ECLI:NL:RBNHO:2023:7496

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/331266/ HA ZA 22-522
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onrechtmatig onttrokken gelden uit nalatenschap tussen broers

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, zijn de partijen broers die een geschil hebben over de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder, die op 17 september 2020 is overleden. De eisende broer stelt dat de gedaagde broer tijdens het leven van hun moeder onrechtmatig gelden aan haar vermogen heeft onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde broer, die de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard, een gezamenlijke bankrekening met de moeder had, die uitsluitend door haar werd gevoed. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde broer onrechtmatig heeft gehandeld door aanzienlijke bedragen van deze rekening op te nemen voor eigen gebruik, waaronder betalingen aan gokgelegenheden. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisende broer tot rekening en verantwoording af, maar oordeelt dat de gedaagde broer gehouden is tot terugbetaling van een bedrag van € 33.784,94 aan de nalatenschap, dat gelijkelijk verdeeld moet worden tussen de eisende broer en de derde belanghebbende. De rechtbank vernietigt ook een eerder verstekvonnis en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/331266 / HA ZA 22-522
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.S. Zomers te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. C.H.P. Groot-van Ederen te Alkmaar,
2.
[derde belanghebbende] ,
te ‘ [woonplaats] ,
gedaagde partij, opgeroepen ex artikel 118 Rv,
hierna te noemen: [derde belanghebbende] ,
niet verschenen.
De zaak in het kort
Zaak met een erfrechtelijke achtergrond. Partijen zijn broers van elkaar. Het geschil heeft betrekking op de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van partijen en spitst zich voornamelijk toe op de vraag of [gedaagde 1] tijdens het leven van moeder onrechtmatig gelden aan het vermogen van moeder heeft onttrokken. Ten aanzien van enkele door [eiser] opgevoerde posten beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend en veroordeelt [gedaagde 1] tot (terug)betaling aan zijn broers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 13 juli 2022 (zaak- en rolnummer 9733001\CV EXPL 22-1198) waarin de zaak ter verdere behandeling is verwezen naar de rechtbank, sectie Handel en Insolventie;
- de rolbeslissing van 22 september 2022;
- de dagvaarding (houdende een wijziging van eis) van 18 oktober 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord na eiswijziging met producties namens [gedaagde 1] ;
- de op 8 maart 2023 gehouden mondelinge behandeling. De griffer heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Zomers en Groot-van Ederen hebben daarbij gebruik gemaakt van spreek-aantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 17 september 2020 is de moeder van partijen overleden, mevrouw [erflaatster] (hierna: moeder). Ten tijde van haar overlijden was moeder weduwe van de op
30 november 1997 overleden vader van partijen, de heer [vader] .
2.2.
Uit het huwelijk zijn drie zoons geboren, [eiser] , [gedaagde 1] en de niet in het geding verschenen [derde belanghebbende] .
2.3.
Moeder heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt. [eiser] , [gedaagde 1] en [derde belanghebbende] zijn voor gelijke delen de erfgenamen van moeder.
2.4.
[gedaagde 1] heeft de nalatenschap van moeder beneficiair aanvaard.
2.5.
Omstreeks maart 2013 is een en/of rekening geopend op naam van moeder en [gedaagde 1] (hierna: de bankrekening).
2.6.
De bankrekening werd tot aan haar overlijden uitsluitend gevoed door inkomsten van moeder.
2.7.
Moeder heeft een door [gedaagde 1] opgestelde schriftelijke verklaring van 3 april 2013 ondertekend, welke – voor zover van belang – als volgt luidt:
“Mijn wil en wens,
Ik, [erflaatster] , verklaar hierbij dat ik een gezamenlijke rekening heb geopend met mijn zoon [gedaagde 1] .
[gedaagde 1] zorgt nu al 16 jaar voor mij, hij regelt alle zaken voor mij alleen en brengt mij overal naar toe. Alleen is dit nog niet formeel geregeld en deze verklaring dient nog bij de notaris te worden vastgelegd.
