ECLI:NL:RBNHO:2023:7661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
HAA 20/5297
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen handhaving omgevingsvergunning voor intensivering bedrijfsvoering en geluidshinder

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 26 juli 2023, zijn de beroepen van eisers gericht tegen de handhaving van de omgevingsvergunning voor [bedrijf 1] beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning, verleend op 16 mei 2019, onvoldoende gemotiveerd was in het licht van de intensivering van de bedrijfsvoering en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden. De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (Stab) als deskundige benoemd om het akoestisch onderzoek te beoordelen. De Stab concludeerde dat het akoestisch onderzoek niet representatief was en dat belangrijke activiteiten niet waren meegenomen. De rechtbank heeft de conclusie van de Stab gevolgd en het bestreden besluit vernietigd, maar heeft de omgevingsvergunning in stand gelaten met aanvullende voorschriften om de geluidshinder te beperken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omgevingsvergunning niet in stand kon blijven zonder deze aanvullingen, en heeft de proceskosten en griffierechten aan eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/5297 en HAA 20/5322

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juli 2023 in de zaak tussen

1. [eiser 1],
[eiseres 1], beiden uit [woonplaats 1] , en
[eiser 2], uit [woonplaats 2] , eisers 1
(gemachtigde: mr. ing. B.M. Brandenburg-Stroo),
2. [eiseres 2]te [woonplaats 1] , eiseres 2
(gemachtigde mr. S.T. Bosch),
gezamenlijk te noemen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Moraal).
Als derde-partij neemt aan het geding deel: de besloten vennootschap
[bedrijf 1]( [bedrijf 1] ), te [woonplaats 1]
(gemachtigde: mr. A.M. Nijboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers gericht tegen de handhaving van de door verweerder aan [bedrijf 1] verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van geluidsschermen, beschoeiing en een lichtmast en het intensiveren van de bedrijfsvoering op het perceel [adres 1] in [woonplaats 1] (het perceel).
1.1
In het besluit van 16 mei 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan [bedrijf 1] een omgevingsvergunning verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.2
In het besluit van 21 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard. De omgevingsvergunning is wel, onder aanpassing van de motivering, in stand gebleven. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroepen ingesteld.
1.3
[bedrijf 1] en verweerder hebben op de beroepschriften gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen, samen met zaak HAA 20/3312, op 14 februari 2022 op zitting behandeld. Eisers 1 zijn alle drie verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens eiseres 2 zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en de gemachtigde. Ook is namens eiseres 2 [naam 4] van het geluid- en adviesbureau Peutz verschenen. Namens verweerder waren aanwezig: de gemachtigde van verweerder, [naam 5] van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (ODNHN) en [naam 6] . Ten slotte zijn namens [bedrijf 1] verschenen: [naam 7] van adviesbureau Cauberg Huygen (CH), [naam 8] en de gemachtigde van [bedrijf 1] .
1.5
Op 28 maart 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (Stab) als deskundige benoemd. De rechtbank heeft de Stab gevraagd om advies uit te brengen voor de beoordeling van de beroepen.
1.6
Op 25 oktober 2022 heeft de rechtbank een advies van 21 oktober 2022 van de Stab ontvangen. Op 28 oktober 2022 en 19 december 2022 heeft eiseres 2 op het advies van de Stab gereageerd. [bedrijf 1] heeft op 15 december 2022 op het advies gereageerd. Eisers 1 hebben op 16 december 2022 op het advies gereageerd. Op 23 februari 2023 heeft [bedrijf 1] op de reacties van eisers gereageerd.
1.7
Op 30 januari 2023 heeft de rechtbank verweerder verzocht om op het advies van de Stab te reageren en aan verweerder twee vragen gesteld. Op 24 februari 2023 heeft verweerder op de vragen van de rechtbank gereageerd.
1.8
Op 28 maart 2023 heeft de rechtbank aangegeven dat zij zich voldoende geïnformeerd acht en partijen in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij een nadere zitting wenselijk achten. Nu daarop geen, dan wel een negatieve reactie, is gekomen heeft de rechtbank op 14 april 2023 het onderzoek gesloten.
1.9
De rechtbank heeft in eerste instantie aangegeven dat zij binnen zes weken na sluiting van het onderzoek uitspraak zou doen. Deze termijn heeft de rechtbank tweemaal verlengd.

