ECLI:NL:RBNHO:2023:7675

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
10205383 \ CV EXPL 22-6818
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagier en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Oslo naar Schiphol op 4 december 2021, waarbij hij zijn aansluitende vlucht miste. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder voerde echter aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen, waarbij de proceskosten voor rekening van de passagier kwamen. De uitspraak benadrukt de complexiteit van luchtvaartcompensatiezaken en de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat vertragingen niet te vermijden waren door redelijke maatregelen te treffen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10205383 \ CV EXPL 22-6818
Uitspraakdatum: 24 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde [betrokkene] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.W.L. Russell (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 3 november 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Oslo (Noorwegen) via Frankfurt (Duitsland) naar [plaats]-Schiphol Airport op 4 december 2021.
2.2.
Vlucht LH861 van Oslo naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar [plaats]-Schiphol Airport heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij meer dan drie uur later is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 44,77, althans € 48,80, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
- afgifte van het certificaat voor internationale tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-verordening (1215/2012) middels het formulier van bijlage I van die verordening.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Warschau-Frankfurt-Oslo-Frankfurt, vluchten LH1353, LH860 en LH861. De luchtverkeersleiding heeft aan voornoemde vluchten restricties opgelegd waardoor de vluchten vertraagd zijn uitgevoerd. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten, de
Slot Allocation Messages(SAM) en de
Slot Revision Messages(SRM) van de hiervoor genoemde vluchten.
Hieronder is een schematisch overzicht opgenomen:
Vlucht
Vertrek
Gepland Werkelijk
Lokale tijden
Aankomst
Gepland
Werkelijk
Lokale tijden
Vertragingscodes
LH1353
Warschau
07:00 uur
08:21 uur
Frankfurt
08:50 uur
10:25 uur
Code 81; 81 minuten
LH860
Frankfurt
10:25 uur
12:02 uur
Oslo
12:25 uur
13:52 uur
Code 77; 42 minuten
Code 93; 55 minuten
LH861
Oslo
13:10 uur
14:40 uur
Frankfurt
14:40 uur
16:36 uur
Code 93; 84 minuten
Code 61; 6 minuten
4.5.
In tegenstelling tot de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de gewijzigde slottijden een buitengewone omstandigheid opleveren, ongeacht de daaraan door de luchtverkeersleiding ten grondslag gelegde reden. Wanneer een vlucht een gewijzigde slottijd opgelegd krijgt, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Dit betekent dat de vervoerder ten aanzien van de vertraging wegens code 81 een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Voor de reeks rotatievluchten betekent dit het volgende:
4.6.
Vlucht LH1353 is vanwege code 81 met een vertrekvertraging van 81 minuten uitgevoerd. Aldus wordt, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.5. is overwogen, een vertrekvertraging van 81 minuten aangemerkt als een vertraging ontstaan vanwege een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de opvolgende vlucht, vlucht LH860 (Frankfurt-Oslo). Uit het vluchtrapport van vlucht LH860 volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector) van 55 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht. Nu reeds is vastgesteld dat 81 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 55 minuten door naar de onderhavige vlucht. Naast code 93 is vlucht LH860 vertraagd uitgevoerd wegens code 77. De passagier stelt dat de vertraging wegens code 77 geen buitengewone omstandigheid oplevert. Er was ten tijde van de uitvoering van vlucht LH860 geen sprake van slecht weer. De vervoerder heeft voornoemde stelling gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat de vertraging die is ontstaan vanwege code 77 van ondergeschikt belang is, aangezien deze vertraging werd overlapt met de vertraging die is ontstaan wegens de door de luchtverkeersafleiding afgegeven restricties (code 81). De door de luchtverkeersleiding afgegeven restricties werden niet teweeggebracht door de vervoerder zelf of door enige aan de vervoerder verbonden redenen, aldus de vervoerder. De kantonrechter oordeelt daarom dat, nu de 55 minuten vertraging ten gevolge van de gewijzigde slottijden wegens vertragingscode 81 een buitengewone omstandigheid oplevert, de vraag of de daarmee ‘overlappende’ vertraging ten gevolge van code 77 een buitengewone omstandigheid oplevert, geen beantwoording meer behoeft.
4.8.
Dit betekent dat het gedeelte van de vertraging van de onderhavige vlucht dat ziet op het met vertraging binnenkomen van de voorafgaande vlucht (code 93) eveneens kan worden aangemerkt als een vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertrekvertraging van 84 minuten had wegens code 93. Nu reeds is vastgesteld dat 55 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt slechts dit gedeelte van de vertraging door naar de onderhavige vlucht. Gesteld noch gebleken is waarom de vertraging is opgelopen tot 84 minuten. Naast code 93 is de onderhavige vlucht met 6 minuten vertraagd uitgevoerd wegens code 61. De kantonrechter gaat voorbij aan de vraag of de vertraging wegens code 61 een buitengewone omstandigheid oplevert nu de vervoerder daar geen beroep op heeft gedaan.
4.9.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 16:36 uur lokale tijd aangekomen in Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagier naar Amsterdam-Schiphol Airport is om 16:30 uur lokale tijd vertrokken. De minimale overstaptijd in Frankfurt bedraagt 45 minuten. Zonder de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheden van 55 minuten, zou de onderhavige vlucht om 15:41 uur lokale tijd te Frankfurt zijn gearriveerd. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zou de passagier zijn aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.10.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij een buffer van 25 minuten bovenop de minimale connectietijd van 45 minuten had ingepland, hetgeen de kantonrechter voldoende acht. Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht, hetgeen niet door de passagier wordt betwist. De passagier stelt dat de vervoerder in het onderhavige geval een vervangend toestel had moeten inzetten. De vervoerder heeft deze stelling gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat op het moment dat de eerste gewijzigde slottijd aan vlucht LH1353 werd opgelegd niet duidelijk was dat de onderhavige vlucht daadwerkelijk vertraagd zou worden uitgevoerd. Bovendien was onduidelijk hoe lang deze vertraging zou duren. De gewijzigde slottijden kunnen namelijk worden gewijzigd. Ook was het niet zeker dat een vervangend toestel wel op de oorspronkelijke vertrektijd zou kunnen vertrekken, gezien de door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties. De kantonrechter meent dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De conclusie is dat de vordering van de passagier zal worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proces- en nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter