ECLI:NL:RBNHO:2023:768

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/15/334503 / KG ZA 22-600
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van chatgeschiedenis in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst en beslaglegging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. W.A.M. Rupert, de afgifte van de chatgeschiedenis tussen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.D. van Koningsveld, en een onderhuurder. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst tussen eiser en de besloten vennootschap Studio 73 B.V., waarbij eiser de opstalverzekeraar is van het bedrijfspand dat door Studio 73 wordt gehuurd. Na de ontdekking van een illegale hennepkwekerij in het pand, heeft eiser conservatoir beslag gelegd op het woonhuis van gedaagde. Eiser stelt dat gedaagde al bij aanvang van de huurovereenkomst op de hoogte was van de illegale activiteiten en vordert daarom inzage in de communicatie met de onderhuurder om de aansprakelijkheid vast te stellen.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat het beslag onrechtmatig is. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor de gevorderde afgifte van de chatgeschiedenis, omdat de benodigde informatie ook in de bodemprocedure kan worden verkregen. De vorderingen in conventie worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. In reconventie wordt het verzoek van gedaagde om opheffing van het beslag afgewezen, omdat niet is aangetoond dat het beslag onrechtmatig is. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/334503 / KG ZA 22-600
Vonnis in kort geding van 3 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser/verweerder1],

wonende te [woonplaats],
2. de naamloze vennootschap
FATUM GENERAL INSURANCE N.V.h.o.d.n. Guardian Group Nederland,
gevestigd te Rotterdam,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde/eiseres1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STUDIO 73 B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A.D. van Koningsveld te Amsterdam.
Eisers zullen hierna respectievelijk [eiser/verweerder1] en Guardian dan wel (gezamenlijk in enkelvoud) [eiser/verweerder1] c.s. en gedaagden [gedaagde/eiseres1] en Studio 73 dan wel (gezamenlijk in enkelvoud) [gedaagde/eiseres1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 8 december 2022 met 10 producties
  • de brief van 9 januari 2023 van mr. van Koningsveld voornoemd met aankondiging van een ter zitting in te stellen eis in reconventie met 5 producties
  • de mondelinge behandeling van 10 januari 2023
  • de spreekaantekeningen van [eiser/verweerder1] c.s.
  • de pleitnotities van [gedaagde/eiseres1] c.s. tevens houdende eis in reconventie, waarbij – buiten processueel bezwaar – als productie 6 is overgelegd een plattegrond van de begane grond van het gehuurde
  • de pro forma aanhouding tot 24 januari 2023 teneinde [gedaagde/eiseres1] c.s. in de gelegenheid te stellen de verzochte documenten over te leggen tegen doorhaling van de procedure
  • de e-mail zijdens (de advocaat van) [eiser/verweerder1] c.s. van 20 januari 2023 met het verzoek om
  • de e-mail zijdens (de advocaat van) [gedaagde/eiseres1] c.s. met van 20 januari 2023 bijlagen (bestaande uit confraternele correspondentie van 17 januari 2023)
  • de e-mail zijdens (de advocaat van) [eiser/verweerder1] c.s. van 20 januari 2023 met handhaving van het verzoek vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser/verweerder1] is eigenaar van het bedrijfspand aan de [adres] (hierna: het bedrijfspand). Guardian is de opstalverzekeraar van het bedrijfspand.
2.2.
Studio 73 is sinds 1 mei 2022 huurder van het bedrijfspand. [gedaagde/eiseres1] is bestuurder en enig (middellijk) aandeelhouder van Studio 73.
2.3.
In de Huurovereenkomst Kantoorruimte tussen [eiser/verweerder1] als verhuurder en Studio 73 als huurder is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Het gehuurde, bestemming
(…)
1.2
Het gehuurde zal door of vanwege Huurder uitsluitend worden bestemd om te gebruiken voor:kantoordoeleinden, opslag en assemblage.
(…)
Voorwaarden
2.1
Van deze huurovereenkomst maken deel uit de "ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW", gedeponeerd bij de griffie van de rechtbánk te Den Haag op 17-2-2015 en aldaar ingeschreven onder nummer 15/21, (hierna te noemen "algemene bepalingen"). De Inhoud van deze algemene bepalingen is partijen bekend. Huurder en Verhuurder hebben een exemplaar van de algemene bepalingen ontvangen.