Met deze verklaring, wil ik aangeven dat ik mijn zoon [gedaagde 1] hierbij toestemming geef om alles voor mij te regelen en vrij mag beschikken over onze gezamenlijke rekening.”
2.8.
Bij brief van 2 maart 2015 bericht P. Neven, specialist ouderengeneeskunde bij de Stichting Geriant, aan de huisarts van moeder onder meer als volgt:
“Diagnose
Hoewel de objectieve meting het niet uitwijzen lijkt het (wisselende) beeld toch het meest op een zich ontwikkelende dementie van vasculaire etiologie (..)”
2.9.
Bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 2 februari 2022 (zaak- en rolnummer 9499593\CV EXPL 21-5231, hierna: het verstekvonnis) zijn [gedaagde 1] en zijn partner mevrouw [partner] (hierna: [partner] ) bij verstek hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 24.610,18.
2.10.
[gedaagde 1] en [partner] zijn van het verstekvonnis in verzet gekomen. Bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 13 juli 2022 (zaak- en rolnummer 9733001\CV EXPL 22-1198), heeft de kantonrechter de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis geschorst en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de rechtbank (team Handelszaken). De kantonrechter heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld [derde belanghebbende] op de voet van artikel 118 Rv in het geding te roepen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagde 1] veroordeelt om aan de erfgenamen van moeder rekening en verantwoording af te leggen over de volgende opnamen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde 1] daarmee in gebreke mocht blijven:
- Contante opnames van in totaal € 15.640,00
- Diverse betalingen Jack’s Casino Heerhugowaard in totaal € 52.250,00
- Diverse betalingen Jan III Speelautomaten Alkmaar in totaal € 1.850,00
- Overige opnames in totaal € 1.740,55
- Boodschappen voor eigen gebruik in totaal € 1.246,58
- Overschrijvingen naar kinderen [gedaagde 1] in totaal € 3.050,00
Totaalbedrag van € 75.777,13
II. De schenkingsovereenkomst tussen moeder en [gedaagde 1] vernietigt, en [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling binnen één week na betekening van het vonnis aan de nalatenschap van moeder van een bedrag van € 75.777,13 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
17 september 2020, althans van een bedrag van 54.100 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020, althans een bedrag en rente in goede justitie te bepalen;
III. [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling binnen één week na betekening van het vonnis aan de nalatenschap van moeder van een bedrag van € 75.777,13 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020, althans van een bedrag van € 54.100 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020, althans een bedrag en rente in goede justitie te bepalen;
IV. Voor recht verklaart dat [gedaagde 1] zijn aandeel in de nalatenschap van moeder verbeurt ex artikel 3:194 lid 2 BW aan [eiser] en [derde belanghebbende] ;
V. De verdeling van de nalatenschap vaststelt overeenkomstig punt 29 tot en met 35 van de akte wijziging eis, althans op zodanige wijze als de rechtbank in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid acht, en vast stelt welke bedragen aan alle erfgenamen dienen te worden betaald;
VI. bepaalt dat [eiser] gemachtigd is de respectievelijke erfdelen aan de partijen uit te keren en nadien de bankrekeningen op naam van moeder op te laten heffen, dan wel een in goede justitie te bepalen veroordeling;
VII. [gedaagde 1] veroordeelt in de kosten van de onderhavige procedure en de buitengerechtelijke procedure en de buitengerechtelijke advocaatkosten, te voldoen aan eiseres binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3.2.
