voorbereiding van de verkoop daarvan. Immers wordt aan haar verteld over de geneesmiddelen ‘
levert veel op’, ‘
moet 100 pakken kunnen leveren’en ‘
verdient dik’.
De rechtbank is verder van oordeel dat het handelen van de verdachte, bezien in het licht van de inhoud van de chatgesprekken, ook was gericht op het
verkrijgenvan de geneesmiddelen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte uitsluitend personen heeft bevraagd die werkzaam waren in de zorg en die – zo begrijpt de rechtbank – gelet daarop mogelijk in staat zouden kunnen zijn om de geneesmiddelen daadwerkelijk aan haar te leveren.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk voorbereidingshandelingen heeft getroffen gericht op de handel in geneesmiddelen (met daarin stoffen vermeld op lijst I van de Opiumwet).
MedeplegenUit de chatgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte] blijkt dat zij (ook) intensief contact hebben onderhouden over het (willen) verkrijgen van de geneesmiddelen. Daarbij heeft overleg plaatsgevonden over het soort geneesmiddelen en de gewenste hoeveelheid. De verdachte heeft steeds teruggekoppeld dat en waarom de door haar benaderde personen niet kunnen en/of willen leveren.
De rechtbank acht de rol c.q. bijdrage van de verdachte daarbij – het benaderen van mogelijke leveranciers van de geneesmiddelen – van voldoende gewicht. Voornoemde gedragingen, inbegrepen het chatcontact daarover, duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] bij het opzettelijk treffen van voorbereidingshandelingen gericht op de verkoop van geneesmiddelen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
zij omstreeks 1 juli 2019 tot en met 3 juli 2019 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een schadeformulier als ware het echt en onvervalst, door dit schadeformulier in te dienen bij haar verzekeraar, te weten Independer;
Feit 2
zij in de periode van 21 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren en verstrekken van
- OxyContin 80 mg, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, en
- Ritalin, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat, en
- morfine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende morferidine,
voor te bereiden en te bevorderen, anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn
hebbende verdachte en verdachtes mededader (in berichten) besproken om een of meerdere personen (werkzaam in de zorg) te vragen om oxycodon en Ritalin en morfine te leveren, omdat dit veel op zou leveren, en daarbij besproken dat die te vragen personen 100 pakken OxyContin 80 mg, met de werkzame stof oxycodon, zouden moeten leveren, en (vervolgens) aan meerdere personen (werkzaam in de zorg) gevraagd of zij deze oxycodon en Ritalin en morfine aan haar zouden kunnen leveren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
Feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachteEr is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van tachtig uren, met aftrek van het voorarrest. Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou een taakstraf voor de duur van 120 uren zijn geëist.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – in het geval van een bewezenverklaring – verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de omstandigheden dat de verdachte door de strafzaak mogelijk haar BIG-registratie – en daarmee haar baan als fysiotherapeut – zal verliezen, een alleenstaande moeder van twee minderjarige kinderen is en de feiten onder druk van haar ex-vriend heeft gepleegd. De verdachte is een zogeheten ‘
first offender’ en sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Verder heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 verzocht geen straf of maatregel op te leggen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, subsidiair een taakstraf waarvan een groot deel voorwaardelijk is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan gebruikmaking van een vals geschrift. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen het vertrouwen dat tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer dient te bestaan geschaad, maar ook het vertrouwen dat de maatschappij moet kunnen hebben in de juistheid van dergelijke documenten.
De verdachte heeft zich daarnaast samen met een ander schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de illegale handel in geneesmiddelen. De verdachte heeft verschillende zorgmedewerkers gevraagd of zij deze geneesmiddelen op illegale wijze aan haar zouden kunnen leveren. Door zo te handelen heeft de verdachte, werkzaam als fysiotherapeut, misbruik gemaakt van haar contacten binnen de zorgsector. De verdachte heeft andere zorgmedewerkers in een lastige positie gebracht door te proberen hen te bewegen een (ernstig) strafbaar feit te plegen. Juist van de verdachte had anders mogen worden verwacht. De verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij de – mede gelet op het aan het gebruik van dergelijke geneesmiddelen verbonden verslavingsrisico – grote gevaren voor de volksgezondheid. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over de omstandigheden waaronder zij de bewezen verklaarde feiten heeft begaan. De rechtbank wil aannemen dat de verdachte zich destijds in een moeilijke persoonlijke situatie bevond. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte er uiteindelijk zelf voor heeft gekozen (op dat moment) geen hulp in te roepen van de politie en/of het netwerk waarover zij zegt te beschikken teneinde uit de gestelde situatie te geraken.
Overschrijding van de redelijke termijnDe rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 27 januari 2020, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank wijst op 10 augustus 2023 vonnis, ruim drieënhalf jaar na aanvang van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan de verdachte valt toe te rekenen. Ook anderszins is niet gebleken van dusdanige bijzondere omstandigheden dat van het uitgangspunt van twee jaar moet worden afgeweken. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel
6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden met ruim anderhalf jaar en is van oordeel dat deze overschrijding moet worden gecompenseerd in de strafoplegging.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf van honderd uren passend.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het opleggen van enkel een (grotendeels) voorwaardelijke taakstraf en toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht (bewezenverklaring zonder oplegging van straf of maatregel) geen recht doen aan de ernst van de feiten.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de op te leggen straf matigen, in die zin dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf voor de duur van tachtig uren zal worden opgelegd. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 10a van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken,met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
80 (tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mrs. F.W. van Dongen en J.J. Veldheer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2023.
mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.