2.2
De algemene bepalingen waarnaar in artikel 2.1 wordt verwezen, zijn van toepassing behoudens voor zover daarvan in deze huurovereenkomst uitdrukkelijk is afgeweken of toepassing daarvan ten aanzien van het gehuurde niet mogelijk is.
(…)
11.6
Het is huurder strikt verboden in het gehuurde hennep te kweken en/of een productie van grondstoffen voor XTC, dan wel andere bij wet verboden middelen te houden. Indien huurder zich niet houdt aan datgene zoals hiervoor vermeld zal een boeteclausule van kracht zijn van € 50.000,00 (zegge: vijftig duizend Euro) per gebeurtenis. Deze boete dient als vergoeding voor de ontstane schade in en om het gehuurde, alsmede vanwege het nadeel dat verhuurder heeft wegens beëindiging van deze huurovereenkomst. (…)
(…)
2.4.
In de in bovenstaand citaat bedoelde Algemene Bepalingen is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Onderhuur
6.1
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van Verhuurder Is het Huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden In huur, onderhuur of gebruik af te staan, ofwel de huurrechten geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen of in te brengen in een personenvennootschap of rechtspersoon.
2.5.
Op 27 juli 2022 is brand ontstaan in het bedrijfspand. Uit onderzoek naar de oorzaak van de brand in opdracht van Guardian is gebleken dat zich in de bedrijfshal een illegale hennepkwekerij bevond. In een gespreksverslag tussen de schade-expert en [gedaagde/eiseres1] is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
V = Maakten er nog andere partijen/bedrijven gebruik van dit pand?
A = Ja, ik had een ruimte onderverhuurd aan de heer [AA.].
V = Hoe bent u met de heer [AA.] in contact gekomen?
A = Dat is gebeurd via marktplaats. Er stond in zijn advertentie dat hij een bedrijfshal zocht.
(…)
2.6.
[eiser/verweerder1] c.s. heeft [gedaagde/eiseres1] c.s. aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eiser/verweerder1] c.s. op 31 oktober 2022 conservatoir beslag gelegd op het woonhuis van [gedaagde/eiseres1].
2.7.
Bij e-mail van 7 november 2022 heeft de advocaat van [gedaagde/eiseres1] c.s. onder meer het volgende aan de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s. geschreven:
(…)
Cliënte is niet betrokken geweest bij de hennepplantag en had daarvan ook geen vermoeden. (…) Cliënte heeft heel hard gewerkt om een succesvol bedrijf op te zetten en zij is nu slachtoffer geworden van een kwaadwillende onderhuurder.
(…)
2.8.
Bij e-mail van 10 november 2022 heeft de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s. onder meer het volgende aan de advocaat van [gedaagde/eiseres1] c.s. geschreven:
(…)
Ik begrijp dat het contact met de onderhuurder - die net als uw cliënt uit [woonplaats] afkomstig is - zou hebben plaatsgevonden via de website van Marktplaats, en meer specifiek via het marktplaats account van de dochter van uw cliënt. Als dat inderdaad juist zou zijn, dan lijkt dat op het eerste gezicht een merkwaardige en nogal informele manier om een pand in onderhuur aan te bieden, en daaruit vloeit niet direct het beeld voort dat sprake is geweest van een zorgvuldige screening. Ik weet niet of u ermee bekend bent dat de onderzoeker aan uw cliënt een afschrift heeft gevraagd van de conversatie (de 'chatgeschiedenis') die uw cliënt en de onderhuurder via de marktplaats-website zouden hebben gevoerd. De onderzoeker heeft ook een afschrift gevraagd van de chatgeschiedenis tussen uw cliënt en de onderhuurder via whatsapp. Ik heb begrepen - maar misschien heb ik dat verkeerd begrepen - dat uw cliënt niet bereid is die gegevens te verstrekken en dat dus ook niet heeft gedaan.
(…)
Namens cliënten stel ik uw cliënt nog eenmaal in de gelegenheid de gevraagde gegevens te verstrekken, en wel uiterlijk op maandag 14 november a.s.. Indien de betreffende gegevens dan nog niet zijn ontvangen, zal ik namens cliënten een 843a-vordering indienen en bij de rechter om afschrift van deze bescheiden vorderen, een en ander op straffe van een dwangsom.
