ECLI:NL:RBNHO:2023:7550

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/340865 / FA RK 23-2784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige in het kader van ouderschap na scheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2023, is de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] aan de orde. De moeder, die in het verleden te maken heeft gehad met mentale problemen en verslavingsproblematiek, heeft hard aan zichzelf gewerkt en het contact met haar kind is hersteld. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder een substantiële rol in zijn leven kan vervullen, maar wijst het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen af. Dit omdat het zwaartepunt van de zorg bij de vader blijft, die de minderjarige heeft erkend en bij wie hij momenteel woont.

De rechtbank constateert dat er wantrouwen tussen de ouders bestaat en dat de communicatie verbetering behoeft. De moeder heeft verzocht om een zorgregeling waarbij de minderjarige minimaal drie dagen per week bij haar verblijft, maar de vader heeft hier verzet tegen geboden. Uiteindelijk is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige in de ene week van woensdag uit school tot vrijdag bij de moeder verblijft en in de andere week van woensdag uit school tot en met zondag bij de moeder verblijft. De rechtbank heeft ook de verdeling van vakanties vastgesteld.

Daarnaast heeft de vader verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige op een andere basisschool, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de huidige school een stabiele factor is in het leven van de minderjarige en dat een wijziging van school niet in zijn belang is. De rechtbank benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de ouders moeten werken aan hun communicatie en samenwerking in de opvoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
hoofdverblijfplaats, zorgregeling, vervangende toestemming inschrijving school
zaak-/rekestnrs.: C/15/340865 / FA RK 23-2784 en C/15/325758 / FA RK 22/100
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 2 augustus 2023.
in de zaak van:
[de vader],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L. van Halderen, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.R. Menso kantoorhoudende te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure met zaaknummer: C/15/325758 / FA RK
22/1000 blijkt uit:
- het proces-verbaal doorverwijzing in het kader van het uniform hulpaanbod (UHA) van deze rechtbank van 3 juni 2022 en de beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2022;
- het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 5 december 2022;
- het bericht van het aanmeld- en adviesteam van de gemeente [gemeente] , ingekomen op 9 maart 2023;
- het bericht van de advocaat van de vader, ingekomen op 21 maart 2023;
- het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 11 april 2023;
- her bericht van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 31 mei 2023;
- het bericht van de rechtbank in het kader van het UHA aan het aanmeld- en adviesteam van de gemeente [gemeente] van 13 juni 2023;
- de tussentijdse terugkoppeling van het UHA van het aanmeld- en adviesteam van de gemeente [gemeente] , met bijlage, ingekomen op 12 juni 2023;
- het bericht van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), ingekomen op 6 juli 2023;
- het verweerschrift van de moeder, houdende aanvullende verzoeken, in beide zaken, ingekomen op 12 juli 2023.
1.2.
Het verloop van de procedure met zaaknummer: C/15/340865 / FA RK 23/2784 blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 26 juni 2023;
- het bericht van de advocaat van de moeder, ingekomen op 10 juli 2023;
- het verweerschrift van de moeder, houdende aanvullende verzoeken, ingekomen op 12 juli 2023;
- het aanvullende verzoek van de moeder, ingekomen op 12 juli 2023;
- het bericht van de advocaat van de vader, met bijlage, ingekomen op 12 juli 2023.
1.3.
De (verdere) behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op de zitting van
17 juli 2023 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. L. van Halderen en de moeder door mr. F.R. Menso.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, die in februari 2019 is beëindigd.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna: [de minderjarige] ).
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2022, is met wijziging in zoverre van de eerder gemaakte afspraak tussen partijen, totdat nader wordt beslist, de volgende tijdelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld: [de minderjarige] verblijft bij de moeder:
- vanaf 13 juni 2022 iedere maandagmiddag van 14:00 tot 17:00 uur, iedere woensdag van 8:00 uur tot 17:00 uur en iedere donderdagmiddag van 14:00 uur tot 17:00 uur;
- vanaf 4 juli 2022 iedere maandagmiddag van 14:00 uur tot 17:00 uur, iedere woensdag van 8:00 uur tot 17:00 uur en iedere donderdag van 8:00 uur tot 17:00 uur;
- vanaf 15 augustus 2022 iedere maandagmiddag van 14:00 uur tot 17:00 uur en iedere woensdag van 8:00 uur tot donderdag 17:00 uur.
De beslissing ten aanzien van de definitieve zorgregeling is pro forma aangehouden tot 2 december 2022 in afwachting van berichten van de advocaten van partijen over het resultaat van het uniform hulpaanbod (UHA), waarbij de rechtbank heeft meegedeeld dat zij partijen daarna zal informeren over de verdere voortgang van de procedure.
Het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen is afgewezen.
2.4.
De huidige partner van de vader heeft een zoon uit een eerdere relatie ( [zoon] ). Op dit moment verwachten de vader en zijn partner een baby.
In de zaak met zaaknummer: C/15/325758 / FA RK 22/1000:

