ECLI:NL:RBNHO:2023:7541

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
15/091420-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens contactverbod met gebruik van geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 11 april 2022 in Alkmaar, tijdens een contactverbod, de aangeefster met gebalde vuist in het gezicht geslagen en haar meermalen met kracht tegen het hoofd geschopt terwijl zij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangeefster, gezien de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel door het toegepaste geweld. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte niet de intentie had om de aangeefster te doden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met daarnaast een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.200,00 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de aangeefster, die PTSS heeft ontwikkeld als gevolg van de aanval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/091420-22 (P)
Uitspraakdatum: 25 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A. Aaldijk, advocaat te Den Haag en waarnemend voor mr. W.C. Alberts, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Alkmaar, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [aangeefster] met gebalde vuist (hard) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt waardoor die [aangeefster] ten val kwam en/of
- vervolgens, terwijl die [aangeefster] op de grond lag meermalen (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of (met geschoeide voet) (met kracht) meermalen tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Alkmaar, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [aangeefster] met gebalde vuist (hard) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt waardoor die [aangeefster] ten val kwam en/of
- vervolgens, terwijl die [aangeefster] op de grond lag meermalen (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of (met geschoeide voet) (met kracht) meermalen tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Alkmaar, althans in Nederland [aangeefster] heeft mishandeld door
- voornoemde [aangeefster] met gebalde vuist (hard) in het gezicht, althans tegen het hoofd te slaan/stompen waardoor die [aangeefster] ten val kwam en/of
- vervolgens, terwijl die [aangeefster] op de grond lag meermalen (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd te slaan en/of (met geschoeide voet) (met kracht) meermalen tegen het hoofd te schoppen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Het meermalen schoppen tegen het hoofd van de aangeefster, zoals dat door getuige [naam] is gezien, is naar de uiterlijke verschijningsvorm te kwalificeren als een poging doodslag. De kans op het intreden van de dood kan, gelet op de feiten en omstandigheden, aanmerkelijk worden geacht en de verdachte heeft die kans op de koop toe genomen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de verdachte integraal vrij te spreken. De verdachte ontkent dat hij de aangeefster heeft geslagen en/of geschopt. Volgens de raadsvrouw kan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [naam] , [naam] en [naam] worden getwijfeld en kunnen deze niet bijdragen aan het bewijs. Nu ook op grond van het bij aangeefster geconstateerde letsel niet kan worden vastgesteld of zij is geslagen en/of geschopt, dient te worden geconcludeerd dat de feitelijke gang van zaken niet met een voldoende mate van zekerheid is vast te stellen, waardoor de tenlastegelegde handelingen niet zijn komen vast te staan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging doodslag vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet, nu de verdachte heeft gehandeld in een opwelling.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de verdachte partieel vrij te spreken van poging zware mishandeling. Het (eenmalig) slaan/stompen in het gezicht / tegen het hoofd brengt niet zonder meer de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich mee.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen
Verwerping verweer betrouwbaarheid getuigen
De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaringen van [naam] en [naam] voornoemd worden ondersteund door de aangifte en de verklaring van andere getuigen, waaronder die van de getuige [naam] . Dat niet iedere getuige bijvoorbeeld hetzelfde aantal ‘kopschoppen’ noemt, maakt niet dat deze verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Bovendien blijkt nergens uit dat het aannemelijk is dat de getuigen elkaar over en weer hebben beïnvloed, zoals door de raadsvrouw naar voren is gebracht. Er is daarom geen enkele reden voor de rechtbank om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [naam] en [naam] . Het verweer wordt dan ook verworpen en de verklaringen van de getuigen [naam] en [naam] zullen dan ook worden gebruikt voor het bewijs.
Gedragingen van de verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangeefster in ieder geval eenmaal met kracht in het gezicht stompt, waardoor zij op de grond valt. Terwijl zij op de grond ligt, slaat de verdachte meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam en schopt hij meermalen met kracht tegen het hoofd van de aangeefster alsof hij hard tegen een voetbal trapt. De schoenen die de verdachte draagt worden door de aangeefster en de politie aangeduid als ‘werk- of bergschoenen’.