Totstandkoming van het bestreden besluit en vaststaande feiten

2. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
2.1
Het perceel is eigendom van [bedrijf 2] B.V. en het ligt aan de noordzijde aangesloten aan het recreatiepark De Rekere met 76 recreatiewoningen, waar permanente bewoning is toegestaan. Ten zuiden van het perceel lag een tuincentrum. Binnenkort zullen daar woningen worden gebouwd. Ten oosten van het terrein zijn ook woningen gesitueerd. Ten westen grenst het terrein aan een parkeerterrein en een sloot.
2.2
Het perceel van [bedrijf 1] is meer dan 2.000 vierkante meter groot. [bedrijf 1] huurt het perceel al meerdere jaren en gebruikte het voor de opslag van bouwmateriaal en als kantoorruimte voor projectontwikkeling. [bedrijf 1] heeft ook een tweede locatie aan de [adres 2] waar het hoofdkantoor is gevestigd.
2.3
Eisers 1 hebben recreatiewoningen op het recreatiepark De Rekere. De heer [eiser 1] en mevrouw [eiseres 1] wonen op De Rekere nummer [#] en [##] . De heer [eiser 2] is de eigenaar van De Rekere [###] .
2.4
Op het perceel van [bedrijf 1] is het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Harenkarspel” van toepassing. Het perceel heeft als bestemming ‘Bedrijf’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 2’.
2.5
Op 27 november 2018 heeft [bedrijf 1] een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit), te weten voor het laden en lossen en de opslag en overslag van regulier bouwmateriaal. Op de bijgeleverde tekening is aangegeven dat het gehele terrein heringericht zal worden voor onder meer de opslag van hekwerken en steigermateriaal.
2.6
Op 22 maart 2019 heeft [bedrijf 1] de onderhavige aanvraag bij verweerder ingediend waarbij is toegelicht dat het perceel gebruikt zal worden voor het plegen van reparaties en onderhoud aan materiaal, het inzamelen van afval en het reinigen van materiaal op een wasplaats. Het voormalig kantoorgebouw op het perceel zal worden omgebouwd tot een reparatie- en onderhoudswerkplaats.
2.7
[bedrijf 1] heeft een akoestisch onderzoek “Het Vierkant” laten uitvoeren door CH op 23 januari 2019 en 1 maart 2019. Naar aanleiding van opmerkingen daarop van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord Holland Noord (RUD) is het akoestisch rapport aangepast en opnieuw ingediend op 11 april 2019. De RUD heeft vervolgens op 25 april 2019 een advies geluid opgesteld, met wederom opmerkingen over het akoestisch rapport. Op 9 mei 2019 is daarom een vierde versie van het akoestisch onderzoek door CH afgegeven.
2.8
In het primaire besluit van 16 mei 2019 heeft verweerder aan [bedrijf 1] een omgevingsvergunning verleend voor bouwen [1] en voor handelen in afwijking van het bestemmingsplan [2] . Daaraan heeft verweerder de volgende motivering ten grondslag gelegd.
De aangevraagde lichtmast past niet binnen de planregels van het bestemmingsplan, omdat de lichtmast een bouwhoogte heeft van 7,5 meter terwijl op grond van de planregels de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen. Het plan is wel in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsregels uit de “Reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen”. Verweerder is daarom bereid om mee te werken aan afwijking van het bestemmingsplan ten aanzien van de lichtmast op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wabo in combinatie met artikel 4, aanhef en onder, van bijlage II van het Bor (hierna: de kruimellijst). Verweerder is van oordeel dat door de plaatsing van de lichtmast geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt.
De aanvraag past ook niet binnen de planregels, omdat in artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels is bepaald dat deze gronden zijn bestemd voor bedrijven welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn. Door de intensivering van de werkzaamheden komt het bedrijf echter in een andere milieucategorie te vallen namelijk in categorie 3.2 (in plaats van 3.1). Verweerder is bereid om in afwijking van het bestemmingsplan ook een intensiever gebruik toe te staan op grond van de kruimellijst. Er is volgens verweerder geen sprake van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Door het plaatsen van geluidsschermen in combinatie met het borgen van gedragsregels, zoals die zijn opgenomen in de geluidsberekening, vindt een dusdanige reductie van het geluidsniveau van de werkzaamheden op het terrein plaats dat de geluidsbelasting op geen enkele gevel hoger is dan 46 dB(A). De maximaal toegestane geluidsbelasting op een gevel is op grond van de regelgeving 53 dB(A). Daarmee wordt de milieubelasting gereduceerd tot het toegestane niveau. Hiermee ontstaat een goed woon- en leefklimaat voor de omgeving van het terrein.
Ook is het plaatsen van de geluidsschermen stedenbouwkundig beoordeeld en is vastgesteld dat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld plaatsvindt. Ook wordt de milieusituatie niet onevenredig aangetast. Er is weliswaar sprake van een toename van de geluidsproductie door het intensievere gebruik, maar deze geluidstoename wordt door de maatregelen genoemd in het akoestisch rapport van CH teruggebracht tot een niveau voor de omgeving dat voldoet aan het Activiteitenbesluit en de toegestane milieucategorie. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ten slotte wordt voor de verkeersbewegingen gebruik gemaakt van de bestaande inrit. De geluidsbelasting van de verkeersbewegingen voldoet ook aan het Activiteitenbesluit. Aan de verleende omgevingsvergunning zijn ten slotte 12 voorschriften en 13 aandachtspunten verbonden.
2.9
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft het geluid- en adviesbureau Peutz op verzoek van eiseres 2 het akoestisch rapport “Het Vierkant” van CH van 9 mei 2019 bekeken en in een notitie van 6 juni 2019 zijn op- en aanmerkingen gegeven. Ook het milieuadviesbureau Amitec heeft op verzoek van eisers 1 in een rapport van 13 september 2019 het akoestisch rapport “Het Vierkant” beoordeeld.