3.Verzoek

3.1.
Ter beoordeling aan de rechtbank ligt nog voor het verzoek van de moeder om een definitieve zorgregeling vast te stellen. Naar de rechtbank begrijpt heeft de moeder haar verzoek gewijzigd en verzoekt de moeder thans een zorgregeling, waarbij [de minderjarige] minimaal drie dagen per week, waarvan ook doordeweekse dagen bij haar verblijft. Tevens verzoekt de moeder om de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te verdelen.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
In de zaak met zaaknummer: C/15/340865 / FA RK 23/2784

5.Het verzoek

5.1.
De vader heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] per september 2023 in te schrijven op de basisschool “ [basisschool] ” te [plaats] aan [adres] en te bepalen dat deze toestemming in de plaats treedt van de toestemming van de moeder.

6.Verweer tevens zelfstandig verzoek

6.1.
De moeder verzoekt om het verzoek van de vader af te wijzen.
De moeder verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- primair het gezag over [de minderjarige] , met uitsluiting van de vader, aan haar wordt toegekend;
- subsidiair de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder zal zijn alsmede dat een consultatie en informatieregeling wordt vastgesteld en,
- meer subsidiair te bepalen dat nader onderzoek door de Raad wordt verricht, waarbij gekeken wordt naar de (wijze van) gezagsuitoefening van partijen, wat een goede zorgregeling is ten behoeve van [de minderjarige] of een wijziging van zijn hoofdverblijfplaats geïndiceerd is en of een wijziging van school in het belang van [de minderjarige] is.