(…)
2.9.
[gedaagde/eiseres1] c.s. heeft niet aan het bovenstaande verzoek voldaan, waarna de onderhavige kortgedingprocedure aanhangig is gemaakt. De mondelinge behandeling heeft op 10 januari 2023 plaatsgevonden. Na de mondelinge behandeling is de procedure op verzoek van partijen aangehouden teneinde [gedaagde/eiseres1] c.s. in de gelegenheid te stellen de correspondentie – waarvan zij ter zitting heeft aangegeven nog te beschikken –aan [eiser/verweerder1] c.s. ter beschikking te stellen, waarna partijen de rechtbank zouden verzoeken om doorhaling van de zaak.
2.10.
Bij e-mail van 17 januari 2023 (15:47u) heeft [gedaagde/eiseres1] c.s. via haar advocaat correspondentie overgelegd aan de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s.. In die e-mail is onder is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Bijgaand treft u de Marktplaats-advertentie.
Alsook de communicatie met [AA.], die cliënte heeft kunnen terugvinden. Het aanvankelijke contact is via Marktplaats verlopen. Dat wordt echter verwijderd van MP, zodra de advertentie wordt verwijderd. Bij MP is nog navraag gedaan, maar dat kan niet meer ongedaan gemaakt worden.
Het contact is vervolgens telefonisch geweest. De sleutels zijn bij de bestuurder van cliënte thuis opgehaald.
Bijgevoegd is verder een Whatsapp-gesprek met een geïnteresseerde, aan wie cliënte niet heeft willen onderverhuren vanwege het beoogd gebruik van de ruimte.
NB: er zijn 3 foto's geplaatst bij de Marktplaats advertentie. Mochten deze nog gevonden worden, dan zend ik die nog na.
(…)
2.11.
Bij e-mail van 17 januari 2023 (16:37u) heeft de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s. naar aanleiding hiervan onder meer het volgende aan de advocaat van [gedaagde/eiseres1] c.s. geschreven:
(…)
Dank voor uw bericht. Na een eerste blik daarop het volgende:
1.
(…)
2.
U zendt ons helaas geen afschrift van de berichten die uw cliënt en/ of de dochter van uw cliënt met de onderhuurder via marktplaats heeft uitgewisseld. U(w cliënt) heeft aangegeven dat die correspondentie wel bewaard is. Graag verzoek ik u om alsnog en per ommegaande die correspondentie toe te zenden.
3.
U zendt ons evenmin een afschrift van de berichten die uw cliënt met de onderhuurder heeft uitgewisseld na de brand (en naar aanleiding van de brand). Ook ten aanzien van die berichten heeft u(w cliënt) aangegeven dat die beschikbaar zijn. Graag verzoek ik u om alsnog per ommegaande van die berichten een afschrift toe te sturen.
(…)
2.12.
In reactie hierop heeft de advocaat van [gedaagde/eiseres1] c.s. bij e-mail van 17 januari 2023 (17:10) onder meer het volgende aan de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s. geschreven:
(…)
Dan de correspondentie via Marktplaats. Die is er niet meer. Uitgelegd is waarom en dat ook MP tevergeefs om hulp is verzocht. Mogelijk heeft [AA.] die correspondentie nog. Dat zal in een eventueel getuigenverhoor dan wel blijken. Cliënte kan onmogelijk overleggen wat zij niet in bezit heeft.
U neemt cliënte nu kwalijk dat zij niet heeft overgelegd communicatie met [AA.] van ná de brand. Terwijl dit geen onderdeel is van het kort geding en ook niet door u eerder aan mij is verzocht. U schrijft dat u dit 'alsnog' wenst te ontvangen. Wanneer zou u dat al hebben verzocht dan?
Er is direct na de ontdekking van de brand een bericht aan [AA.] gestuurd. De bestuurder van cliënte stond toen buiten. Dat bericht treft u bijgaand aan. Enige tijd later is de ingebrekestelling gestuurd. Die heeft u al in uw bezit.