2.1
Na overleg met omwonenden is een geluidsscherm aan de noordzijde van het terrein aangepast, zodat het met een hoogte van 3 meter in oostelijke richting met het maaiveld meeloopt. Vanwege die aanpassing is een vijfde versie van het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” van 27 juni 2019 ingediend. De ODNHN heeft als vervanger van de RUD in een advies geluid van 10 juli 2019 deze vijfde versie akkoord bevonden.
2.11
Op 10 juli 2019 is op grond van artikel 8.41a van de Wet milieubeheer de melding Activiteitenbesluit van 27 november 2018 van [bedrijf 1] door de ODNHN bevestigd.
2.12
Op 30 oktober 2019 heeft de bezwaaradviescommissie verweerder geadviseerd om de bezwaren van eisers gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen, tenzij verweerder in heroverweging (na aanvullend onderzoek) de verlening van de omgevingsvergunning aanvullend motiveert.
2.13
Op 11 december 2019 heeft de ODNHN gereageerd op dit advies en op de reacties van Peutz en Amitec op het akoestisch onderzoek en daarbij geadviseerd om het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” aan te vullen met een beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
2.14
CH heeft op 29 december 2019 een zesde aangepast akoestisch onderzoek opgesteld naar aanleiding van de opmerkingen van de bezwaaradviescommissie, de twee rapporten van Amitec en Peutz en de reactie van de ODNHN. Op 20 januari 2020 heeft ODNHN aangegeven dat dit akoestisch onderzoek niet akkoord is en aanbevelingen gedaan om dit aan te passen.
2.15
Op 3 februari 2020 zijn op het perceel van [bedrijf 1] geluidsmetingen gedaan. De uitkomsten zijn in de zevende versie van het akoestisch onderzoek van CH van 17 februari 2020 opgenomen. Op 4 maart 2020 heeft de ODNHN aangegeven dat ook deze versie niet akkoord was.
2.16
Uiteindelijk is op 6 maart 2020 een achtste versie van het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” opgesteld, waarbij de geluidsmetingen van 3 februari 2020 zijn betrokken. De conclusie uit het onderzoeksrapport is dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau op de woningen ten hoogste La, LT 45dB(A) bedraagt. Aan de voor een goed woon- en leefmilieu te stellen norm voor het langtijdgemiddelde geluidsniveau van 50 dB(A) wordt daarmee voldaan. De verkeersaantrekkende werking (indirect hinder) voldoet ook aan de norm van 50 dB(A). Het optredende maximale geluidsniveau bedraagt ten hoogte 69 dB(A). Aan de voor een goed woon- en leefmilieu te stellen norm voor het maximale geluidsniveau van 70 dB(A) wordt ook voldaan.
2.17
In een advies geluid van 20 maart 2020 heeft de ODNHN de achtste versie van het akoestisch onderzoek akkoord bevonden. Deze versie is vervolgens aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
2.18
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en, naar aanleiding van het advies van de bezwaaradviescommissie, als volgt aangevuld en gewijzigd. Het intensievere gebruik omvat de volgende werkzaamheden:
- op het buitenterrein: beheer, op- en overslag van bouwmateriaal; en
- in de magazijnen/opslagruimte: zaagwerk, schilderwerk ter markering van materiaal, onderhoud, keuren en repareren van bouwmateriaal, magazijnopslag van klein mechanisch en elektrisch materieel, het verrichten van lichte schoonmaakwerkzaamheden van technisch materiaal.
Ten aanzien van de hinderaspecten heeft verweerder, op aanbeveling van de commissie, de voorschriften behorende bij de vergunning aangevuld ten aanzien van de geur en stof veroorzakende activiteiten en het hinder veroorzakende afval.
Ten aanzien van de toepassing van de kruimellijst en de goede ruimtelijke ordening stelt verweerder het volgende. Het bedrijventerrein maakt deel uit van een aaneengesloten gebied met vrijstaande woningen die een woon- en verblijfsfunctie hebben en de 76 recreatiewoningen van De Rekere waar permanent gewoond mag worden en is in zoverre niet te onderscheiden van een woonwijk. Ook ten zuiden en oosten van het terrein liggen woningen, zodat sprake is van een terrein binnen de bebouwde kom.
Het akoestisch onderzoek van CH is naar aanleiding van vragen van de bezwaaradviescommissie en de tegenrapportages van Amitec en Peutz aangepast en door de ODNHN beoordeeld en (weer) akkoord bevonden. De gedragsregels Schoorldam bij dit akoestisch onderzoek worden als voorschriften in de vergunning opgenomen.
Ten aanzien van de lichtmast wordt in het bestreden besluit nog aangevuld dat de armatuur van de mast zo dient te worden afgesteld dat er geen direct lichtschijnsel op de naastgelegen percelen plaatsvindt.
Ten aanzien van de wijze van meten van de hoogte van de geluidsschermen bepaalt het bestemmingsplan dat de hoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk. Omdat het geluidsscherm een meter van de erfgrens is geplaatst, ligt het volledig op het terrein van [bedrijf 1] en dus is het maximaal 3 meter hoog.
Ten aanzien van het afval wordt door verweerder nader toegelicht dat sprake is van drie soorten afval dat wordt opgeslagen namelijk metaal, rest en chemisch. De opslaglocatie voor chemische afval wordt aangegeven als een afsluitbare unit. Ten slotte wordt het regenwater op de gebruikelijke wijze afgevoerd. In de nieuwe situatie dient daarnaast het water dat overblijft na de reiniging van het materiaal afgevoerd te worden nadat het is gefilterd.
2.19
Door eisers 1 is in beroep een nieuwe reactie van Amitec van 2 oktober 2020 op het achtste akoestisch rapport van CH overgelegd. Eiseres 2 heeft een reactie van Peutz van 6 oktober 2020 overgelegd. CH heeft hier op 20 april 2021 schriftelijk op gereageerd. Ten slotte is in beroep door [bedrijf 1] een negende versie van het akoestisch rapport van CH van 5 mei 2021 overgelegd.