7.Verweer op het zelfstandig verzoek

7.1.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

8.De (verdere) beoordeling in beide zaken

Gezag
8.1.
De moeder heeft het verzoek om alleen te worden belast met het gezag over [de minderjarige] ter zitting ingetrokken, zodat hier niet op zal worden beslist.
8.2.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
8.3.
De ouders verschillen van mening over de zorgregeling die zou moeten gelden voor [de minderjarige] , zijn hoofdverblijfplaats en over de inschrijving van [de minderjarige] op een andere basisschool. De rechtbank neemt een zodanige beslissing die zij in het belang van [de minderjarige] acht. Indien zij wijziging van de basisschool van [de minderjarige] in zijn belang acht dan kan zij vervangende toestemming verlenen.
Zorgregeling
8.4.
Ter zitting is gebleken dat de moeder een co-ouderschap nastreeft en dat zij in ieder geval drie dagen per week, waarvan ook doordeweekse dagen voor [de minderjarige] wil zorgen.
De vader vindt het bezwaarlijk dat [de minderjarige] naar de voorschoolse en naschoolse opvang moet als hij bij zijn moeder verblijft en wil dit zoveel mogelijk beperken. De vader wil graag dat [de minderjarige] aaneengesloten dagen bij zijn moeder verblijft en dat dit dagen zijn waarop de moeder zoveel mogelijk beschikbaar is voor [de minderjarige] . Toen de omgang met de moeder werd uitgebreid is door school gezien dat [de minderjarige] moe was. De vader heeft desgevraagd beaamd dat niet objectief is komen vast te staan dat dit door de opvang komt, maar dat het ook kan dat [de minderjarige] moet wennen aan de uitbreiding van de zorgregeling. Verder heeft de vader meegedeeld dat hij een caravan heeft en dat hij en zijn gezin veel op pad gaan in de weekenden. Om deze reden vindt de vader het belangrijk dat [de minderjarige] vaak bij hem is in de weekenden, zodat hij mee kan.
8.5.
De vader heeft ter zitting verschillende voorstellen voor zorgregelingen gedaan. Met het voorstel van de vader om de zorg voor [de minderjarige] zo te verdelen dat hij in de ene week twee dagen: van woensdag uit school tot vrijdag naar school en in de andere week vier dagen: van woensdag uit school tot en met zondagochtend bij de moeder verblijft heeft de moeder ingestemd. Vervolgens is de zitting tweemaal geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen om afspraken te maken. Partijen zijn er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over de school van [de minderjarige] . Dit heeft ertoe geleid dat de vader zijn voorstel voor de zorgregeling heeft ingetrokken en heeft meegedeeld dat hij nu een zorgregeling opteert waarbij [de minderjarige] in ene week van woensdag tot donderdag en in de andere week van woensdag tot en met vrijdag bij de moeder verblijft.
8.6.
De Raad heeft bij bericht van 6 juli 2023 laten weten dat hij geen aanleiding ziet om onderzoek te doen en het passend acht als de rechtbank een beslissing op dit punt neemt.
8.7.
De rechtbank overweegt als volgt. De moeder is door mentale problemen en verslavingsproblematiek een periode niet beschikbaar geweest voor [de minderjarige] . Zij heeft echter hard aan zichzelf gewerkt, is lange tijd abstinent en heeft haar leven op de rit. Met behulp van de hulpverlening van Bijdehand die partijen via het UHA hebben ontvangen is de zorgregeling opgebouwd. [de minderjarige] verblijft nu wekelijks van maandag op dinsdag en van woensdag op donderdag bij de moeder. Door Bijdehand is gezien dat partijen verschillende opvoedstijlen hebben. Bij de vader is meer structuur en de moeder is wat losser in de opvoeding. De vader lijkt moeite te blijven houden met de uitbreiding van de omgang. Volgens Bijdehand vormt het een probleem dat de ouders onvoldoende wederzijds vertrouwen hebben in elkaar. Het is belangrijk dat er een zorgregeling wordt vastgelegd door de rechtbank, zodat er stabiliteit voor [de minderjarige] ontstaat. Bijdehand ziet mogelijkheden voor gelijkwaardig ouderschap, maar heeft ook zorgen. Het is de vraag of beide ouders duurzaam aan kunnen blijven sluiten bij de behoefte en of ontwikkeling van [de minderjarige] en of zij hun eigen belangen daarbij opzij kunnen zetten.
8.8.
Gelet op het advies van Bijdehand acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] dat zijn moeder een substantiële rol in zijn leven kan vervullen en dat er duidelijkheid zal zijn over de zorgregeling. Dat is het geval als uitvoering wordt gegeven aan de door de vader aanvankelijk voorgestelde zorgregeling waar de moeder mee heeft ingestemd, waarbij [de minderjarige] in de ene week van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder verblijft en in de andere week van woensdag uit school tot en met zondagochtend bij de moeder verblijft. Deze regeling is voorspelbaar, de weekenden worden tussen de ouders verdeeld en de moeder kan substantiële invulling geven aan haar ouderrol. Tevens verwacht de rechtbank dat de moeder in aanmerking zal komen voor toeslagen, omdat [de minderjarige] gemiddeld drie dagen per week bij haar verblijft. De rechtbank begrijpt dat dit punt zo belangrijk voor de moeder is, omdat zij [de minderjarige] graag iets wil kunnen bieden als hij bij haar verblijft. De rechtbank zal deze regeling dan ook vaststellen.
8.9.
