ECLI:NL:RBNHO:2023:7758

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/340391 / JU RK 23-858 C/15/340389 / JU RK 23-856
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van echtscheiding van de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juli 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige. De minderjarige heeft een jaar geleden de wens uitgesproken om bij zijn vader te wonen, wat door beide ouders is goedgekeurd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de zorgregeling te wijzigen, zodat deze overeenkomt met de feitelijke situatie en duidelijkheid biedt over de verblijfsregeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de gezinsvoogdijinstelling (GI) betrokken bij de zaak, om de situatie te monitoren en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De ouders hebben in het verleden moeite gehad om samen te werken, wat heeft geleid tot een belastende situatie voor de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar en de zorgregeling te wijzigen, zodat de minderjarige vanaf 1 september 2023 bij zijn vader woont en één keer in de twee weken een weekend bij zijn moeder verblijft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/340391 / JU RK 23-858 (ondertoezichtstelling)
C/15/340389 / JU RK 23-856 (wijziging zorgregeling)
Datum uitspraak: 27 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels, te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
[de stiefmoeder] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 juni 2023;
  • het verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 juni 2023;
  • de e-mail van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 20 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 juli 2023. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels;
- de vader;
- de stiefmoeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting via zijn vader laten weten niet naar de zitting te willen komen.
1.4.
Onderhavige verzoeken zijn gelijktijdig behandeld met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] broer [broer] (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/340390 / JU RK 23-857).

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 april 2021 de echtscheiding uitgesproken tussen partijen. In die beschikking is tevens bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder is. Het ouderschapsplan, dat op 12 maart 2021 door de ouders is ondertekend, maakt onderdeel uit van de beschikking. Daarin is de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen en vastgesteld:

[de minderjarige] verblijft iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school bij vader: vader haalt [de minderjarige] uit school en brengt hem ook weer naar school. Op vrij school dagen / studiedagen brengt moeder [de minderjarige] om 13.00 uur bij vader en de vader brengt [de minderjarige] donderdags om 13.00 uur naar moeder.
[de minderjarige] verblijft drie weekenden achtereen bij vader, van 11.00 uur zaterdagochtend (moeder brengt [de minderjarige] om 11.00 uur) tot maandag 08.30 uur, (vader brengt [de minderjarige] naar school). Op vrije dagen / studiedagen brengt vader [de minderjarige] op maandag om 13.00 uur bij de moeder.
Het 4e weekend is [de minderjarige] bij moeder.”
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 29 juli 2020 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 25 juli 2022 tot 29 juli 2023.

3.Het verzoek

Over de ondertoezichtstelling

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, doordat hij nog steeds wordt belast met de onderlinge strijd en de gebrekkige communicatie tussen de ouders. De hulpverlening die daarvoor is ingezet heeft nog niet het gewenste resultaat gehad. Het lukt de ouders onvoldoende om zich te houden aan de afspraken die hierover zijn gemaakt. Op dit moment hebben de ouders onderling weinig tot geen contact met elkaar. De communicatie loopt daarom vaak via [de minderjarige] . Hij wordt daardoor belast met volwassen zaken. De ouders lijken dit echter onvoldoende in te zien. Bovendien zijn de ouders door het ontbreken van de onderlinge communicatie niet in staat om met elkaar in gesprek te gaan en samen beslissingen te nemen in het belang van [de minderjarige] . De GI acht het daarom van belang om betrokken te blijven om de regie te voeren en de samenwerking tussen de ouders te verbeteren. Daarnaast wil de GI de komende periode door de inzet van opvoedondersteuning meer zicht krijgen op de opvoedsituatie bij de vader en de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder blijven monitoren.
3.3.
De gezinsvoogd heeft ter zitting naar voren gebracht dat de communicatie met de moeder stroef verloopt. Het lukt daardoor niet altijd om samen te werken en afspraken te maken in het belang van de kinderen. Zo staat de moeder het niet toe dat de gezinsvoogd de communicatie tussen de ouders monitort.
Over de wijziging zorgregeling
3.4.
De GI heeft tevens verzocht de zorgregeling die in de beschikking van deze rechtbank van 7 april 2021 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van 12 maart 2021 is vastgesteld, te wijzigen, in die zin dat [de minderjarige] bij de vader woont en één keer in de twee weken een weekend bij de moeder verblijft. De GI verzoekt tevens de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
Ter onderbouwing heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] woont op dit moment bij zijn moeder in [plaats] . Na de zomervakantie wil hij bij zijn vader en zijn partner in [plaats] gaan wonen. Beide ouders hebben hiervoor hun (emotionele) toestemming gegeven. Om [de minderjarige] duidelijkheid te geven is besloten om samen met de ouders en de hulpverlening een verhuisplan op te stellen. Op 24 mei 2023 heeft de GI het plan met [de minderjarige] doorgenomen en [de minderjarige] de zekerheid gegeven dat hij op 1 september 2023 naar de vader zal verhuizen. De GI ziet dat [de minderjarige] sindsdien meer rust ervaart. [de minderjarige] wil het liefste één keer in de drie weken naar zijn moeder en de moeder kan zich hierin vinden, maar de GI vindt het belangrijk dat er eerst op een omgang van eens in de twee weken wordt ingezet. Indien dit niet langer in het belang van [de minderjarige] wordt geacht, wil de GI de regeling kunnen aanpassen en kunnen aansluiten bij de behoefte van [de minderjarige] .
3.6.
Ter zitting heeft de GI het verzoek nader toegelicht. De GI vindt het belangrijk dat er een duidelijke regeling komt over het halen en brengen van [de minderjarige] waarin beide ouders een rol spelen. De GI wil voorkomen dat hierover onenigheid komt tussen de ouders.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting ingestemd met de verzoeken van de GI. De moeder ziet dat [de minderjarige] het naar zijn zin heeft bij het nieuwe gezin van de vader. Verder heeft de moeder aangegeven dat de samenwerking met de GI niet goed loopt. De moeder voelt zich onvoldoende gehoord en heeft weinig vertrouwen in de betrokken gezinsvoogd. De moeder wil daarom graag dat ’s Heeren Loo wordt ingezet om als neutrale partij de communicatie tussen de ouders te monitoren.
4.2.
De vader staat achter de verzoeken van de GI. De vader vindt het belangrijkste dat zijn zoons baat hebben bij de maatregelen die worden genomen.
4.3.
De stiefmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de communicatie tussen de ouders enige tijd via haar is gegaan, omdat zij wilde voorkomen dat [de minderjarige] hiermee werd belast. Omdat er toch conflicten ontstonden wilde de stiefmoeder deze taak overdragen naar de gezinsvoogd, maar daar staat de moeder niet achter.