Het oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid aan vergunninghouder een omgevingsvergunning kon verlenen voor het bouwplan. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. Volgens eisers mocht verweerder niet de omgevingsvergunning verlenen, omdat de intensivering van het bedrijf strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening. Volgens eisers zijn de akoestische consequenties van de omgevingsvergunning onacceptabel voor het woon- en leefklimaat van de aanliggende recreatiewoningen.
3.1
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is niet in geschil?
3.2
De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder op goede gronden de omgevingsvergunning aan [bedrijf 1] heeft verleend voor het plaatsen van de geluidsschermen, de lichtmast en beschoeiing.
3.3
Ook is tijdens de zitting gebleken dat op de bij de omgevingsvergunning behorende tekening weliswaar een locatie op het perceel is aangegeven voor de opslag van chemisch afval, maar dat dit een omissie betreft. Verweerder en [bedrijf 1] hebben aangegeven dat er geen chemisch afval wordt opgeslagen op het perceel. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze opslag van chemisch afval inderdaad een omissie betreft en dus geen onderdeel is van het geschil.
3.4
Ook is niet in geschil dat [bedrijf 1] een zogeheten B-inrichting is, zoals bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit.
3.5
Partijen zijn het er ook over eens dat de aanvraag in strijd is met artikel 4.1 van de planregels omdat de bedrijfsvoering van [bedrijf 1] op het perceel wordt gewijzigd en geïntensiveerd, zodat niet langer sprake is van hetzelfde bedrijf als op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
De grondslag van het bestreden besluit
4.1
Verweerder is van artikel 4.1 van de planregels afgeweken met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II bij het Bor.
4.2
Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat in het bestreden besluit getoetst is aan het Activiteitenbesluit. Ook is beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Verweerder noemt in het bestreden besluit weliswaar de VNG-handreiking ‘bedrijven en milieuzonering’ en de categorieën 3.1 en 3.2, maar hier is niet aan getoetst, aldus verweerder. De vraag onder welke milieucategorie [bedrijf 1] valt, is daarom voor de beoordeling van het geschil niet relevant. Dat eiseres 2 graag duidelijkheid wil over de toepasselijke milieucategorie om problemen in de toekomst te voorkomen, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak niet hierop ingaan.
Het Activiteitenbesluit en het uitgevoerde akoestisch onderzoek
5.1
Eisers voeren (samengevat) aan dat uit de in beroep overgelegde contra-expertises van Peutz en Amitec duidelijk volgt dat het achtste akoestisch onderzoek van CH, dat aan de verleende omgevingsvergunning ten grondslag ligt, niet correct is uitgevoerd en daarbij onvolledig en onduidelijk is. De uitgevoerde geluidsmetingen zijn onbetrouwbaar en op ongebruikelijke wijze verricht. De aangehouden hoogte van de opslag is te laag en er is geen rekening gehouden met het feit dat op het gehele terrein opslag van metalen materiaal sprake zal zijn. Het werkelijke geluidsniveau zal volgens de contra-expertises hoger zijn dan gerapporteerd.
Het Stab-advies
5.2
De rechtbank heeft na de behandeling van de beroepen ter zitting de Stab gevraagd om na te gaan of in het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” van 6 maart 2020 en de daarbij betrokken geluidsmeting van 3 februari 2020 een volledig en representatief beeld is gegeven van de bedrijfssituatie ter plaatse en of alle activiteiten op het terrein daadwerkelijk zijn betrokken. De rechtbank heeft daarbij specifiek verwezen naar de opslagmogelijkheden en het vervoer van bouwmateriaal op het terrein.
5.3
Voor de totstandkoming van het advies van de Stab hebben de adviseurs van de Stab de planlocatie en het terrein van De Rekere op 23 juni 2022 bezocht en hebben zij met partijen gesproken. Daarna heeft de Stab op 7 juli 2022 nogmaals met eisers gesproken en hebben zij beeldmateriaal van de geluidsoverlast ontvangen. Op 1 september 2022 hebben de Stab-adviseurs geluidsmetingen uitgevoerd op het bedrijventerrein van [bedrijf 1] . Het conceptverslag is vervolgens op 23 september 2022 naar partijen verzonden. Partijen hebben daarop gereageerd. Die reacties zijn ten slotte door de Stab verwerkt in het definitieve verslag.
5.4
De Stab heeft in haar advies van 21 oktober 2022 als volgt antwoord gegeven op de vragen van de rechtbank:
“Nee, de Stab heeft een aantal bevindingen gedaan waaruit blijkt dat het akoestisch onderzoek niet (geheel) representatief is. Deze punten zijn hieronder weergegeven:
  • de indeling van het bedrijventerrein wijkt in de huidige situatie op een aantal punten af van hetgeen in het akoestisch onderzoek is aangehouden;
  • door de wijze van modelleren worden de optredende piekniveaus door de open overheaddeur onderschat;
  • de posities waarop enkele activiteiten gemodelleerd zijn, zijn niet representatief voor de locaties waar deze activiteiten feitelijk plaatsvinden. Het betreft de geluidsbronnen voor de richtlijnen van heftrucks en vrachtwagens langs het noordelijke geluidscherm, het sorteren van metalen steigerdelen en het in opslag zetten van goederen;
  • de hoogte van de maximale geluidsbron voor het sorteren van metalen steigerdelen is 0,5 m te laag;
  • uit geluidsmetingen van Stab blijkt dat het maximale bronvermogen bij het in opslag plaatsen van kudels 1 dB hoger kan zijn.
Al deze bevindingen leiden er echter niet toe dat de geluidsnormen die verweerder hanteert van 50 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 70 dB(A) voor het maximale geluidsniveau bij de woningen op De Rekere worden overschreden.
Het stapelen van de (opslag)bakken, het stapelen van de stempelcontainers en het takelen van zeecontainers zijn niet in het akoestisch onderzoek meegenomen voor het bepalen van het maximale geluidsniveau. Ten gevolge van het takelen en opslaan van de zeecontainers in twee lagen op een afstand van 15 meter van het geluidsscherm wordt de geluidsnorm van 70 dB(A) voor het maximale geluidsniveau, die verweerder aanvaardbaar heeft geacht, bij de woningen op De Rekere overschreden met 5 dB. Als het stapelen plaatsvindt op een afstand van meer dan 25 m van het geluidsscherm af of als deze containers niet op elkaar, maar op de grond worden geplaatst, dan wordt deze geluidsnorm niet overschreden.”