Poging en uiterlijke verschijningsvorm
Een poging tot een misdrijf is slechts dan strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard (artikel 45 Sr). Van een dergelijk begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf is volgens vaste rechtspraak sprake indien de feitelijke handelingen kunnen worden beschouwd als gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van intreding van de pogingsfase kan in het midden blijven of het hoofd steeds vol geraakt is. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor weergegeven gedragingen van de verdachte en de voortdurende gerichtheid op het hoofd van de aangeefster daarbij, bezien in de samenhang van het toegepaste forse geweld, naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan worden beschouwd als een begin van uitvoering van het primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag.
Opzet
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de aangeefster wilde doden. Opzet in onvoorwaardelijke vorm kan daarom niet worden aangenomen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangeefster.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in het onderhavige geval de dood van de aangeefster – aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte in dat geval wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop heeft toegenomen. De vraag is dus in hoeverre de verdachte de hiervoor beschreven aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop willens en wetens heeft aanvaard. De verklaringen van de verdachte bieden geen aanknopingspunten om vaststellingen te doen met betrekking tot willen en weten ten tijde van het toegepaste geweld. Dat betekent dat ook in deze fase van de toetsing de uiterlijke verschijningsvorm, zij het op andere wijze, de maatstaf is.
Het uit de bewijsmiddelen blijkende aanzienlijke geweld dat tegen de aangeefster is gepleegd, levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat zij hierdoor zou kunnen komen te overlijden. Daarvoor is van belang dat de verdachte meermalen met kracht tegen / in de richting van het hoofd van de aangeefster heeft geschopt met werk- c.q. bergschoenen. Getuigen omschrijven die schopbewegingen ‘alsof de verdachte tegen een voetbal trapte’. Dat de verdachte het hoofd van de aangeefster niet steeds vol heeft geraakt, is te danken aan het feit dat de aangeefster in elkaar is gekropen en met haar handen en armen haar hoofd heeft beschermd. Dat geen sprake is van meer en zwaar(der) letsel of de dood is in ieder geval niet aan het handelen van de verdachte te danken.
Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel en het krachtig met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd kan levensbedreigend zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld dat de verdachte heeft toegepast, te weten het meermalen met geschoeide voet trappen tegen en in de nabijheid van het hoofd, terwijl de aangeefster op de grond ligt, naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de aangeefster als gevolg bewust heeft aanvaard. De verdachte heeft blijkens de verklaringen van genoemde getuigen in ieder geval tussen de vijf en tien keer uitgehaald. Dat het geweld extreme vormen heeft aangenomen blijkt uit de verklaring van de getuige [naam] , die - ondanks zijn vierjaarlange ervaring als coördinator van de beveiliging op het Rembrandtplein in Amsterdam - de geweldsuitbarsting als heel heftig heeft ervaren.
Concluderend is de rechtbank daarom van oordeel dat de verdachte bij zijn handelen opzet heeft gehad op de dood van de aangeefster in die zin dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 april 2022 te Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [aangeefster] met gebalde vuist hard in het gezicht heeft gestompt waardoor die [aangeefster] ten val kwam en
- vervolgens, terwijl die [aangeefster] op de grond lag, meermalen met kracht tegen het lichaam en het hoofd heeft geslagen en met geschoeide voet met kracht meermalen tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest en tot de maatregel terbeschikkingstelling [hierna: tbs-maatregel] met verpleging van overheidswege. Indien de rechtbank de tbs-maatregel met dwang een stap te ver vindt, dient volgens de officier van justitie naast de gevorderde gevangenisstraf de tbs-maatregel met voorwaarden te worden opgelegd, zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in de rapportage van 16 mei 2023. De officier van justitie heeft verzocht het contactverbod ook te laten gelden voor de moeder, de twee kinderen, de ex-partner en de buren van de aangeefster.