Mocht dit aanleiding zijn om de rechtbank te verzoeken alsnog uitspraak te doen, dan is dat (i) in strijd met de getroffen regeling en derhalve klachtwaardig, (ii) in strijd met de goede procesorde, want er is reeds aan uw verzoek voldaan. Het opleggen van een dwangsom maakt dat niet anders. Om die reden zal deze correspondentie in dat geval aan de rechter worden voorgelegd met het verzoek om uw cliënten in de proceskosten te veroordelen, en (iii) dan wordt dezerzijds van de gelegenheid gebruik gemaakt om uitspraak in reconventie te vragen. Guardian is geen partij in dezen. Ook naar eigen zeggen niet.
(…)
2.13.
Namens [eiser/verweerder1] c.s. is vervolgens vonnis gevraagd.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser/verweerder1] c.s. vordert in conventie om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i.
Gedaagden te veroordelen tot afgifte van de 'chatgeschiedenis' tussen [gedaagde/eiseres1] en de onderhuurder ([AA.]) aan (de advocaat van) eisers van:
1. de conversatie welke plaatsvond via de marktplaats-website, en;2. de conversatie welke plaatsvond via WhatsApp;een en ander binnen drie dagen na het wijzen van het vonnis;
Gedaagden, elk voor zich, te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 500,00 per dag, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met een maximum van EUR 100.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maximum, indien zij in strijd handelen met deze veroordeling;
Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3.2.
Aan de vorderingen in conventie legt [eiser/verweerder1] c.s. – kort gezegd – ten grondslag dat hij het vermoeden heeft dat [gedaagde/eiseres1] al bij aanvang van de huurovereenkomst wist dat zij de bedrijfshal voorlopig niet zou gaan gebruiken voor de activiteiten van Studio 73 en dat zij van meet af aan van plan was om in de periode tussen mei en september 2022 te faciliteren dat in de bedrijfshal een hennepkwekerij werd geëxploiteerd. In de hoofdzaak vordert [eiser/verweerder1] c.s. een verklaring voor recht dat [gedaagde/eiseres1] c.s. aansprakelijk is voor de schade. [eiser/verweerder1] c.s. stelt een rechtmatig belang te hebben bij afgifte van de gevorderde conversaties, zodat de aansprakelijkheid van [gedaagde/eiseres1] c.s. kan worden vastgesteld en daaropvolgend de door [eiser/verweerder1] c.s. als gevolg van de brand geleden en nog te lijden schade kan worden verhaald. Het gaat om bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij eisers partij zijn, zodat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan, aldus [eiser/verweerder1] c.s.
3.3.
[gedaagde/eiseres1] c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde/eiseres1] c.s. vordert in reconventie om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
gedaagden te gebieden om binnen twee dagen na datum vonnis over te gaan tot opheffing van het ten laste van [gedaagde/eiseres1] gelegde beslag op het onroerend goed gelegen aan de [adres]., zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat het beslag nog niet is opgeheven, met een maximum van € 100.000,-,
alles met veroordeling van gedaagden in reconventie in de kosten van het geding in reconventie.
4.2.
Aan haar reconventionele vordering legt [gedaagde/eiseres1] c.s. – kort samengevat – ten grondslag dat het beslag op haar woonhuis onrechtmatig is omdat [gedaagde/eiseres1] in persoon niet aansprakelijk is voor de schade aan het bedrijfspand. [gedaagde/eiseres1] stelt dat zij niet heeft geweten van de hennepkwekerij en dit ook niet had moeten weten, zodat haar als bestuurder van Studio 73 geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het is daarom niet op voorhand dermate aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde/eiseres1] in persoon aansprakelijk is voor de door [eiser/verweerder1] geleden schade, zodat conservatoir beslag op haar woning niet is gerechtvaardigd, aldus [gedaagde/eiseres1] c.s.
4.3.
[eiser/verweerder1] c.s. voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

5.1.