Verder heeft de Stab nog het volgende opgenomen ten aanzien van de las-, zaag- en slijpwerkzaamheden die op het perceel plaatsvinden.
“Stab merkt verder op dat volgens de gedragsregels die onderdeel zijn van het besluit de werkzaamheden met de las-, zaag- en slijpmachines in de loodsen moeten worden uitgevoerd met gesloten deuren (zie gedragsregel 8). [bedrijf 1] heeft toegelicht dat in de bedrijfsvoering ook bij andere werkzaamheden in de loodsen die lawaaiig kunnen zijn (zoals het sorteren van steigerbuizen en bevestigingsmateriaal) de interne werkinstructie is om deze alleen uit te voeren met gesloten deuren. Hiertoe hangen inmiddels ook instructieborden in de loodsen (zie bijlage STAB-1, foto’s 41, 48 en 49). Uit de geluidmetingen die STAB heeft uitgevoerd, blijkt dat met gesloten overheaddeur de bronsterkte van de piekgeluiden aan de buitenzijde van de gesloten overheaddeur tijdens het sorteren van bevestigingsmateriaal binnen, ten hoogste 87 dB(A) bedraagt (zie appendix A, onder A8). Dit is ruim lager dan waarvan in het akoestisch rapport is uitgegaan. Stab concludeert daarom dat de maximale geluidniveaus van de open overheaddeuren niet maatgevend zijn voor het maximale geluidniveau dat bij de woningen op bungalowpark De Rekere optreden, indien gewerkt wordt volgens de voorschriften en instructie.”
Reactie eisers 1
5.5
Eisers 1 stellen (samengevat) dat uit het advies van de Stab volgt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat het stapelen van de (opslag)bakken, het stapelen van de stempelcontainers en het takelen van zeecontainers niet in het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” is meegenomen. Ook is in de verleende omgevingsvergunning niet geborgd dat het takelen van zeecontainers niet binnen de 15 meter mag plaatsvinden en dat de afstand groter dan 25 meter van het geluidsscherm moet zijn, omdat dit niet als voorschrift wordt genoemd. Eisers betwisten daarbij dat het takelen van de zeecontainers met een autolaadkraan gebeurt. Op het overgelegde beeldmateriaal is te zien dat de zeecontainers op vrachtwagens worden gesleept. Eisers blijven bij hun standpunt dat de werkelijk optredende geluidsniveaus van de bedrijfsactiviteiten hoger zijn dan door de Stab is gerapporteerd. De omgevingsvergunning leidt daarom tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. In theorie kan wellicht net sprake zijn van een akoestisch acceptabele situatie, maar in de praktijk verwachten eisers dat de door de Stab voorgestelde voorschriften onrealistisch en niet handhaafbaar zijn. Ook de door de Stab aangehaalde (interne) werkinstructie over het uitvoeren van andere werkzaamheden in de loods en de aangepaste werkwijze voor het sorteren van steigermateriaal, zijn niet geborgd omdat deze werkinstructies als voorschriften in de omgevingsvergunning ontbreken.
Reactie eiseres 2
5.6
Eiseres 2 stelt (samengevat) dat zij zich grotendeels kan vinden in het advies van de Stab en dat daaruit volgt dat verweerder de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. Ten onrechte heeft de Stab echter geen rekening gehouden met het overgelegde beeldmateriaal waaruit blijkt dat de zeecontainers op vrachtwagens worden gesleept met veel geluid tot gevolg. De door de Stab voorgestelde voorschriften zijn niet realistisch en niet handhaafbaar. Ten slotte stelt eiseres 2 dat de Stab terecht opmerkt dat in de gedragsregels die aan de omgevingsvergunning zijn verbonden, niet is voorschreven dat het sorteren van de steigerdelen op het buitenterrein zorgvuldig en zo stil mogelijk moet plaatsvinden. Dit is dus niet in de omgevingsvergunning geborgd.
Reactie [bedrijf 1]
5.7
stelt dat uit het advies van de Stab blijkt dat de geluidsonderzoeken van CH, die ten grondslag liggen aan de omgevingsvergunning, deugdelijk zijn en dat deze een correct beeld geven van de geluidssituatie ter plaatse. Bij de metingen van de Stab is uitgegaan van een ‘worst case scenario’. Alleen ten aanzien van het stapelen van de zeecontainers is geconstateerd dat op twee momenten sprake is van een piekgeluid hoger dan 70 dB(A). [bedrijf 1] stelt echter dat deze incidentele overschrijding overdag niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De Stab heeft niet geconstateerd dat het stapelen van zeecontainers niet zou zijn toegestaan, maar heeft berekend dat daardoor een hogere piekbelasting dan 70 dB(A) optreedt. De Stab is bij de berekening uitgegaan van een afstand van 15 meter, maar de afstand is in werkelijkheid 20 meter. Uitgaande van de werkelijke afstand is de piekbelasting lager dan 70 dB(A). Daarbij komt dat het stapelen van zeecontainers alleen voorkomt, indien er te weinig plek is op het terrein om de containers naast elkaar te zetten. Dit gebeurt niet vaker dan 24 keer per jaar. Als er dan wordt gestapeld, is dit maximaal 2 keer op een dag. Uit het advies van de Stab blijkt dat geen geluidsnormen worden overschreden bij het sorteren van metalen steigeronderdelen, ook niet als dit buiten de loods gebeurt of dichterbij de woningen. De Stab is bij de metingen zelf ook hier uitgegaan van een ‘worst case scenario’ van het sorteren van metaal in een lege bak en dat een steigerbuis van een hoogte van 0,5 meter op een andere steigerbuis valt. Zelfs dan wordt geen geluidsnorm overschreden. Er is dan ook geen reden om op dit punt andere voorschriften te stellen. Daarbij komt dat voorschrift 8 al bepaalt dat ijzer niet in de bak mag vallen. Dat is voldoende.
Reactie verweerder
5.8
Naar aanleiding van het advies van de Stab vraagt verweerder de rechtbank om zelf te voorzien en de volgende voorschriften aan de verleende omgevingsvergunning toe te voegen.
“Werkzaamheden met de las-, zaag-, slijpmachines en overige werkzaamheden die lawaaiig kunnen zijn (zoals het sorteren van steigerbuizen en bevestigingsmateriaal) worden binnen in de aanwezige loodsruimte uitgevoerd met gesloten deuren.
Het sorteren van metalen steigerdelen c.q. steigerbuizen mag echter buiten op het terrein plaatsvinden.
Het stapelen van zeecontainers mag gedurende de dagperiode maximaal 24 keer per jaar plaatsvinden.”
Voor andere voorschriften ziet verweerder geen grond.
