ECLI:NL:RBNHO:2023:7840
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in belastingzaak niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. die wordt vertegenwoordigd door haar directeur-grootaandeelhouder, de heer [naam 1]. Verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, heeft aan de heer [naam 1] voor de jaren 2017 en 2018 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. De heer [naam 1] heeft pro forma bezwaren ingediend tegen deze aanslagen, maar verzoekster zelf is niet aan te merken als indiener van het bezwaarschrift of als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kan verzoekster geen verzoek om voorlopige voorziening indienen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster niet kan worden beschouwd als belanghebbende die recht heeft op het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Dit betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. De voorzieningenrechter heeft daarbij ook aangegeven dat het verzoek niet kan worden gedaan in het kader van een fiscale voorlopige voorziening, aangezien verzoekster de mogelijkheid heeft om een klaagschrift in te dienen tegen het strafrechtelijke beslag dat op de bankrekening van de heer [naam 1] is gelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van connexiteit en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.