[gedaagde/eiseres1] c.s. betwist dat [eiser/verweerder1] c.s. spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening, omdat al beslag is gelegd op de woning van [gedaagde/eiseres1] en een bodemprocedure is gestart, zodat het op de weg van [eiser/verweerder1] c.s. had gelegen om de gevraagde informatie bij incident in de lopende bodemprocedure te vorderen. Dit verweer slaagt niet.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat in geval een vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in kort geding wordt ingesteld, geen hoge eisen aan het spoedeisend belang worden gesteld. De vordering op grond van art. 843a Rv verschilt in wezen niet van andere vorderingen tot verkrijging van bewijs voorafgaande aan een procedure, zoals het voorlopig getuigenverhoor en het voorlopig deskundigenbericht. Zulke vorderingen strekken er onder andere toe om aan de hand van te verkrijgen bewijs de proceskansen in een eventuele (bodem)procedure in te schatten. Daarmee verdraagt zich niet dat een vordering tot verkrijging van schriftelijke bescheiden bij gebreke van een voldoende zwaarwegend spoedeisend belang eerst in een bodemprocedure moet worden ingesteld. Aangenomen moet dan ook worden dat in beginsel uit de aard van de vordering op grond van art. 843a Rv voortvloeit dat de eiser daarbij een voldoende spoedeisend belang heeft. Dat [eiser/verweerder1] c.s. de onderhavige vordering ook bij wijze van incident in de reeds aanhangige bodemprocedure had kunnen instellen, maakt dit niet anders.
Inhoudelijk
5.3.
[eiser/verweerder1] c.s. vordert in dit kort geding op grond van artikel 843a Rv van [gedaagde/eiseres1] c.s. afgifte van de met de onderhuurder via de Marktplaats-website en Whatsapp gevoerde conversaties. De vordering tot inzage, afschrift of uittreksel op grond van artikel 843a Rv komt slechts voor toewijzing in aanmerking, wanneer [eiser/verweerder1] c.s. (i) een rechtmatig belang heeft bij afschrift daarvan, en de vordering betrekking heeft op (ii) bepaalde bescheiden aangaande een (iii) rechtsbetrekking waarin [gedaagde/eiseres1] c.s. partij zijn. Tussen partijen is in geschil of aan alle voornoemde vereisten is voldaan. Wat daar ook van zij, vast staat dat [gedaagde/eiseres1] tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling heeft aangeboden de in haar bezit zijnde correspondentie aan [eiser/verweerder1] c.s. ter beschikking te stellen. In verband hiermee is de mondelinge behandeling op verzoek van partijen voor een periode van twee weken pro forma aangehouden teneinde [gedaagde/eiseres1] c.s. in staat te stellen deze bescheiden vrijwillig over te leggen.
5.4.
[gedaagde/eiseres1] c.s. heeft vervolgens bij e-mail van 17 januari 2023 via haar advocaat de Marktplaats-advertentie, alsmede een Whatsapp bericht van de onderhuurder inhoudende: ‘
Hoi, Naar aanleiding van ons gesprek op marktplaats. Dit is mijn nummer. Gr [AA.]’, alsmede het antwoord daarop: ‘
Ok [AA.], top. Adres is [adres]. Zie je dan!’ aan de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s. overgelegd. Verder is nog de Whatsapp-conversatie met een andere geïnteresseerde mogelijke huurder overgelegd. Namens [gedaagde/eiseres1] c.s. is daarbij aangegeven dat het aanvankelijke contact met de onderhuurder via Marktplaats verliep, maar dat deze correspondentie niet meer beschikbaar en niet meer te achterhalen is, ook niet met hulp van Marktplaats zelf en dat het verdere contact telefonisch is verlopen. Vervolgens is nog op verzoek van de advocaat van [eiser/verweerder1] c.s. een Whatsapp-bericht van de dag van de brand overgelegd met de volgende inhoud: ‘
Hallo [AA.], waar ben je? Heb je al begrepen dat er brand is. Kan je mij bellen?’
5.5.
[eiser/verweerder1] c.s. heeft met voornoemde bescheiden geen genoegen genomen en heeft zijn vorderingen gehandhaafd. Volgens [gedaagde/eiseres1] c.s. heeft zij echter alles overgelegd wat zij heeft en kan zij onmogelijk overleggen wat zij niet in bezit heeft. Dit verweer slaagt.