Ook is verweerder, mede op grond van een nader advies van de ODNHN van 22 februari 2023, van mening dat, ondanks de overschrijding van het geluidsniveau, wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, omdat de opslag niet op 15 meter afstand plaatsvindt, maar op 20 meter. De piekgeluiden zijn hierdoor minder hoog dan door de Stab berekend. Ook betreft het incidentele werkzaamheden die niet dagelijks of wekelijks plaatsvinden. Om dit incidentele karakter te concretiseren heeft verweerder eerdergenoemd voorschrift opgenomen dat gedurende de dagperiode maximaal 24 keer per jaar zeecontainers mogen worden gestapeld. Ook gaat het uitsluitend om het maximale geluidsniveau van laad- en losactiviteiten, terwijl in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder b, van het Activiteitenbesluit is bepaald dat de maximale geluidsniveaus niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten. De in de dagperiode optredende incidentele maximale geluidsniveaus leiden dan ook niet tot overschrijding van de in het Activiteitenbesluit gestelde geluidsnormen.
Het oordeel van de rechtbank
5.9
De rechtbank mag in beginsel op een uitgebrachte deskundigenverslag, zoals het advies van de Stab, afgaan. Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het advies van de Stab voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en het ook niet anderszins gebreken bevat die ertoe moeten leiden dat de rechtbank zich niet op dit advies mag baseren.
5.1
De rechtbank volgt dan ook de conclusie van de Stab dat (samengevat) in (de achtste versie van) het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” niet een representatief beeld is gegeven van de bedrijfssituatie ter plaatse. De Stab noemt vijf specifieke punten in haar advies, zoals hiervoor opgenomen in rechtsoverweging 5.4, die de rechtbank dan ook volgt. Ook heeft de Stab geconstateerd dat een aantal activiteiten dat op het perceel plaatsvindt überhaupt niet in het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” is meegenomen. Ook deze conclusie neemt de rechtbank over.
5.11
Omdat de omgevingsvergunning en het bestreden besluit zijn gebaseerd op dit onvolledige akoestisch onderzoek mag het bestreden besluit dus niet in stand blijven. Onvoldoende is (met het akoestisch onderzoek) gemotiveerd waarom ondanks de intensivering van het bedrijf van [bedrijf 1] sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van eisers. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd en dus in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit leidt er al toe dat de beroepen van eisers gegrond zijn.
6. De rechtbank zal vervolgens in het kader van de finale geschilbeslechting beoordelen of aanleiding bestaat om de aan [bedrijf 1] verleende omgevingsvergunning in stand te laten met (eventueel) een aanvulling van de voorschriften op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb.
Gebreken in het onderzoek
6.1
Uit het advies van de Stab volgt dat de vijf genoemde gebreken in het akoestisch onderzoek “Het Vierkant” niet tot een overschrijding van de geldende geluidsnormen op grond van het Activiteitenbesluit leiden. Weliswaar is er dus sprake van een onvolkomenheid in het onderzoek, maar dit leidt niet tot de conclusie dat er dus geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het sorteren van steigerdelen op het buitenterrein
6.2.
Ten aanzien van de activiteit het sorteren van steigerdelen van metaal op het buitenterrein (activiteit J) heeft de Stab uit het door eisers overgelegde beeldmateriaal opgemaakt dat dit soms niet zorgvuldig door medewerkers van [bedrijf 1] wordt uitgevoerd. Voor de volledigheid heeft de Stab daarom ook een geluidsmeting gedaan van een steigerbuis die van ongeveer 0,5 meter hoogte op een andere steigerbuizen valt, oftewel zoals [bedrijf 1] stelt een ‘worst case scenario’. Deze werkwijze leidt tot een overschrijding van de geluidsnormen met 1 dB(A) in de tuinen van de recreatiewoningen. In het Stab-advies staat dat [bedrijf 1] heeft aangegeven dat gooien met steigerbuizen niet meer voorkomt. De Stab merkt echter op dat in de gedragsregels die aan de omgevingsvergunning zijn verbonden niet is voorgeschreven dat het sorteren van metalen steigerdelen op het buitenterrein zorgvuldig en zo stil mogelijk moet plaatsvinden. Gelet op het Stab-advies ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat aan de omgevingsvergunning het voorschrift moet worden toegevoegd dat het sorteren van metalen steigerdelen dan wel steigerbuizen zorgvuldig en zo stil mogelijk dient plaats te vinden. Het voorschrift – zoals dat al deels door verweerder was voorgesteld – komt daarom als volgt te luiden:
“Het sorteren van metalen steigerdelen c.q. steigerbuizen mag echter buiten op het terrein plaatsvinden, maar dit dient zorgvuldig en zo stil mogelijk plaats te vinden”.
6.3
De stelling van eisers dat dit voorschrift niet handhaafbaar is, is niet nader onderbouwd of geconcretiseerd en volgt de rechtbank niet. Voor zover eisers 1 hebben gewezen op de (interne) werkinstructie over het uitvoeren van andere werkzaamheden in de loods en de aangepaste werkwijze voor het sorteren van steigermateriaal, merkt de rechtbank op dat die werkinstructies kunnen worden geborgd door de toevoeging van de voorschriften zoals verweerder die in zijn reactie van 24 februari 2023 noemt.
Het stapelen en takelen van (opslag)bakken en containers
6.4
Ten aanzien van de activiteiten die niet in het akoestisch onderzoek zijn meegenomen, namelijk het stapelen van de (opslag)bakken, het stapelen van de stempelcontainers en het takelen van zeecontainers, overweegt de rechtbank als volgt.
Geen laden en lossen
6.4.1
Verweerder heeft vooropgesteld dat het stapelen van bakken en stellingen met steigermateriaal en zeecontainers is aan te merken als laden en lossen en dat deze activiteiten dus op grond van het Activiteitenbesluit zijn uitgezonderd van toetsing aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau in de dagperiode. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De Stab [3] geeft namelijk ten aanzien van het stapelen van bakken en stellingen met steigermateriaal aan dat de activiteiten niet plaatsvinden bij het laden of lossen van een voertuig. Het stapelen van bakken en het sorteren van materiaal vindt plaats nadat een vrachtwagen is gelost en hoort daarom niet bij het laden en lossen, maar bij de reguliere activiteiten van het bedrijf. Deze activiteiten worden daarom niet op grond van het Activiteitenbesluit uitgezonderd van toetsing aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau in de dagperiode.