De rechtbank adviseert partijen met klem om de hulpverlening te hervatten en te werken aan hun gezamenlijke ouderschap. De vader heeft te kennen gegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in Bijdehand. De verslaglegging van Bijdehand komt op de rechtbank op geen enkele manier partijdig over, maar als de vader dit gevoel blijft houden zouden partijen zich tot een andere instantie kunnen wenden. Daarbij zullen partijen wel rekening moeten houden met mogelijke wachttijd en inwerktijd van een nieuwe hulpverleningsinstantie.
8.10.
Ter zitting hebben partijen afgesproken dat zij de vakanties als volgt zullen verdelen. [de minderjarige] zal in de zomervakantie drie weken bij iedere ouder verblijven, maar niet aaneengesloten. [de minderjarige] zal twee weken bij de ene ouder verblijven, daarna twee weken bij de andere ouder en tot slot weer één week bij de ene ouder en de laatste week bij de andere ouder. Tweewekelijkse vakanties zullen door de ouders bij helfte worden verdeeld en vakanties van één week zullen door de ouders in het geheel worden verdeeld, in die zin dat [de minderjarige] bijvoorbeeld in de herfstvakantie de hele week bij zijn moeder verblijft en in de voorjaarsvakantie bij zijn vader en in het jaar daarop andersom, dus in de herfstvakantie bij zijn vader en in de voorjaarsvakantie bij zijn moeder. De rechtbank vindt het positief dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de vakanties en zal dienovereenkomstig beslissen.
Hoofdverblijfplaats
8.11.
Nu het zwaartepunt van de zorg voor [de minderjarige] niet wijzigt ziet de rechtbank geen aanleiding om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen en zal het verzoek van de moeder worden afgewezen.
Vervangende toestemming school
8.12.
De vader heeft – samengevat – het volgende gesteld. [de minderjarige] gaat nu naar basisschool
“ [basisschool] ”. De vader wil graag dat hij voortaan naar “ [basisschool] ” zal gaan. Zijn stiefbroertje [zoon] gaat naar “ [basisschool] ” en [de minderjarige] geeft iedere ochtend aan met [zoon] naar school te willen. Zijn nu nog ongeboren halfzusje zal na het zwangerschapsverlof van de partner van de vader ook naar de opvang bij “ [basisschool] ” worden gebracht. De vader en zijn partner willen voorkomen dat de kinderen binnen hetzelfde gezin zich anders gaan voelen. Daarnaast ondervinden de vader en zijn partner praktische problemen doordat de kinderen naar twee verschillende basisscholen gaan. De schoolvakanties van de basisscholen lopen, behoudens de zomervakantie, niet gelijk en de studiedagen ook niet. Ook is het lastig dat de kinderen op hetzelfde tijdstip naar verschillende scholen moeten worden gebracht en zij ook weer op verschillende tijden moeten worden opgehaald. Het duurt 25 minuten om [de minderjarige] naar zijn huidige school te brengen, terwijl het rijden naar “ [basisschool] ” maximaal vier minuten duurt. Dit komt doordat de vader is verhuisd van de binnenstad van [plaats] naar [wijk] en hij nu steeds door de stad moet rijden om [de minderjarige] naar te school te brengen. Voor de moeder zal er niet veel veranderen. Zij woont nu op een fietstafstand van tien minuten van de basisschool van [de minderjarige] en dit zou veertien minuten worden als [de minderjarige] naar “ [basisschool] ” zou gaan. De vader heeft aangeboden om [de minderjarige] naar school te brengen of van school te halen in geval van heel slecht weer als hij bij de moeder verblijft. Volgens hem zal de moeder daarom geen nadeel ondervinden van de door hem verzochte wijziging. [de minderjarige] zou gebaat zijn bij het continurooster dat “ [basisschool] ” hanteert. De dagen zijn nu lang en [de minderjarige] vindt het niet prettig om over te blijven, hetgeen nu het geval is. Volgens de vader is het een goed moment voor [de minderjarige] om na de zomervakantie te wisselen. [de minderjarige] zit pas één jaar op zijn huidige basisschool en volgend jaar zou hij ook op zijn huidige school bij andere kinderen in de groep komen. De vader heeft nog opgemerkt dat de moeder nu één jaar echt betrokken is bij [de minderjarige] . Zij heeft in het verleden meerdere keren een terugval gehad in verband met haar alcohol en drugsproblematiek. De vader houdt hier rekening mee. Indien de moeder een terugval heeft kan de partner van de vader of iemand anders de kinderen bij één school ophalen.
8.13.
De moeder heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. [de minderjarige] verblijft nou eenmaal bij zijn vader en zijn moeder. Dat [de minderjarige] met [zoon] naar school wil is niet doorslaggevend. De vader heeft deze situatie zelf gecreëerd door zonder overleg bij zijn huidige partner in te trekken. De moeder vindt het niet wenselijk om [de minderjarige] van school te laten veranderen, juist nu hij te maken heeft met verandering zoals een uitbreiding van de zorgregeling met haar. Volgens de moeder zou de vader aan [de minderjarige] en [zoon] moeten uitleggen dat zij naar verschillende scholen gaan omdat ook rekening moet worden gehouden met de moeder van [de minderjarige] en de vader van [zoon] . Volgens de huidige school doet [de minderjarige] het goed op school. Zij willen ook graag dat de hulpverlening betrokken blijft bij gesprekken. De vader wil dit niet. De moeder betreurt het dat zij door de vader wordt gediskwalificeerd als moeder.
8.14.
De Raad heeft ter zitting – samengevat – het volgende mondelinge advies gegeven.
