Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1] ,
[eiser2],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 16 augustus 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure. De eisende partij, bestaande uit [eiser1] en [eiser2], had de zaak ingetrokken na een tussenvonnis op 19 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling was gepland voor 23 oktober 2023. De gedaagde, [gedaagde], verzocht om een proceskostenvergoeding, omdat zij meende ten onrechte door de eisende partij in rechte te zijn betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser1] de broer van [gedaagde] is en dat zij beiden bewindvoerders waren over de goederen van hun overleden moeder, [A.]. De eisende partij had de procedure ingesteld om onttrokken bedragen terug te vorderen van [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de procedure logisch was, gezien het overlijden van [A.], en dat er geen grond was voor de conclusie dat de eisende partij [gedaagde] ten onrechte had betrokken. Gezien de familierelatie tussen partijen, besloot de rechtbank de proceskosten te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het verzoek van [gedaagde] om een proceskostenvergoeding werd afgewezen.