6.4.2
Ten aanzien van de zeecontainers heeft de Stab aangegeven [4] dat, als een zeecontainer van een vrachtwagen wordt gelost en direct in opslag wordt gezet, dit wel is aan te merken als laad- en losactiviteit die uitgesloten wordt van het Activiteitenbesluit. De Stab weegt deze activiteit echter op grond van vaste jurisprudentie [5] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wel mee bij de beoordeling of sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In die beoordeling dienen immers alle geluiden te worden meegenomen, dus ook activiteiten die buiten het Activiteitenbesluit vallen. Ook daarom dient deze activiteit bij de beoordeling te worden betrokken. Ook dit standpunt volgt de rechtbank.
Het stapelen van metalen bakken en stellingen
6.4.3
De Stab heeft tijdens het locatiebezoek geconstateerd dat bij het stapelen van de bakken ook piekgeluiden optreden door het aanstoten of het op zijn plaats zetten van de bakken. De Stab heeft ten aanzien het stapelen van metalen bakken en stellingen metingen gedaan waaruit blijkt dat het maximale bronvermogen van deze activiteiten 106 dB(A) bedraagt. De Stab concludeert vervolgens echter dat het stapelen van de opslagbakken en stellingen dus wel piekgeluiden veroorzaakt, maar dat deze bij de woningen op De Rekere ten hoogste 60 dB(A) zijn. Dit valt dus binnen de geluidsnorm van 70 dB(A). Door verweerder is voldoende onderbouwd dat op dit punt geen strijd is met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het takelen, stapelen en opslaan van zeecontainers
6.4.4
Uit het Stab-rapport volgt dat op het terrein van [bedrijf 1] zeecontainers (in twee maten) worden opgeslagen. De kleinere zeecontainers worden met een heftruck verplaatst, van een vrachtwagen gelost of op een vrachtwagen geladen en op het buitenterrein in opslag gezet, al dan niet gestapeld (ten hoogste twee lagen). De langere containers worden met een autolaadkraan, dat is een kraan die vast op een daarmee uitgeruste vrachtwagen aanwezig is, geladen, gelost en in opslag gezet. Bij het laden en lossen worden metalen kettingen met metalen haken gebruikt om de zeecontainer op de vier bovenhoeken vast te maken. Dit kan kortdurende rammelende piekgeluiden van de ketting en van de ketting en haken tegen de
container geven. Deze activiteit is echter niet opgenomen in het geluidsrapport zoals aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd en daarom zijn ook geen geluidsmetingen verricht. De Stab heeft daarom geluidsmetingen uitgevoerd van het uit de opslag halen en op een vrachtwagen takelen van een container met de autolaadkraan en daarbij het gebruik van de eerdergenoemde kettingen. Ook het omgekeerde, het van een vrachtwagen lossen van een container en in opslag zetten, is gemeten.
6.4.5
Uit de resultaten blijkt dat tijdens deze activiteit piekgeluiden optreden met een
bronvermogen van ten hoogste 115 dB(A). Uit de herberekening van de Stab blijkt dat het
maximale geluidsniveau dan 75 dB(A) bedraagt bij de woningen op De Rekere als de
containers in twee lagen worden gestapeld (bronhoogte 5,2 m) op een afstand van 15 m
van het geluidsscherm (ingevoerd als bronpunt P15). In dat geval wordt dus de grenswaarde
van 70 dB(A), die verweerder aanvaardbaar heeft geacht, overschreden. Uit de
deelresultaten blijkt dat het maximale geluidsniveau lager is dan 10 dB(A) vanaf ongeveer
25 m vanaf het geluidsscherm (punt P25 in het aangepaste rekenmodel). Als de containers in
één laag geplaatst worden (bronhoogte 2,6 m), dan bedraagt het maximale geluidsniveau
bij de woningen ten hoogste 65 dB(A). In dat geval worden de geluidsnormen dus niet overschreden.
6.4.6
[bedrijf 1] heeft in reactie hierop gesteld dat deze activiteiten feitelijk plaatsvinden op een afstand van 20 meter zodat de geluidsmeting niet representatief is.
6.4.7
De rechtbank kan uit het rapport van de Stab, waarin de feitelijke situatie is opgenomen van de inrichting van het bedrijf van [bedrijf 1] , niet opmaken dat het stapelen van zeecontainers plaatsvindt op een minimale afstand van 20 meter van het geluidsscherm. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze activiteiten (ook) plaatsvinden op een afstand van 15 meter van het geluidsscherm, hetgeen overschrijding van de geluidsnorm oplevert.
6.4.8
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat het voorschrift dat verweerder in zijn reactie van 24 februari 2023 aan de vergunning wil laten toevoegen, te weten dat het stapelen van zeecontainers gedurende de dagperiode maximaal 24 keer per jaar wordt toegestaan, lastig, dan wel niet te handhaven is. Om dit voorschrift te handhaven zou constant iemand aanwezig moeten zijn op het terrein om bij te houden hoe vaak er al is gestapeld. Met dit voorschrift kan daarom, naar het oordeel van de rechtbank, niet voldoende worden geborgd dat de geluidsnormen niet worden overschreden.
6.4.9
Gelet op het advies van de Stab ziet de rechtbank daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door aan de verleende omgevingsvergunning het volgende voorschrift te verbinden om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen en een goed woon- en leefklimaat te borgen:
“Het stapelen van zeecontainers dient plaats te vinden op een minimale afstand van 25 meter van het geluidsscherm.”
Het slepen in plaats van takelen
6.4.10
Ten aanzien van het slepen van de zeecontainers, zoals door eisers gesteld, heeft de Stab in haar reactie aangegeven dat op het overgelegde beeldmateriaal te zien is dat afvalcontainers en niet de zeecontainers op een vrachtwagen worden getrokken. Dit zal daarom niet leiden tot een hoger bronvermogen dan in het geluidsrapport al is gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding in hetgeen eisers in beroep hebben aangevoerd om aan dit standpunt van de Stab te twijfelen.
7. Door deze aanvullende voorschriften aan de verleende omgevingsvergunning te verbinden worden naar het oordeel van de rechtbank de geluidsnormen, zoals die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit niet overschreden en is (wel) sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van eisers. De rechtbank zal daarom zelf voorzien en de aan [bedrijf 1] verleende omgevingsvergunning in stand laten onder aanvulling van een aantal voorschriften.