Op grond van artikel 843a Rv kunnen immers uitsluitend bescheiden worden gevorderd die degene van wie het afschrift ervan wordt gevorderd ‘te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft’. Weliswaar kan volgens vaste jurisprudentie van een partij verwacht worden dat deze zich inspant om de gevraagde bescheiden beschikbaar te krijgen, bijvoorbeeld door deze bij een derde op te vragen, maar volgens [gedaagde/eiseres1] c.s. heeft zij Marktplaats hierom al tevergeefs verzocht. Nu [eiser/verweerder1] c.s. ook zelf heeft bevestigd dat chatgesprekken door Marktplaats na ongeveer 6 maanden worden verwijderd en vervolgens niet meer kunnen worden teruggehaald en het chatgesprek met de onderhuurder dateert van meer dan 6 maanden terug, moet het er voorshands voor worden gehouden dat deze conversatie niet meer kan worden teruggehaald. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook niet aannemelijk geworden dat [gedaagde/eiseres1] c.s. over méér stukken beschikt (of kan beschikken) dan die zij reeds via haar advocaat aan (de advocaat van) [eiser/verweerder1] c.s. heeft verstrekt.
5.6.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen. Bij die stand van zaken kan het verweer van [gedaagde/eiseres1] c.s. dat Guardian in de vorderingen niet ontvankelijk is, onbesproken blijven.
5.7.
De proceskosten in conventie zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Alhoewel de vorderingen in conventie worden afgewezen, acht de voorzieningenrechter een proceskostenveroordeling niet op zijn plaats. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat [gedaagde/eiseres1] c.s. zich eerst tijdens de behandeling van het kort geding bereid heeft getoond de verzochte stukken aan [eiser/verweerder1] c.s. over te leggen, zodat het aanhangig maken van het kort geding in zoverre niet onnodig is geweest. [eiser/verweerder1] c.s. zal daarom, anders dan [gedaagde/eiseres1] c.s. vordert, niet in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Aan haar vordering in reconventie tot opheffing van het beslag legt [gedaagde/eiseres1] c.s. ten grondslag dat [eiser/verweerder1] c.s. zowel Studio 73 als [gedaagde/eiseres1] in persoon aansprakelijk heeft gesteld voor de schade, terwijl geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde/eiseres1], zodat het beslag – dat louter ten laste van [gedaagde/eiseres1] in persoon is gelegd – onrechtmatig is. Volgens [gedaagde/eiseres1] c.s. “
is niet op voorhand dermate aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde/eiseres1] in persoon aansprakelijk is voor de door [eiser/verweerder1] geleden schade, zodat conservatoir beslag op haar woning niet is gerechtvaardigd”. Dit betoog faalt.
6.2.
Het beslag waarvan [gedaagde/eiseres1] c.s. de opheffing vordert is vooralsnog ‘slechts’ conservatoir van aard. Volgens de Hoge Raad strekt een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade. De opheffing van een conservatoir beslag kan dan ook slechts worden bevolen indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Anders dan [gedaagde/eiseres1] c.s. lijkt te willen betogen, gaat het dus niet om de vraag of op voorhand voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen, maar is het criterium voor opheffing of van de
ondeugdelijkheid van de vordering is gebleken. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om (met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure) aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of het beslag onnodig is (HR 14 juni 1996,
NJ1997/481). Dat is vooralsnog niet evident. De vraag of [gedaagde/eiseres1] persoonlijk een verwijt treft, kan aan de hand van de in deze procedure overgelegde stukken niet definitief worden beslecht. Daartoe is verder onderzoek nodig waartoe een kort geding zich naar zijn aard niet leent. Dit zal in de bodemprocedure verder moeten worden onderzocht.
6.3.
Het beslag is gelegd op het woonhuis van [gedaagde/eiseres1]. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde/eiseres1] die woning binnen afzienbare tijd wenst te verkopen, zodat het beslag vooralsnog ook niet ‘knelt’. Dat betekent dat ook een belangenafweging in het voordeel van [eiser/verweerder1] c.s. uitvalt, zodat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
6.4.
[gedaagde/eiseres1] c.s. zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder1] c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat
€ 539,50(factor 0,5 × tarief € 1.079,00)
Totaal € 539,50

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
wijst de vorderingen af,
7.4.
veroordeelt [gedaagde/eiseres1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder1] c.s. tot op heden begroot op € 539,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.5.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 3 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 936