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat een tbs-maatregel slechts dient te worden opgelegd als dat absoluut noodzakelijk is. Tijdens een eerdere tbs-maatregel heeft de verdachte behandelmotivatie getoond. Volgens de deskundigen van het Pieter Baan Centrum [hierna: PBC] dient het accent bij de behandeling van de verdachte te liggen op resocialisatie en rouwverwerking. Dat kan in de visie van de raadsvrouw bereikt worden in het kader van bijzondere voorwaarden, verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel. Oplegging van een tbs-maatregel, met voorwaarden dan wel dwangverpleging, is daarom niet proportioneel en voldoet ook niet aan de subsidiariteitseis.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, zoals geadviseerd door de rapporteurs van het PBC en de reclassering en de door de reclassering geadviseerde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) achterwege te laten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, terwijl hij een contactverbod met de aangeefster [aangeefster] had, schuldig gemaakt aan een poging doodslag op die [aangeefster] door haar veelvuldig tegen het hoofd te stompen en te schoppen, terwijl hij stevige schoenen aan had. Dat zij als gevolg van deze explosie van geweld niet is komen te overlijden, is een omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [aangeefster] . Na deze ernstige geweldsuitbarsting is de verdachte weggefietst, [aangeefster] in hulpeloze toestand achterlatend. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. De aanval heeft veel impact gehad op [aangeefster] , zoals ook blijkt uit de toelichting op de vordering die zij heeft ingediend en de slachtofferverklaring zoals zij die ter zitting heeft afgelegd. Zij is inmiddels gediagnosticeerd met PTSS en heeft daarvoor EMDR therapie ondergaan. Daarnaast zijn omstanders getuige geweest van deze grove geweldpleging in de openbare ruimte, wat ook bij hen gevoelens van onveiligheid heeft teweeggebracht. Met dit geweld heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect voor het lichaam van een ander te hebben. Ook dat weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 22 juni 2022. Hieruit volgt dat de verdachte eerder, in 2003, een tbs-maatregel met bevel tot verpleging opgelegd heeft gekregen wegens verkrachting. Deze tbs-maatregel is in 2019 beëindigd. De verdachte heeft ondanks dat het bewezenverklaarde feit gepleegd. Dit baart de rechtbank zorgen.
Naar de persoon van de verdachte is een klinisch multidisciplinair onderzoek gedaan bij het Pieter Baan Centrum (PBC). Het Pro Justitia rapport van 1 maart 2023 van [naam] , psychiater in opleiding onder supervisie van [naam] , psychiater, en [naam] , GZ-psycholoog, houdt onder meer het volgende in:
Er is een stoornis in de communicatie vastgesteld, met twee hoofddomeinen: kwalitatieve beperkingen in sociale communicatie en beperkte, repetitieve gedragspatronen met een ‘insistence on sameness’ (moeite met veranderingen en de neiging om de leefomstandigheden hetzelfde te houden). Hierom classificeren onderzoekers primair een autismespectrumstoornis. De stoornis brengt een gefixeerde gerichtheid als gedragskenmerk met zich mee.
De fixatie is een van de kenmerken van een autismespectrumstoornis waarbij hij niet meer goed in staat is om tot ander gedrag te komen dan obsessief gedrag. Mede door de autisme spectrumstoornis bestaan problemen in de informatie- en prikkelverwerking. In zijn geval werkt de modulatie (adaptatie op verandering) niet goed. Hij raakt dan snel overprikkeld, ontregelt in zijn reacties en verliest het vermogen om zijn ontstemming en verwarring af te remmen. Zowel de autismespectrumstoornis en ongunstige opvoedingsomstandigheden hebben bijgedragen aan een onrijpe en onvolwassen persoonlijkheidsontwikkeling. De persoonlijkheid is het geheel van eigenschappen, gedragspatronen, houding, gedachten en gevoelens dat bepaalt hoe iemand in een bepaalde situatie reageert. Deze kenmerken binnen het karakter en temperament verschillen van de contactbeperkingen en informatieverwerkingsproblematiek bij een autismespectrumstoornis. Om die reden wordt bij betrokkene een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis vastgesteld.
De combinatie met de informatie- en prikkelverwerkingsproblematiek voortkomend uit de autismespectrumstoornis vormde en vormt het sociale bestaan voor betrokkene een voortdurende intellectuele en sociale uitdaging. Hij is maar beperkt in staat te adapteren, veelal met overbelasting en overprikkeling tot gevolg.