Conclusie en gevolgen

8.1
Omdat het akoestisch onderzoek dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd niet volledig en op enkele punten onjuist is bevonden door de Stab mag het bestreden besluit niet in stand blijven. Daarom zijn de beroepen gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd.
8.2
De rechtbank zal echter in het kader van de finale geschilbeslechting zelf in de zaak voorzien op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb door te bepalen dat de aan de aan [bedrijf 1] verleende omgevingsvergunning in stand blijft onder aanvulling van de volgende voorschriften:
  • Werkzaamheden met de las-, zaag-, slijpmachines en overige werkzaamheden die lawaaiig kunnen zijn (zoals het sorteren van steigerbuizen en bevestigingsmateriaal) worden binnen in de aanwezige loods ruimte uitgevoerd met gesloten deuren;
  • Het sorteren van metalen steigerdelen c.q. steigerbuizen mag echter buiten op het terrein plaatsvinden, maar dit dient zorgvuldig en zo stil mogelijk plaats te vinden;
  • Het stapelen van zeecontainers dient plaats te vinden op een minimale afstand van 25 meter van het geluidsscherm.
8.3
De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9.1
Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen.
Deze vergoeding bedraagt voor eisers 1 € 2.092,50 omdat de gemachtigde van eisers als beroepsmatige rechtsbijstandverlener een beroepschrift heeft ingediend, aan de zitting heeft deelgenomen (beiden 1 punt) en heeft gereageerd op het advies van de Stab (0,5 punt).
Voor eiseres 2 is de vergoeding ook € 2.092,50 omdat de gemachtigde van eiseres 2 als beroepsmatige rechtsbijstandverlener een beroepschrift heeft ingediend, aan de zitting heeft deelgenomen en gereageerd heeft op het advies van de Stab.
9.2
Ook komen, zoals door eisers is verzocht, de in beroep gemaakte kosten van de door eisers ingeschakelde deskundigen Peutz en Amitec voor vergoeding in aanmerking. De kosten die eisers 1 in beroep hebben gemaakt voor de deskundige Amitec zijn volgens de overgelegde factuur van 2 oktober 2020 € 786,50 incl. BTW. De rechtbank acht deze kosten noodzakelijk en de hoogte daarvan redelijk.
De kosten die eiseres 2 in beroep heeft gemaakt voor de deskundige Peutz zijn volgens de overgelegde factuur van 4 december 2020 € 1.779,72 incl. BTW en volgens de factuur van
5 januari 2022 € 603,21 inclusief BTW, oftewel in totaal € 2.382,93. De rechtbank acht deze kosten ook noodzakelijk en de hoogte daarvan redelijk.
9.3
Voor vergoeding van de kosten in de bezwaarfase bestaat echter geen aanleiding omdat dit door eisers niet expliciet in bezwaar is gevraagd, hetgeen wel een vereiste is.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep HAA 20/5297 gegrond;
  • verklaart het beroep HAA 20/5322 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 21 augustus 2020;
  • bepaalt dat aan de in het primaire besluit aan [bedrijf 1] verleende omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden toegevoegd:
- Werkzaamheden met de las-, zaag-, slijpmachines en overige werkzaamheden die lawaaiig kunnen zijn (zoals het sorteren van steigerbuizen en bevestigingsmateriaal) worden binnen in de aanwezige loods ruimte uitgevoerd met gesloten deuren;
- Het sorteren van metalen steigerdelen c.q. steigerbuizen mag echter buiten op het terrein plaatsvinden, maar dit dient zorgvuldig en zo stil mogelijk plaats te vinden;
- Het stapelen van zeecontainers dient plaats te vinden op minimale een afstand van 25 meter van het geluidsscherm.
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers 1 te vergoeden;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres 2 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 2.879,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres 2 tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzitter, en mr. S.M. van Velsen en mr. drs. J. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.
Griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Harenkarspel

Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn;
bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van de in bijlage 2 ‘Staat van bedrijven’ opgenomen bedrijfsactiviteiten;
het bedrijfswonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis,
(…)

Wet algemene bepalingen omgevinsgrecht

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)

Bijlage II Besluit omgevingsrecht

Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
(…)

Activiteitenbesluit

Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
c. de in tabel 2.17a aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
(…)

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.10 van de Wabo.
2.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wabo en artikel 4, aanhef en onder 3 en 9, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Zie het advies op pagina 32.
4.Zie het advies op pagina 74.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2534.