ECLI:NL:RBNHO:2023:7544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
96/085657-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 164 WVW1994 na invordering en inhouding rijbewijs wegens enorme overschrijding van de maximum snelheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager die zijn rijbewijs had verloren na een ernstige snelheidsovertreding. De klager had op 26 maart 2023 in Velserbroek de maximumsnelheid met 72 km/h overschreden, wat leidde tot de invordering van zijn rijbewijs door de officier van justitie. De klager, die een alleenstaande vader is, verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, omdat hij zijn dochter moest vervoeren naar haar (trauma)behandeling. De rechtbank heeft de bevoegdheid om het klaagschrift te behandelen vastgesteld, ondanks dat de klager ook vervolgd wordt bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de overtreding en het strafblad van de klager, dat eerdere snelheidsovertredingen toonde. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de verkeersveiligheid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de klager. Het beklag werd ongegrond verklaard, en de klager heeft de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
parketnummer : 96/085657-23
raadkamernummer : 23.015564
datum : 31 juli 2023
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994) van:

[klager] , [hierna te noemen: de klager],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. B. Kochheim-Bossink, advocaat te Aerdenhout (Zandvoorterweg 60, 2111 GX Aerdenhout).

Feiten

Tegen de klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Velserbroek op 26 maart 2023.
Het proces-verbaal houdt in dat de klager de maximumsnelheid, na wettelijke correctie, met vijftig kilometer of meer heeft overschreden, te weten een overschrijding van de maximum snelheid met 72 km per uur.
Op 26 maart 2023 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van de klager ingevorderd.
De officier van justitie heeft vervolgens binnen tien dagen beslist het rijbewijs onder zich te houden voor een periode van 8 maanden, derhalve tot en met 21 november 2023.
Op 1 september 2023 zal de strafzaak tegen de klager worden behandeld.

Procedure

Het klaagschrift is op 20 juni 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 24 juli 2023 het beklag in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, diens advocaat en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het rijbewijs van de klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Door de klager is aangevoerd dat hij alleenstaande vader is en dat zijn negenjarige dochter, [naam] , sinds vier jaren bij hem woont omdat zij niet meer bij haar moeder kan verblijven. [naam] is ernstig getraumatiseerd en gaat voor (trauma)behandeling naar [naam] in Santpoort, waar ook de begeleide omgang met haar moeder plaatsvindt. [naam] heeft een achterstand op school vanwege de problematiek in het verleden. Om die reden dient de (trauma)behandeling ná schooltijd plaats te vinden. Gelet op de reistijd is het niet mogelijk om na schooltijd met het Openbaar Vervoer bij de kliniek in Santpoort te komen en vervolgens weer tijdig thuis te zijn. Voorts heeft klager aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is en überhaupt niet in staat is een stuk te lopen naar en van het treinstation.
De klager heeft ten slotte meegedeeld dat hij graag nu de beschikking over het rijbewijs omdat hij ook wel eens een dagje uit wil in de vakantie met [naam] .
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de klager een lange weg heeft afgelegd na de voorlopige hechtenis vanwege de verdenking van brandstichting (waarvan hij in 2018 door de meervoudige kamer van de rechtbank is vrijgesproken). Door eigen inspanning heeft hij – hoewel niet in de buurt van de familie – een woning in [plaats] kunnen huren. Zijn familie, die hem ondersteunt, woont echter op aanzienlijk afstand. Daarnaast is de klager erg gevoelig voor het (niet-)welzijn van [naam] . De klager zal nu nog de laatste stap moeten zetten om zich niet te laten afleiden door gedachten, waardoor het gaspedaal wel eens te hard wordt ingetrapt. Dat laatste komt inderdaad wel eens voor heeft de klager ter zitting bevestigd en hij erkent dat hij veel te hard heeft gereden op 26 maart 2023.
Volgens de raadsvrouw is de rechtbank Noord-Holland bevoegd dit klaagschrift te behandelen. De omstandigheid dat de klager wordt vervolgd voor de rechtbank Amsterdam staat daaraan volgens haar niet in de weg.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Volgens de officier van justitie laat artikel 552a, derde lid, Sv weinig ruimte om het klaagschrift bij deze rechtbank te behandelen nu de klager is gedagvaard bij de rechtbank in Amsterdam.
Mocht de rechtbank concluderen dat zij wel bevoegd is, dan heeft de officier van justitie verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie– ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de klager in geval van veroordeling door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd van langere duur dan de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest. De officier van justitie heeft ook aangevoerd dat verdere inhouding het algemeen belang en de verkeersveiligheid dient en dat het persoonlijk belang van de klager – hoe begrijpelijk dat ook is – daartegen niet opweegt. De overschrijding was extreem veel groter dan de ter plekke geldende maximum snelheid. De klager heeft daarmee een levensgevaarlijke situatie gecreëerd, niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen, aldus de officier van justitie.

