ECLI:NL:RBNHO:2023:7889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/338567 / HA ZA 23-220
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van de procedure door eisende partij

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 16 augustus 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure. De eisende partij, bestaande uit [eiser1] en [eiser2], had de zaak ingetrokken na een tussenvonnis op 19 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling was gepland voor 23 oktober 2023. De gedaagde, [gedaagde], verzocht om een proceskostenvergoeding, omdat zij meende ten onrechte door de eisende partij in rechte te zijn betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser1] de broer van [gedaagde] is en dat zij beiden bewindvoerders waren over de goederen van hun overleden moeder, [A.]. De eisende partij had de procedure ingesteld om onttrokken bedragen terug te vorderen van [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de procedure logisch was, gezien het overlijden van [A.], en dat er geen grond was voor de conclusie dat de eisende partij [gedaagde] ten onrechte had betrokken. Gezien de familierelatie tussen partijen, besloot de rechtbank de proceskosten te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het verzoek van [gedaagde] om een proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/338567 / HA ZA 23-220
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser1] ,

2.
[eiser2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.A.M. Ansink te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.M. Spanjaard te Aalsmeer.
Partijen zullen hierna [eiser1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
In deze procedure is op 19 juli 2023 een tussenvonnis gewezen waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 23 oktober 2023.
1.2.
In een B14-formulier d.d. 21 juli 2023 heeft mr. Ansink namens [eiser1] c.s. meegedeeld dat de zaak wordt ingetrokken. Vervolgens is de zaak op de rol van 26 juli 2023 doorgehaald.
1.3.
In een brief van 31 juli 2023 heeft [gedaagde] meegedeeld dat zij in aanmerking wenst te komen voor een proceskostenvergoeding, omdat zij ten onrechte door [eiser1] c.s. in rechte was betrokken en kosten heeft moeten maken voor juridische bijstand, terwijl [eiser1] c.s. op voorhand moesten begrijpen dat de vordering geen kans van slagen had en achterwege had moeten blijven.
1.4.
In een brief van 7 augustus 2023 heeft [eiser1] c.s. bezwaar gemaakt tegen de gevraagde proceskostenvergoeding.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser1] is de broer van [gedaagde] . [eiser1] is getrouwd met [eiser2] .
[eiser1] c.s. waren bij beschikking van 20 oktober 2022 door de kantonrechter benoemd tot bewindvoerders over de goederen die (zullen) toebehoren aan [A.] , de moeder van [eiser1] en [gedaagde] .
2.2.
In de periode voorafgaande aan 20 oktober 2022 had [gedaagde] de financiële zaken voor [A.] geregeld.
2.3.
[eiser1] c.s. hebben in de administratie van [A.] ontdekt dat in de periode dat [gedaagde] de zaken van [A.] behartigde, in korte tijd grote bedragen zijn onttrokken aan het spaargeld van [A.] . [gedaagde] heeft desgevraagd voor die onttrekkingen geen eenduidige verklaring gegeven.
2.4.
De procedure is door [eiser1] c.s. in hun hoedanigheid van bewindvoerders met toestemming van de kantonrechter ingesteld om te trachten de onttrokken bedragen terug te krijgen van [gedaagde] .
2.5.
Uit de reactie van [eiser1] c.s. op het verzoek van [gedaagde] volgt dat de reden van intrekking van de procedure is geweest dat [A.] onlangs is overleden. Dat de procedure door [eiser1] c.s. is beëindigd is een logisch gevolg van het bepaalde in artikel 1:411 lid 3 BW omdat door de dood van [A.] het bewind is geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de intrekking van de procedure in ieder geval niet de conclusie worden verbonden dat [eiser1] c.s. [gedaagde] ten onrechte in rechte hadden betrokken en dat een proceskostenvergoeding voor [gedaagde] op zijn plaats zou zijn.
Partijen zijn familie van elkaar, zodat er voldoende aanleiding bestaat om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het verzoek van [gedaagde] om een proceskostenvergoeding wordt dan ook afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de gevorderde proceskostenvergoeding af;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155