Betrokkene werd ten tijde van het ten laste gelegde overwegend in beslag genomen (fixatie) door het eindigen van de relatie met aangeefster [aangeefster] met de frustraties en onbegrip die daar voor hem mee gepaard gingen. Vanuit de beschreven beperkingen door de autismespectrumstoornis, vooral de fixatie als gedragskenmerk, bestond een onvermogen dit los te laten. Daarnaast speelde het feit dat betrokkene vanuit de problemen samenhangend met de persoonlijkheidsproblematiek, zich sterk van aangeefster afhankelijk voelde. Niet wilde hij alleen dichtbij haar zijn, maar hij klampte zich op obsessieve wijze aan haar vast. Hij begreep niet waarom de relatie ten einde was. Bij betrokkene werd ten tijde van het ten laste gelegde door de (naar zijn zeggen) onverwachte ontmoeting met aangeefster een heftige emotionele respons losgemaakt. Hij was gefixeerd op het krijgen van een gesprek. Het bleek echter dat zij helemaal geen contact wilde maar zich juist zeer afwerend opstelde. Zij riep naar omstanders haar te helpen en vroeg om de politie te bellen. Op dat moment kwam bij betrokkene zijn fixatie (het doel, namelijk een gesprek) in gevaar en het lukte hem niet meer tot ander gedrag te komen. Hij raakte overspoeld door emoties zoals woede en onmacht omdat hij aangeefster niet kon bereiken. Hij werd afgewezen omdat zij geen contact wilde. Ook speelde paniek omdat de politie erbij zou gaan komen, in een situatie waarin hij het contactverbod had overtreden. Wat betreft de afwijkende informatieverwerking door de autismespectrumstoornis heeft betrokkene een gebrekkig voorstellingsvermogen waardoor hij de gevolgen van zijn gedrag niet goed kan inschatten. Zijn manier van informatie verwerken is gedetailleerd, wat maakt dat hij gemakkelijk het overzicht verliest. Het bovengenoemde maakt het moeilijk voor betrokkene om stressvolle situaties te overzien en adequaat te handelen. Hij raakte overspoeld door zijn emoties waaronder agressie met invloed op zijn handelen, dat hij in verminderde mate controle had over zichzelf en zijn gedrag.
Op basis van bovengenoemde komen de onderzoekers tot het advies betrokkene het ten laste gelegde, indien het bewezen wordt geacht, in een verminderde mate toe te rekenen, gezien de aanmerkelijke doorwerking van de bij de autismespectrumstoornis en persoonlijkheidsstoornis bestaande disfuncties en gedragingen. Betrokkene had een beperkte keuzevrijheid om zich aan de invloed daarvan te onttrekken. De stoornis belette hem niet om voorafgaand aan het ten laste gelegde, ten tijde van en ook snel daarna, te weten welke gedragingen wel en niet wettelijk toelaatbaar zijn. Dit maakt dat het betrokkene deels wel toegerekend kan worden.
Wanneer betrokkene onbehandeld terugkeert in de samenleving, dan zijn de autismespectrumstoornis en onrijpe persoonlijkheidsstoornis met de hiervoor beschreven pathologische disfuncties onverminderd aanwezig en wordt de kans groot geacht dat hij op vergelijkbare wijze zal omgaan met verlating en frustraties waarbij hij in beperkte mate over een ander repertoire beschikt. Hij blijft haar zien als onderdeel van zijn leven. Het recidiverisico voor anderen wordt laag ingeschat.
Bij gebruik van een gestructureerd instrument gericht op risicotaxatie van gewelddadig gedrag in het algemeen (HCR-20V3) kunnen alle items worden ingevuld. Het instrument wijst op een hoge kans op incidenten die tot algemeen gevaar voor personen kan leiden. Problemen worden gezien bij de risico-hanteringsfactoren: de leefomstandigheden, de persoonlijke steun en de omgang met stress en behandeling schieten te kort. Een belangrijke beschermende factor hierin is dat betrokkene zeker hulp zal aanvaarden.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, achten de rapporteurs een tbs met voorwaarden een passend kader om de beschreven behandeling in te realiseren. Bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke strafdeel met de beschreven behandeling casu quo een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) wordt te beperkt geacht. Bij het niet naleven van de voorwaarden staat daar immers niets anders dan detentie tegenover, terwijl betrokkene juist de garantie van een behandeling nodig heeft. Tbs met dwangverpleging wordt disproportioneel, maar met name ook niet doelmatig geacht, gelet op de te verwachten gunstige ontwikkeling met een (voortzetting van een) goed resocialisatie-traject. Het belangrijkste argument voor een tbs met voorwaarden is het feit dat op die manier de behandeling eerst klinisch plaatsvindt, en dan ambulant met de mogelijkheid van terugplaatsing in de kliniek als betrokkene zich niet aan de voorwaarden houdt, bijvoorbeeld mocht betrokkene toch weer contact gaan zoeken met aangeefster.