Het is duidelijk dat partijen goede intenties hebben, maar het lukt hen niet om samen te werken. Zij hebben verschillende opvoedstijlen en het is alles bij elkaar ontzettend onrustig voor [de minderjarige] . Volgens de Raad is de huidige school die [de minderjarige] bezoekt een vast punt en is het belangrijk dat dat nu niet wijzigt, te meer nu de zorgregeling waarschijnlijk zal wijzigen. Misschien dat het over een jaar een beter moment is om de school te wijzigen als er wat meer rust is ontstaan voor [de minderjarige] .
8.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is duidelijk dat de vader graag wil dat [de minderjarige] naar basisschool “ [basisschool] ” zal gaan, omdat dit makkelijker is nu hij met [de minderjarige] bij zijn partner is gaan wonen. De moeder vindt het kwalijk dat zij niet in de beslissing om met [de minderjarige] te verhuizen is gekend en dat zij nu voor een voldongen feit wordt gesteld. Gebleken is dat de moeder zich niet alleen op dit punt, maar ook op andere punten gediskwalificeerd heeft gevoeld; zoals het FAS-onderzoek bij [de minderjarige] en de omstandigheid dat zij ten onrechte als ouder zonder gezag stond geregistreerd op school. Hoewel dit volgens de vader niet aan hem is te wijten en het mogelijk alleen een gevoel van de moeder is, lijkt het erop dat de vader de moeder niet overal in heeft gekend en in ieder geval niet in zijn beslissing om met [de minderjarige] bij zijn partner te gaan wonen. De rechtbank wijst de vader erop dat het niet de bedoeling is dat de vader beslissingen neemt zonder met de moeder te overleggen en zonder dat zij daarmee instemt. Dit probleem wordt volgens de rechtbank niet ondervangen door het vastleggen van een informatie- en consultatieregeling en dit verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen. Zoals eerder is genoemd zou het goed zijn als de ouders hulp zouden krijgen voor het vormgeven van hun ouderschap. Daarbij kunnen zij het over en weer verstrekken van informatie betrekken.
8.16.
De rechtbank is in navolging van het advies van de Raad van oordeel dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om te veranderen van basisschool. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat de huidige school zich tussen de woningen van partijen bevindt. “ [basisschool] ” is een stuk langer fietsen voor de moeder. Nu de moeder niet over een auto beschikt, zal [de minderjarige] vanwege zijn leeftijd voorlopig achterop de fiets zitten. De vader heeft aangeboden om [de minderjarige] op dagen dat het heel slecht weer is met de auto bij de moeder op te halen en naar school te brengen (en vice versa), maar de rechtbank acht dit niet reëel. Bovendien behoeft de communicatie tussen partijen, zoals eerder is overwogen, verbetering. Communicatie over het halen en brengen zou mogelijk spanningen opleveren en dat is niet in het belang van [de minderjarige] . De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de zorgregeling met de moeder in deze beschikking wordt uitgebreid en het halen en brengen tussen de ouders van en naar school nagenoeg gelijk zal worden verdeeld, zodat het zwaartepunt daarvan niet langer bij de vader ligt.
8.17.
De rechtbank begrijpt dat het voor de vader en zijn gezin prettig en praktisch zou zijn als [de minderjarige] naar dezelfde school zou gaan als [zoon] , die ook naast de opvang ligt waar zijn (nog ongeboren) halfzusje naartoe zal gaan. De rechtbank is echter van oordeel dat de vader deze situatie zelf in de hand heeft gewerkt door zonder overleg met de moeder en toestemming van de moeder te verhuizen met [de minderjarige] . Het belang van [de minderjarige] moet prevaleren. In het leven van [de minderjarige] is de laatste tijd veel veranderd. Het contact met zijn moeder is opgebouwd en uitgebreid, hij is met zijn vader verhuisd en de gezinssamenstelling is veranderd en zal binnenkort weer veranderen. De rechtbank is daarom met de Raad van oordeel dat het goed is als hij naar dezelfde school en BSO blijft gaan, zodat in ieder geval op dat vlak stabiliteit blijft bestaan. Als [de minderjarige] zich anders voelt omdat hij naar een andere plek naar school gaat dan [zoon] (en zijn halfzusje), dan kan de vader aan hem uitleggen dat dit komt doordat hij een andere moeder heeft en het belangrijk is dat beide ouders hem van en naar school kunnen halen en brengen. De rechtbank verwacht niet dat dit tot grote emotionele problemen zal leiden bij [de minderjarige] . Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de vader afwijzen.

9.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak met zaaknummer: C/15/325758 / FA RK 22/1000:
9.1.
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijft in de ene week van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder en in de andere week van woensdag uit school tot en met zondagochtend 10.00 uur bij de moeder;
9.2.
bepaalt dat de vakanties als volgt worden verdeeld, [de minderjarige] verblijft:
- in de zomervakantie drie weken bij iedere ouder, maar niet aaneengesloten. [de minderjarige] zal twee weken bij de ene ouder verblijven, daarna twee weken bij de andere ouder en tot slot weer één week bij de ene ouder en de laatste week bij de andere ouder;
- tweewekelijkse vakanties zullen door de ouders bij helfte worden verdeeld;
- vakanties van één week zullen door de ouders in het geheel worden verdeeld en in het jaar daarop andersom;
9.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak met zaaknummer: C/15/340865 / FA RK 23/2784:
9.4.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Lengyel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.