ECLI:NL:RBNHO:2023:7850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
22/4204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor aanleg in-/uitrit door college van burgemeester en wethouders van Medemblik

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een in-/uitrit op haar perceel, maar deze aanvraag werd op 4 januari 2022 afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in het besluit op bezwaar van 6 juli 2022. De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2023 behandeld, waarbij partijen de gelegenheid kregen om te overleggen, maar dit leidde niet tot een oplossing. Eiseres betwistte de weigeringsgronden, waaronder de kap van een boom en de bruikbaarheid van de weg, en voerde aan dat het college geen belangenafweging had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag redelijkerwijs kon weigeren, met name omdat de aanvraag in strijd was met de Verordening fysieke leefomgeving Medemblik, die de bescherming van groenvoorzieningen waarborgt. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, en dat eiseres geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Smit),
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik

(gemachtigde: mr. J. van de Berg en K. Meijer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college waarmee haar aanvraag omgevingsvergunning voor het aanleggen van een in-/uitrit op de locatie [locatie] is geweigerd.
1.1.
Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit van 4 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, [naam 2] namens [bedrijf] B.V. (bestuurder van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.
1.4
Partijen hebben na de zitting de gelegenheid gekregen om met elkaar te overleggen om tot een oplossing te komen. Namens eiseres is op 23 mei 2023 aan de rechtbank medegedeeld dat dit niet is gelukt en verzocht om uitspraak te doen. De rechtbank heeft partijen bij brief van 9 juni 2023 laten weten dat zij binnen zes weken uitspraak doet.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres is eigenaar van een stuk grond dat is onderverdeeld in meerdere kadastrale nummers. Het perceel dat kadastraal bekend is als [# 1] heeft als adres [locatie] en daarop staat een woning. Ook de aan de zij- en achterkant van dat perceel liggende percelen, kadastraal bekend als [# 2] , [# 3] , [# 4] en [# 5] , zijn in eigendom van eiseres. Dat is agrarische grond. Eiseres heeft op 3 december 2021 een aanvraag ingediend voor de aanleg van een uitrit bij het perceel met de woning ( [locatie] ) zodat zij met landbouwvoertuigen naar haar overige percelen kan rijden om daar onderhoudswerkzaamheden (maaien) te verrichten. Uit de aanvraag blijkt dat er voor het aanleggen van de uitrit twee obstakels zijn: een boom en een gedeeltelijk te dempen watergang. Voor het dempen van de watergang heeft eiseres op 27 december 2021 een vergunning gekregen [1] . Ook moet het fietspad worden omgelegd.
2.2
Het college heeft de aanvraag in het primaire besluit geweigerd op twee gronden:
- strijd met artikel 7.4, onder a, (bruikbaarheid van de weg) van de Verordeningfysieke leefomgeving Medemblik 1ste tranche (de Verordening) omdat het perceel [locatie] al is ontsloten met een uitweg, en
- strijd met artikel 7.4, onder d, (afbreuk aan de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente) van de Verordening omdat voor het bouwplan een gezonde boom gekapt dient te worden.
In het besluit op bezwaar heeft het college in heroverweging bepaald dat geen sprake is van een tweede uitrit op één perceel. Gelet op de kadastrale splitsing van de agrarische grond is sprake van meerdere percelen en voor de [locatie] is met de aanvraag die voor ligt een eerste uitweg aangevraagd. De weigeringsgrond in het primaire besluit dat de aanvraag in strijd is met artikel 7.4, onder a, van de Verordening (bruikbaarheid van de weg) omdat een tweede uitweg wordt aangevraagd is daardoor niet (meer) aan eiseres tegengeworpen. Dat houdt volgens het college echter niet in dat de aanvraag wordt ingewilligd. Het college verwijst voor de overige bezwaren naar het primaire besluit en is van mening dat voor het doel waarvoor de vergunning is aangevraagd er een goed alternatief is en dat de nadelen van de uitrit zich dan niet voordoen. Eiseres kan gebruik maken van een alternatieve route (het college noemt dit ‘route c’) om toegang tot het achterliggende perceel te krijgen, namelijk via de onverharde passage achter het gemeentehuis. Het college geeft eiseres toestemming om met een tractor enige keren per jaar via de alternatieve route te rijden naar het achterliggende stuk grond om maaiwerkzaamheden of ander onderhoud uit te voeren voor de duur van 2 jaar met een mogelijkheid tot verlenging. Door gebruikmaking van de alternatieve route wordt voorkomen dat er met machines een druk begaan fietspad gekruist wordt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag om een omgevingsvergunning redelijkerwijs kon weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat voeren partijen aan in beroep?