De reclassering conformeert zich in haar advies van 11 juli 2023, opgesteld door [naam] en [naam] , reclasseringswerkers, aan de bevindingen van de psycholoog en de psychiater. De reclassering komt tot een hoog algemeen recidiverisico en adviseert een tbs-maatregel met de volgende voorwaarden:
• Geen strafbaar feit plegen
• Meewerken aan reclasseringstoezicht
• Meewerken aan time-out
• Niet naar het buitenland
• Meldplicht bij reclassering
• Opname in een zorginstelling
• Ambulante behandeling
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Contactverbod
• Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
• Dagbesteding
• Meewerken aan schuldhulpverlening
• Meewerken aan middelencontrole
• Openheid en inzicht geven in partnerrelaties.
Straf en tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en reclassering en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal aan de verdachte dan ook de tbs-maatregel opleggen, in de vorm van tbs met voorwaarden. Tbs met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit het rapport van de deskundigen komt naar voren dat de verdachte bereid is om hulp te aanvaarden. Ter terechtzitting van 14 juli 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij bereid is de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering na te leven, althans zo vat de rechtbank de uitkomst van het debat ter terechtzitting op.
De rechtbank zal bij het opleggen van de tbs-maatregel dan ook de door de reclassering geadviseerde voorwaarden stellen. Bij de verdachte is sprake van een hoog recidiverisico wanneer hij niet wordt behandeld, met name gericht op [aangeefster] . Hierin ziet de rechtbank aanleiding om het verzochte contactverbod met de naaste familieleden en ex-partner van [aangeefster] toe te wijzen.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Daarnaast acht de rechtbank, gezien de ernst van het feit, ook de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatregel van terbeschikkingstelling, acht de rechtbank het opleggen van gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid tbs-maatregel met voorwaarden
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr [hierna: GVM]
De rechtbank leidt uit de stukken over de persoon van de verdachte af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten, met name gericht op [aangeefster] , hoog is. Het staat vast dat de verdachte langdurig zorg en begeleiding nodig heeft om het recidiverisico te beperken. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om de verdachte, ook na beëindiging van de tbs-maatregel, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen. De rechtbank constateert dan ook dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig de adviezen, aan de verdachte een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

7.Beslag

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de inbeslaggenomen schoenen aan de verdachte terug kunnen worden gegeven.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.200,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd de verzochte vergoeding toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft (subsidiair) bepleit het toe te kennen bedrag aanzienlijk te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
1. Geen strafbare feiten plegen
De veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Meewerken aan reclasseringstoezicht
De veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
- de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door instellingen of hulpverleners;
- de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
4. Niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering
De veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering.
5. Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich opnemen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6. Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door een (forensische) GGZ-instelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8. Contactverbod
De veroordeelde zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met:
- [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (slachtoffer);
- [naam] , geboren op [geboortedatum] (moeder van het slachtoffer);
- [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (dochter van het slachtoffer);
- [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (zoon van het slachtoffer);
- [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (ex-partner van het slachtoffer).
9. Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
De veroordeelde bevindt zich niet binnen een straal van één kilometer van de woning van [aangeefster] , te weten [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt.
10. Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
11. Meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of bewindvoering. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
12. Meewerken aan middelencontrole
De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
13. Openheid en inzicht geven in partnerrelaties
De veroordeelde voorziet de reclassering en de behandelaren van openheid en inzicht (bij het ontstaan) van partnerrelaties.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Legt de veroordeelde tevens op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking(artikel 38z Sr).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven schoenen (goednummer [nummer]).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.200,00(zegge: éénduizend tweehonderd euro) als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, aan [aangeefster] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.200,00 (zegge: eenduizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (zegge: tweeëntwintig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2022 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.