Sterk samengevat heeft [eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] met gebruikmaking van en in vervolg op de verklaring van moeder van 3 april 2013 (hiervoor geciteerd onder 2.7) in de daaropvolgende periode tot aan het overlijden van moeder diverse bedragen aan haar vermogen heeft onttrokken. In deze jaren heeft [gedaagde 1] een totaalbedrag van € 75.777,13 van de en/of rekening opgenomen welke bedragen uitsluitend ten eigen behoeve zijn besteed. [gedaagde 1] heeft zich aldus verrijkt ten laste van moeder. Moeder was in deze periode reeds wilsonbekwaam. Aldus heeft [gedaagde 1] misbruik gemaakt van de omstandigheden en is hij ongerechtvaardigd verrijkt. Daar komt bij dat [gedaagde 1] de onttrekkingen ten opzichte van de overige erfgenamen heeft verzwegen. Dit alles brengt met zich dat [gedaagde 1] niet alleen gehouden is het totaalbedrag aan de nalatenschap te vergoeden, maar ook dat hij zijn aandeel in de nalatenschap van moeder heeft verbeurd, aldus nog steeds [eiser] .
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
vooraf
De rechtbank constateert dat:
de vereffening van de nalatenschap volgens partijen inmiddels is voltooid, zodat de nalatenschap rijp is voor verdeling;
in afwijking van de inleidende dagvaarding [partner] niet langer procespartij meer is;
[derde belanghebbende] ondanks behoorlijke oproeping ex artikel 118 Rv niet in het geding is verschenen.
4.2.
rekening en verantwoording (vordering onder 3.1 sub I)
De rechtbank wijst de door [eiser] van [gedaagde 1] gevorderde rekening en verantwoording af. Het procesdossier bevat allerhande correspondentie van beide partijen, een groot aantal bankafschriften en diverse overzichten van financiële aard. Het had daarom op de weg van [eiser] gelegen concreet aan te geven wat hij, in aanvulling op de reeds voorhanden zijnde stukken, nog meer nodig heeft. [eiser] heeft op dit punt onvoldoende gemotiveerde stellingen betrokken. Dit klemt te meer omdat uit het petitum en de ter zitting door [gedaagde 1] gegeven toelichting volgt dat hij in staat is gebleken zijn vorderingen -ook in financiële omvang- precies te formuleren. Bij gebrek aan belang wordt het gevorderde daarom afgewezen.
4.3.
vernietiging schenkingsovereenkomst (vordering onder 3.1 sub II)
Naar de rechtbank uit de stellingen van [eiser] begrijpt, strekt zijn betoog ertoe dat de door moeder gegeven verklaring uit 2013 (zie hiervoor onder 2.7) kwalificeert als een door moeder gegeven volmacht aan [gedaagde 1] . Op die basis heeft [gedaagde 1] in de visie van [eiser] in de loop der tijd diverse betalingen aan zichzelf en/of zijn kinderen verricht. Deze betalingen kwalificeren mogelijk als een schenking, zodat sprake is geweest van een schenkingsovereenkomst tussen moeder en [gedaagde 1] . De afhankelijke positie van moeder ten opzichte van [gedaagde 1] voor haar verzorging en financiële onderhoud, haar geestestoestand en lichtzinnigheid hadden [gedaagde 1] moeten weerhouden van de geldopnamen ten laste van de bankrekening van moeder . Aldus heeft [gedaagde 1] misbruik gemaakt van de omstandigheden en dient de schenkingsovereenkomst vernietigd te worden, aldus nog steeds [eiser] .
4.4.
De rechtbank wijst het gevorderde af. De stellingen van [eiser] zijn namelijk innerlijk tegenstrijdig. De summiere stellingen van [eiser] strekken er immers toe dat hij vernietiging vordert van een of meerdere schenkingen, terwijl [eiser] het bestaan daarvan in reactie op het daartoe strekkende verweer van [gedaagde 1] juist gemotiveerd heeft bestreden. Aldus beoogt [eiser] met het gevorderde kennelijk de vernietiging van een schenkingsovereenkomst die er volgens hemzelf niet is. Reeds deze omstandigheid brengt met zich dat de grondslag aan het gevorderde komt te ontvallen zodat dit voor afwijzing gereed ligt. Ten overvloede verdient opmerking dat de tekst van de door [eiser] als zodanig aangeduide ‘volmacht’ (2.7) geen blijk geeft van enige bevoordelingsbedoeling van moeder ten opzichte van [gedaagde 1] , laat staan dat die tekst enig zicht geeft op aard, omvang en tijdstip van de schenking. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank zonder nadere toelichting niet in dat sprake zou kunnen zijn van een schenking (art. 7:175 BW). De rechtbank volgt [eiser] wel in zijn betoog dat de door moeder afgelegde verklaring kwalificeert als een aan [gedaagde 1] gegeven volmacht in de zin van artikel 3:60 e.v. BW.