5.1
Eiseres betwist dat sprake is van een weigeringsgrond. Volgens eiseres is geen sprake van een beschermde boom omdat deze niet op de bomenlijst is opgenomen. Daarnaast heeft zij reeds tijdens de hoorzitting in bezwaar aangegeven dat de uitweg kan worden verplaatst zodat de boom niet gekapt hoeft te worden. Wat betreft het voorhanden zijn van een alternatief, voert eiseres aan dat dit niet een weigeringsrond is die volgt uit de Verordening en daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd kan worden.
Subsidiair voert eiseres aan dat als zij niet gevolgd wordt in haar stelling dat geen sprake is van een weigeringsgrond, dat de weigering in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het door het college voorgestelde alternatief biedt geen oplossing omdat de weg is afgesloten. Het eerder op die grond gevestigde recht van erfdienstbaarheid is beëindigd en er is ook geen persoonlijk recht van gebruik. Eiseres kan daarom geen gebruik maken van die route. Het college heeft in het bestreden besluit geen kenbare belangenafweging gemaakt en de voor eiseres nadelige gevolgen onvoldoende overwogen.
5.2
Het college blijft bij zijn standpunt en betwist dat eiseres geen toegang zou hebben tot de alternatieve route. Aan de hand van foto’s stelt het college dat op route c weliswaar twee hekken zijn geplaatst maar dat die eenvoudig kunnen worden geopend. Het college heeft ook een foto overgelegd waarop een voertuig is te zien dat het grasland maait. Verder is het volgens het college niet wenselijk om nog een ontsluiting te creëren waarmee een druk begaan fietspad wordt gekruist. Met het door eiseres ingediende bouwplan wordt een knik in het fietspad aangebracht in de directe nabijheid van een bushalte en drempel in het fietspad. Het fietspad wordt gebruikt door (elektrisch) fietsverkeer van beide zijden. Ook voetgangers maken gebruik van het fietspad. De aanvraag komt dan ook niet ten goede van de bruikbaarheid van de weg [2] en de veiligheid en doelmatigheid van de weg [3] , aldus het college.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1
De rechtbank leidt uit de beslissing op bezwaar af dat daaraan één weigeringsgrond ten grondslag is gelegd, namelijk met betrekking tot het kappen van de boom (sub d). Weliswaar heeft het college in het bestreden besluit benoemd dat het wenselijk is te voorkomen dat een druk begaan fietspad wordt gekruist, maar heeft dit punt niet gekoppeld aan een weigeringsgrond. Voor zover het college in beroep heeft aangevoerd dat vanwege de beoogde knik in het fietspad ook de weigeringsgronden ten aanzien van de bruikbaarheid (sub a) en veiligheid (sub b) van de weg in het geding zijn, ziet de rechtbank dat in de motivering van het bestreden besluit niet terug.
6.2
Verder is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag mocht weigeren omdat voor het bouwplan, zoals dat is ingediend, een boom moet worden gekapt. Dit volgt uit artikel 7.4, onder a, van de Verordening. Dat het daarbij zou moeten gaan om een beschermde boom, zoals door eiseres aangevoerd, volgt niet uit de Verordening en evenmin uit de Nadere regels uitwegen Medemblik 2021 (beleidsregels). Uit artikel 1, zevende lid en onder c, van de beleidsregels volgt dat niet op onaanvaardbare wijze afbreuk wordt gedaan aan een groenvoorziening in de gemeente. Dat is volgens het beleid onder meer het geval als een boom moet worden gekapt voor de aanleg van een uitrit .
Weliswaar volgt de rechtbank eiseres wel in haar standpunt dat het bestaan van een alternatief geen weigeringsgrond is die volgt uit de Verordening. Dit punt baat eiseres echter niet, nu vast staat dat de weigeringsgrond van artikel 7.4, onder d, van de Verordening van toepassing is.
