ECLI:NL:RBNHO:2023:7685

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/337089
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 10 juli 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de problematiek van de minderjarige groot is en dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De minderjarige verblijft momenteel op een passende plek, maar heeft eerder op een vakantiepark verbleven om te voorkomen dat zij op straat zou komen. De ouders van de minderjarige voelen zich niet gehoord door de hulpverlening en staan niet achter de verzoeken, maar leggen zich er wel bij neer. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van acht maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor twee maanden, in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft in haar rapportage aangegeven dat de situatie van de minderjarige nog steeds zorgwekkend is. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van een borderline persoonlijkheidsstoornis en het woon- en behandelperspectief is onduidelijk. De ouders hebben aangegeven dat zij niet achter de verzoeken van de Raad staan, maar zijn teleurgesteld in de hulpverlening en voelen zich niet begrepen. De GI heeft aangegeven dat de ouders erg betrokken zijn, maar dat er weinig oog is geweest voor hun pijn en frustraties. De kinderrechter heeft in haar beoordeling de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen en geconcludeerd dat de ontwikkelingsbedreigingen nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor hun inzet en betrokkenheid bij de minderjarige, ondanks hun wantrouwen in de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/337089 / JU RK 23-290
Datum uitspraak: 10 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem, hierna te noemen de Raad,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. D. Knecht, kantoorhoudende te Leusden,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. D. Knecht, kantoorhoudende te Leusden,
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 28 maart 2023 met de
daarin genoemde stukken;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 23 juni 2023;
- een schriftelijke reactie van de ouders op de rapportage van de Raad van 7 juli 2023.
1.2.
Op 10 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de ouders, bijgestaan door mr. D. Knecht;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] heeft per brief van 6 juli 2023 haar mening kenbaar gemaakt.

2.Het aanvullende verzoek

2.1.
De Raad handhaaft in haar aanvullende rapportage het originele verzoek en verzoekt de kinderrechter om de ondertoezichtstelling voor de overige acht maanden uit te spreken en de machtiging uithuisplaatsing voor de resterende twee maanden toe te wijzen.
De Raad onderbouwt dit verzoek als volgt.
2.2.
Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging omdat er sprake is van kindeigen problematiek. Door Yes We Can wordt gesproken over een borderline persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling. Verder is het woon- en behandelperspectief van [de minderjarige] nog onduidelijk. Hoewel het positief is dat [de minderjarige] het traject bij Yes We Can heeft doorlopen, heeft ze het nazorgtraject niet kunnen volgen. De hulpverlening die noodzakelijk is om de zorgen af te wenden lijkt nu voldoende te worden geaccepteerd, maar is nog pril. De GI is zoekende naar welk traject [de minderjarige] nu kan gaan volgen en hoe dit eruit moet komen te zien. Positief is dat [de minderjarige] sinds kort in [plaats] bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] verblijft, zij gemotiveerd lijkt voor het verblijf, behandeling daar en geen zelfdestructief gedrag meer laat zien. Het traject bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] is echter nog maar net gestart en [de minderjarige] ontvangt nog geen onderwijs of behandeling.
Verder is er een breuk ontstaan in het contact tussen de ouders en [de minderjarige] . De belastbaarheid en inzetbaarheid van de ouders is gedaald. Zij hebben aangegeven een stap terug te doen en kunnen het niet meer aan om de risico’s rondom [de minderjarige] nog langer te verdragen. De ouders en [de minderjarige] hebben beide andere verwachtingen en wensen in het contact en de verhoudingen liggen momenteel ingewikkeld. De Raad blijft een patroon zien van teleurstelling en belasting van alle gezinsleden. Regie van de GI is noodzakelijk om de ingezette hulpverlening te borgen. De Raad schat de mogelijkheden op dit moment te beperkt om in het vrijwillig kader de zorgen over [de minderjarige] weg te nemen.
Gezien de forse problematiek en de contactbreuk met de ouders is ook een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
Op de zitting is door de Raad aangevuld dat het begrijpelijk is dat de ouders inhoudelijke ideeën hebben over wat er moet gebeuren en dat het belangrijk is dat de ouders mee worden genomen in het hulpverleningstraject. De GI kan een rol spelen in de communicatie, het bepalen van de koers, maar ook hulpverlening bijsturen als de ouders daar behoefte aan hebben.