Oordeel van de rechtbank over haar bevoegdheid

Ter zitting heeft de raadsvrouw meegedeeld, dat op verzoek van de verdediging de klager in deze zaak is gedagvaard bij de rechtbank Amsterdam, zodat voeging van de zaak kan plaatsvinden bij een andere zaak, waarvoor de verdachte ook bij de rechtbank Amsterdam is gedagvaard.
De rechtbank dient daarom eerst te onderzoeken of zij in deze situatie bevoegd is om over het klaagschrift te oordelen. Voor dat oordeel zijn de volgende wetsartikelen en jurisprudentie van belang.
Artikel 164, achtste lid, WVW1994 luidt:
‘Zolang in de zaak nog geen vervolging is ingesteld, wordt het klaagschrift ingediend ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waar het in het eerste lid bedoelde feit werd begaan, en anders ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de vervolging plaatsvindt of, in geval van verzet tegen een uitgevaardigde strafbeschikking, zou worden voortgezet, dan wel het laatste plaatsvond. Artikel 552a, vierde en zesde lid, Sv is verder van toepassing. …’
Artikel 552a, vierde lid, Sv luidt:
‘… De rechtbank is bevoegd tot afdoening tenzij de vervolging mocht zijn aangevangen voordat met de behandeling van het klaagschrift of het verzoek een aanvang kon worden gemaakt. …’
De behandeling van het klaagschrift is aangevangen als de beschikking tot dagbepaling is gegeven (HR 25 februari 1964,
NJ1964/312 en HR 10 mei 1994,
NJ1994/583) of de rechtbank het nodige heeft verricht om de datum van behandeling te bepalen (HR 28 mei 1996,
DD96.336); anders geldt het begin van de behandeling in raadkamer (HR 16 januari 1990,
NJ1990/455).
In deze zaak is geen sprake van een beschikking van dagbepaling. Om het aanvangstijdstip van de behandeling van het klaagschrift te bepalen, dient dus te worden gekeken naar de verrichtingen van de rechtbank om de datum van behandeling te bepalen. Het klaagschrift is op 20 juni 2023 bij de griffie van deze rechtbank binnengekomen, en op 21 juni 2023 is de oproeping voor de zitting van 31 juli 2023 naar (de raadsvrouw van) de klager gestuurd. Een week later volgde een nieuwe oproeping voor de zitting van 24 juli 2023. De dagvaarding van de klager bij de rechtbank Amsterdam is gedateerd 6 juli 2023.
Uit het vorenstaande volgt, dat de behandeling van het klaagschrift bij deze rechtbank is begonnen voordat vervolging van de klager bij de rechtbank Amsterdam is aangevangen.
Deze rechtbank is dus bevoegd om over het klaagschrift te oordelen.

Beoordeling van het klaagschrift

De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs, op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig. De officier van justitie heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van de klager blijkt onder meer dat de klager een strafbeschikking (van € 460,-) heeft ontvangen wegens overschrijding van de maximum snelheid op 5 mei 2022 en ook eerder om diezelfde reden strafbeschikkingen heeft ontvangen (voor overtredingen op 19 december 2019 en op 6 maart 2021).
Er is sprake van een enorme overschrijding van de maximum snelheid. De klager wordt ervan verdachte dat hij op 26 maart 2023 omstreeks 20.17 uur, een tijdstip waarop nog veel mensen zich op straat bevinden, met zijn voertuig op de openbare weg binnen de bebouwde kom heeft gereden met een snelheid van 142 km per uur terwijl ter plekke 70 km per uur was toegestaan. Daarmee heeft de klager een levensgevaarlijke situatie gecreëerd, niet alleen voor zichzelf maar ook voor zijn medeweggebruikers. Gelet op de ernst van het feit waarvan de klager wordt verdacht en het strafblad van de klager moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de klager een onvoorwaardelijke rijontzegging zal worden opgelegd van langere duur dan de tijd dat het rijbewijs thans wordt ingehouden.
Een afweging van de belangen van de verkeersveiligheid tegen de door de klager aangevoerde persoonlijke belangen leidt niet tot een ander oordeel. De belangen van de verkeersveiligheid wegen in dit geval zwaarder dan de persoonlijke belangen van de klager. Hoe begrijpelijk het ook is dat de klager er belang bij heeft om ten behoeve van het welzijn van zijn dochter te beschikken over een rijbewijs, dat belang moet vooralsnog wijken voor het belang van de verkeersveiligheid: het voorkomen van herhaling van een snelheidsovertreding met alle daaraan verbonden gevaren. Het gevaar van herhaling is reëel, zoals blijkt uit het strafblad van de klager en zijn verklaring ter zitting.
Gelet op het voorgaande moet, ook wanneer de persoonlijke belangen van de klager worden meegewogen, ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de klager bij behandeling van de strafzaak over een maand (op 1 september a.s.) een onvoorwaardelijke rijontzegging zal worden opgelegd voor een periode die tenminste gelijk is aan de duur van de inhouding van het rijbewijs op dat moment.
Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door

mr. M.C.J. Lommen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.