6.3
Daarmee ligt de vraag voor of het weigeren van de gevraagde vergunning vanwege het kappen van een gezonde boom in dit geval in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
In het besluit op bezwaar en zoals toegelicht in het verweer en ter zitting is in dat kader verwezen naar een alternatieve route die landbouwvoertuigen kunnen gebruiken voor het doel waarvoor de vergunning is aangevraagd: het maaien en het onderhoud van de achtergelegen agrarische percelen. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat zij geen toegang heeft tot die route, stelt de rechtbank vast dat het college uitdrukkelijk toestemming heeft verleend voor het gebruik van haar gronden. Naar het oordeel van de rechtbank is verder geen sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering [4] .
Voor de overige bezwaren die eiseres hiertegen heeft aangevoerd en haar belang bij ontsluiting via de openbare weg is het volgende van belang.
Het college heeft ter zitting erkend dat eiseres recht heeft om haar perceel met een uitweg te ontsluiten. Vast staat dat het perceel van eiseres vooralsnog niet ontsloten is. Het college heeft echter ook toegelicht dat de uitrit zoals deze nu door eiseres is aangevraagd onwenselijk is. Dergelijke uitritten zijn volgens het college wel vergund bij het ontsluiten van een perceel waarop meerdere woningen zijn gebouwd, maar het college wil gezien de extra gevaarzetting die daarvan uitgaat dergelijke uitritten zoveel mogelijk beperken. Het college is wel bereid om een vergunning te verlenen voor een uitrit zoals aangelegd bij overige percelen waar één woonhuis op staat. Voor eiseres bestaat dus een mogelijkheid om haar perceel te ontsluiten. Ook om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onevenredig is. Dat het onderlinge overleg hierover niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, maakt dat niet anders. Of de eisen die het college in dat overleg aan de aan te vragen uitweg heeft gesteld al dan niet overeenkomen met de al vergunde uitwegen voor percelen waarop één woning is gebouwd, is door de rechtbank niet vast te stellen. Dat zal aan de orde komen bij de eventuele beoordeling van de nieuwe aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten of het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om: (…)
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
(…)
Verordening fysieke leefomgeving Medemblik 1ste tranche
Artikel 7.4 luidt als volgt:
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgmeester en wethouders:
een uitweg te maken naar de weg;
van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg of
het gebruik van een uitweg te veranderen.
2 De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
a. de bruikbaarheid van de weg;
(…)
d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
(…)
4 Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het maken en veranderen van een uitweg.
Nadere regels uitwegen Medemblik 2021
Artikel 1 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Een uitweg mag worden aangelegd als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
(…)
3 Per perceel mag uitsluitend één uitweg worden aangelegd. Dit geldt ook als een perceel door meerdere wegen wordt omsloten, of als het gaat om aaneengesloten gronden die bestaan uit meerdere (kadastrale) percelen.
De aanleg van een tweede uitweg is alleen mogelijk op basis van medische en logistieke gronden, mits dit niet ten koste gaat van de verkeersveiligheid, het opheffen van een parkeerplaats of ten koste gaat van een groenstrook die onderdeel uitmaakt van een groenstructuur.
(…)
7 De uitweg mag het uiterlijk aanzien van de omgeving niet op onaanvaardbare wijze aantasten. Hier is sprake van als:
De uitweg het bijzondere architectonische beeld van de weg of de wijk doorkruist;
De uitweg markante percelen, openbaar groen en/of bomenrijen en beplanting doorkruist;
De uitweg op onaanvaardbare wijze inbreuk maakt op de groenvoorziening van de gemeente. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de uitweg een groenstrook doorbreekt die voor het straatbeeld van belang wordt geacht. Hetzelfde geldt voor te beschermen bomen of houtopstanden die voor de aanleg van de uitweg moeten worden gekapt.

Voetnoten

1.Op grond van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016.
2.Ingevolge artikel 7.4, onder a, van de Verordening.
3.Ingevolge artikel 7.4, onder b, van de Verordening.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:279, rechtsoverweging 11.2.