5.De beoordeling

Over de ondertoezichtstelling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de zorgen over [de minderjarige] nog onvoldoende zijn weggenomen. [de minderjarige] wordt al lange tijd belast met de echtscheidingsproblematiek van de ouders. Omdat het de ouders onvoldoende lukt om samen te werken en onderling afspraken te maken, loopt de communicatie vaak via [de minderjarige] . [de minderjarige] zit daardoor in een loyaliteitsconflict, wat zich uit in persoonlijke problematiek. De ouders lijken echter onvoldoende in te zien wat het met [de minderjarige] doet als zij via hem communiceren. De hulpverlening die is ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren heeft onvoldoende resultaat gehad. Het lukt de ouders niet om zich te houden aan de afspraak de GI mee te nemen in hun onderlinge communicatie. Dit heeft ook te maken met de verstoorde samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogd. De moeder heeft geen vertrouwen meer in haar. De kinderrechter vindt dit zorgelijk. Het is de taak van de gezinsvoogd als neutraal persoon de regie te voeren en de belangen van [de minderjarige] te behartigen, juist vanwege de moeizame communicatie tussen de ouders. Het is in het belang van [de minderjarige] dat de moeder de samenwerking met de gezinsvoogd aangaat en dat de communicatie via de gezinsvoogd loopt in plaats van via [de minderjarige] .
5.3.
Daarbij komt dat de thuissituatie van [de minderjarige] de komende periode volledig zal veranderen. [de minderjarige] verhuist op 1 september 2023 naar de vader. Hij gaat daardoor naar een nieuwe school in een nieuwe stad en gaat zijn moeder één keer in de twee weken een weekend zien. Verder zal er opvoedondersteuning bij de vader worden ingezet om meer zicht te krijgen op de thuissituatie. De kinderrechter acht het daarom van belang dat de gezinsvoogd betrokken blijft om de situatie te kunnen monitoren en zicht te houden op het verloop van de hulpverlening en de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- de moeizame communicatie tussen de ouders, waardoor [de minderjarige] wordt belast met volwassenen problematiek;
- de verstoorde samenwerking tussen de moeder en de GI;
- de grote veranderingen in de woonsituatie van [de minderjarige] .
Over de wijziging van de zorgregeling
5.4.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt deze zorgregeling als een regeling als bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid onder a, BW.
5.5.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de huidige zorgregeling niet langer in het belang van [de minderjarige] is. [de minderjarige] heeft ongeveer een jaar geleden de wens uitgesproken om bij het gezin van de vader en de stiefmoeder in [plaats] te gaan wonen. De vader staat hier achter en ook de moeder heeft hiervoor in december 2022 toestemming gegeven. Er is een verhuisplan opgesteld en [de minderjarige] is aangemeld voor een nieuwe school in [plaats] waar hij op 1 september 2023 kan beginnen. De kinderrechter vindt het positief dat de ouders hierover overeenstemming hebben bereikt en met [de minderjarige] een verhuisplan hebben opgesteld. Hierdoor kan [de minderjarige] zich ondersteund voelen door de ouders in zijn wens.
De laatste stap is het wijzigen van de zorgregeling, zodat voor iedereen duidelijk is wanneer [de minderjarige] waar verblijft. Ter zitting is overeenstemming bereikt over wanneer en door wie [de minderjarige] wordt gehaald en gebracht als hij naar de moeder gaat.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende wijziging in de zorgregeling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , voor de duur van een jaar, tot uiterlijk 29 juli 2024;
6.2.
wijzigt de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 7 april 2021 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van 12 maart 2021, zodat de zorgregeling vanaf 1 september 2023 als volgt komt te luiden:
-
[de minderjarige] verblijft één keer per twee weken een weekend van vrijdagavond 19:00 uur tot zondagavond 19:00 uur bij de moeder, waarbij hij voor het eerst in het weekend van 8 september 2023 naar de moeder zal gaan;
-
[de minderjarige] wordt in de even weken gebracht en gehaald door de vader of de stiefmoeder en in de oneven weken door de moeder;
-
de verdeling van de feestdagen en vakanties uit het ouderschapsplan blijft ongewijzigd.
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023 door
mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L. Jense als griffier, en op schrift gesteld op 3 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.