ECLI:NL:RBNHO:2023:7694

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
10519814
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van vereffening van een nalatenschap met negatieve baten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 10 mei 2023 was ingediend. De verzoekster, vertegenwoordiger van de minderjarige erfgenaam, vroeg om opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de erflaatster, die geen testament had achtergelaten. De erflaatster had als enige erfgenaam haar minderjarige dochter achtergelaten, en de vader van de dochter had verzocht om een machtiging om de nalatenschap te verwerpen, wat niet was verleend. De nalatenschap werd beneficiair aanvaard door de erfgenaam en de zussen van de erflaatster, die een boedelbeschrijving hadden ingediend.

De kantonrechter overwoog dat de vereffening kan worden opgeheven als de kosten van de vereffening de baten onevenredig zwaar belasten. De verzoekster stelde dat de nalatenschap negatief was, met baten van € 2.309,47 en schulden van € 3.249,75, wat resulteerde in een negatief saldo van € 940,28. De kantonrechter constateerde echter dat de kosten van de vereffening, die door de verzoekster waren opgegeven, niet hoger waren dan de baten. De kantonrechter oordeelde dat de vereffening niet kon worden opgeheven, omdat de kosten niet hoger waren dan de baten en wees het verzoek af.

De beslissing van de kantonrechter benadrukte dat in het geval van beneficiaire aanvaarding zonder benoemde vereffenaar, de erfgenaam zelf de vereffeningswerkzaamheden dient uit te voeren zonder recht op vergoeding. De kantonrechter erkende echter dat de werkzaamheden van de verzoekster als 'pre-vereffeningskosten' konden worden aangemerkt, maar dat dit niet leidde tot de opheffing van de vereffening. De kantonrechter wees het verzoek tot opheffing van de vereffening af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10519814 \ EJ VERZ 23-226 (rvk)
Uitspraakdatum: 8 augustus 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Mr. C. Elzenaar, notariskantoor Anna de Vries,
gevestigd te Drachten
verzoekende partij
verder te noemen: verzoekster
inzake
de nalatenschap van [erflaatster],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] en overleden op [overlijdensdatum] 2022 te [overlijdensplaats] ,
laatstelijk gewoond hebbende te
Den Helder.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 10 mei 2023.
1.2.
Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2.De feiten

2.1.
[erflaatster] (hierna ook: erflaatster) heeft niet bij uiterste wil over haar nalatenschap beschikt.
2.2.
Erflaatster heeft als enige erfgenaam haar minderjarige dochter, [erfgenaam] achtergelaten.
2.3.
De vader van de minderjarige erfgenaam (wettelijk vertegenwoordiger) heeft aan de kantonrechter verzocht een machtiging te verstrekken voor het verwerpen van de nalatenschap. Deze machtiging is niet verstrekt. De nalatenschap geldt, gelet op het bepaalde in artikel 4:193 Burgerlijk Wetboek (BW) als door de erfgenaam beneficiair aanvaard.
2.4.
De vader en de twee zussen van erflaatster hebben de verklaring afgelegd dat zij de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaarden en zij hebben op 9 augustus 2022 een boedelbeschrijving ingediend.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge de beneficiaire aanvaarding door de erfgenaam dient de nalatenschap van [erflaatster] op grond van het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) overeenkomstig de in Boek 4, titel 6, afdeling 3 (artikelen 4:202 tot en met 4:226 BW) gegeven voorschriften te worden vereffend.
3.2.
Verzoekster heeft namens de wettelijk vertegenwoordiger van de erfgenaam een verzoek ingediend tot opheffing van de vereffening met als reden dat nalatenschap negatief is en dat en dat er geen middelen zijn om de kosten van de verdere vereffening te dragen. Ter onderbouwing heeft verzoekster verwezen naar het in augustus 2022 door de zussen van erflaatster overgelegde overzicht van de stand van de nalatenschap.
3.3.
Uit dit overzicht blijkt dat het saldo van de nalatenschap negatief is. De baten van de nalatenschap bedragen € 2.309,47 en de schulden bedragen € 3.249,75 zodat sprake is van een negatief saldo van € 940,28.
3.4.
Verzoekster heeft ook naar voren gebracht dat de bekende schuldeisers zijn aangeschreven en dat er geen andere schuldeisers meer te verwachten zijn. Verzoekster wijst er voorts op dat de notariskosten tot nu toe € 2.323,20 bedragen (8 uur à € 240,- per uur exclusief btw) en dat dit vereffeningskosten zijn. Verzoekster specificeert die kosten als volgt: het voeren van diverse (telefonische) besprekingen naar aanleiding van het overlijden van erflaatster, het controleren van de schuldenlijst, het adviseren en overleggen over de afwikkeling van de beneficiair te aanvaarden nalatenschap, het aanschrijven van schuldeisers, het voeren van correspondentie, het controleren van de bankafschriften alsmede overige bijkomende werkzaamheden.
3.5.
De kantonrechter overweegt dat het mogelijk is de vereffening op te heffen indien er sprake is van een geringe waarde van de baten waardoor de kosten van de vereffening de boedel onevenredig zwaar belasten. Het enkele feit dat er meer schulden dan bezittingen zijn, is geen reden de vereffening op te heffen. Volgens verzoekster is de nalatenschap negatief en kunnen de vereffeningskosten niet voldaan worden uit de activa/bezittingen. De kantonrechter constateert dat verzoekster in het verzoekschrift een opgave heeft gedaan van de kosten van vereffening van € 2.323,20 en dat dit gaat om de door verzoekster uitgevoerde werkzaamheden in de vereffening van deze nalatenschap.
3.6.
De kantonrechter stelt voorop dat in het geval van een beneficiaire aanvaarding waarbij geen sprake is van een benoemde vereffenaar, de erfgenaam/vereffenaar (of diens wettelijk vertegenwoordiger) in beginsel zelf de vereffeningswerkzaamheden dient uit te voeren en dat hij daar geen vergoeding (loon) voor krijgt. Een
benoemdevereffenaar heeft daarnaast recht op loon voor uitgevoerde werkzaamheden. Gemaakte kosten die noodzakelijk gemaakt zijn in het kader van de vereffening, vallen onder de vereffeningskosten en komen ten laste van de boedel
3.7.
Verzoekster is echter niet tot vereffenaar benoemd, maar heeft haar werkzaamheden kennelijk op basis van een overeenkomst van opdracht verricht. Met de waardering of beloning van de op die basis verrichte werkzaamheden heeft de kantonrechter geen bemoeienis. Echter, in deze zaak acht de kantonrechter het voorstelbaar dat – ook al vanwege de verwarring door het ten onrechte zich als erfgenaam beschouwen van de zussen van erflaatster – zonder tussenkomst van een professional onjuiste of helemaal geen vereffeningshandelingen zouden zijn verricht. Gelet op het belang van een deugdelijke vereffening acht de kantonrechter het wel redelijk om voor de werkzaamheden van verzoekster 5 uur loon als ‘pre-vereffeningskosten’ als vereffeningskosten aan te merken die ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. De kantonrechter sluit hierbij aan de ‘Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter’ [1] .
3.8.
Uitgaande van het door verzoekster gehanteerde tarief van € 240,- per uur, komt dit neer op een bedrag van €1.452,- aan vereffeningskosten. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de (verwachte) kosten van vereffening hoger zijn dan de baten. De opheffing van de vereffening zal niet worden bevolen en het verzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter, p. 120