3.De standpunten

de ouders3.1. Door en namens de ouders is naar voren gebracht dat ze niet achter de verzoeken van de Raad staan, maar zich er wel bij neerleggen. De ouders plaatsen wederom een kanttekening bij de hulpverlening. Er is met name een verschil in inzicht over hoe het contact met [de minderjarige] zou moeten verlopen. Er wordt door de hulpverlening veel tijd besteed aan leuke uitjes met [de minderjarige] , zij krijgt overal een podium en iedereen gelooft haar verhalen. Volgens de ouders komt dit vaak voor bij mensen met borderline. Er wordt echter te weinig gedaan aan waarheidsvinding en de ouders voelen zich niet begrepen. Na het traject bij Yes We Can is [de minderjarige] in een vakantiehuisje geplaatst met nagenoeg alleen mannelijke begeleiding. Dit is precies wat de ouders en de hulpverlening niet voor ogen hadden. Dit had volgens de ouders voorkomen kunnen worden omdat de einddatum van het traject al in december bekend was. De ouders hebben zich volop ingezet tijdens het verblijf van [de minderjarige] op het vakantiepark, terwijl dit niet makkelijk was. Voor nu hopen de ouders dat afstand nemen van [de minderjarige] er uiteindelijk toe leidt dat er rust komt in het gezin en dat zij op den duur weer dichter tot elkaar komen.
de GI3.2. De GI heeft aangegeven dat de ouders erg betrokken zijn en dat er weinig oog is geweest voor de pijn van de ouders en de beschuldigingen door [de minderjarige] . De hele situatie is frustrerend voor de ouders. De GI wil dat [de minderjarige] vaardigheden ontwikkelt om in gesprek te kunnen gaan met de ouders. [de minderjarige] is nu nog niet klaar voor deze gesprekken en is aangemeld voor therapie. Zolang [de minderjarige] nog op een wachtlijst staat, heeft ze gesprekken met een psycholoog. De gesprekken na Yes We Can hebben niet plaatsgevonden, omdat [de minderjarige] nog erg kwetsbaar is en een lange weg te gaan heeft. De ouders begrijpen dit, maar zijn teleurgesteld dat de afspraken niet helemaal zijn nagekomen. De GI heeft heel hard haar best gedaan om een vervolgplek voor [de minderjarige] te vinden na Yes we Can. Er was meer professionele hulp nodig voor [de minderjarige] , maar die was toen niet voor handen. Om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] niet op straat terecht kwam is ze in een vakantiehuisje geplaatst. De ouders hebben zich hier, ondanks dat zij het niet eens waren met de plaatsing, volop ingezet om er te zijn voor [de minderjarige] . Het was voor de hulpverlening lastig om een klik met [de minderjarige] te krijgen en het contact verliep moeizaam. De GI heeft vertrouwen in de hulpverlening die nu is ingezet. [accomodatie jeugdhulpaanbieder] deelt de visie van de GI, maar [de minderjarige] verblijft daar nog heel kort en het is allemaal nog pril.

4.De verdere beoordeling

4.1.
Ter beoordeling aan de kinderrechter ligt voor het resterende deel van het verzoek van de Raad, namelijk het uitspreken van de ondertoezichtstelling voor acht maanden en het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing voor twee maanden.
4.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gebleken is dat de ontwikkelingsbedreigingen zoals deze bij beschikking van 28 maart 2023 zijn vastgesteld nog onverkort aanwezig zijn. [de minderjarige] heeft het traject bij Yes We Can afgerond waarna er geen passend vervolgtraject voor haar bleek te zijn. Zij is daarom een aantal maanden in een vakantiehuis geplaatst met alleen mannelijke begeleiding. De kinderrechter begrijpt, mede gezien de wachtlijsten en de persoonlijke problematiek van [de minderjarige] , dat het een enorme opgave is geweest voor de GI om een vervolgplek te vinden voor [de minderjarige] . Dat de GI zich genoodzaakt zag om [de minderjarige] in het vakantiehuisje te plaatsen, was echter voor iedereen uiterst onbevredigend en voor [de minderjarige] zeer onwenselijk. Het valt de ouders te prijzen dat zij zich wederom in het belang van [de minderjarige] zo voor haar hebben ingezet, terwijl zij nog altijd weinig vertrouwen hebben in de hulpverlening en zich geenszins gehoord voelen. Het doet de kinderrechter deugd dat [de minderjarige] inmiddels op een voor haar wel passende plek is geplaatst bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats] . Aangegeven is dat [de minderjarige] hier kan werken aan de kindeigen problematiek die van invloed is op haar ontwikkeling. Ook kan er bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] uiteindelijk worden ingezet op het verbeteren van het contact tussen de ouders en [de minderjarige] .
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van acht maanden, te weten tot 28 maart 2024. Van belang is dat de behandeling van [de minderjarige] bij [accomodatie jeugdhulpaanbieder] doorgang kan vinden en wordt geborgd. De machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] zal eveneens worden verlengd voor de verzochte duur van twee maanden, te weten tot 28 september 2023.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot 28 maart 2024;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van bovengenoemde minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder
tot 28 september 2023;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2023 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D. Kramer als griffier, en op schrift gesteld op 31 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.