4.5.
verklaring voor recht (vordering 3.4 sub IV)/verdeling (vordering 3.4 sub V)/opheffing bankrekeningen (vordering 3.4 sub VI)
[eiser] heeft aan het gevorderde ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] zijn aandeel in de nalatenschap van moeder op de voet van artikel 3:194 lid 2 BW heeft verbeurd omdat hij de in geschil zijnde onttrekkingen van de en/of rekening opzettelijk heeft verzwegen dan wel verborgen gehouden. Dit brengt met zich dat uitsluitend [eiser] en [derde belanghebbende] bij helfte gerechtigd zouden zijn tot het in geschil zijnde totaalsaldo van de onttrekkingen van € 75.777,13.
4.6.
De rechtbank wijst het gevorderde af. Vaststaat dat [gedaagde 1] ná het overlijden van moeder en voordat [eiser] zich tot de kantonrechter heeft gewend (2.9) een groot aantal bankafschriften aan [eiser] heeft verstrekt waaruit de in geschil zijnde onttrekkingen blijken. Van een opzettelijk verzwijgen in de zin van voornoemd artikel is daarom geen sprake. Bovendien volgt uit het verweer van [gedaagde 1] dat hij de onttrekkingen niet heeft beschouwd als een schuld aan (de nalatenschap van) moeder. Dit brengt met zich dat geen aanleiding bestaat om de nalatenschap van moeder met uitsluiting van [gedaagde 1] tussen [eiser] en [derde belanghebbende] bij helfte te verdelen. Overeenkomstig het wettelijk uitgangspunt (artikel 3:182 BW/3:195 BW) is de medewerking van alle deelgenoten vereist voor het tot stand brengen van een verdeling. Dit brengt met zich dat - anders dan waarop de vorderingen van [eiser] gericht zijn en bij gebreke van een andersluidende testamentaire regeling – [eiser] geen bevoegdheid heeft om de verdeling van de (resterende) nalatenschap van moeder zonder medewerking van zijn broers tot stand te brengen. Voor zover de vordering gericht is op (een verplichting tot) medewerking van alle deelgenoten ter opheffing van de tot de nalatenschap behorende bankrekeningen is deze bij gebreke van enig verweer van [gedaagde 1] toewijsbaar als na te melden.
4.7.
veroordeling tot betaling € 75.777,13 (vordering 3.4 sub III)
De rechtbank overweegt als volgt. Weliswaar is niet in geschil dat moeder ten tijde van het ondertekenen van de verklaring van 3 april 2013 zorgbehoevend was, maar [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerde stellingen betrokken voor de verstrekkende conclusie dat moeder op dat moment reeds wilsonbekwaam was. Het had op de weg van [eiser] gelegen op dit punt een nadere onderbouwing te geven, welke echter achterwege is gebleven. Dit brengt met zich dat de rechtbank de rechtsgeldigheid van de volmacht bij de verdere beoordeling als vaststaand aanneemt .
4.8.
De beantwoording van de vraag of de in geschil zijnde betalingen/pinopnamen door [gedaagde 1] al dan niet strijdig zijn met de door moeder gegeven volmacht, moet plaatsvinden aan de hand van de reikwijdte van de volmacht. Deze volgt niet alleen uit de redactie van de volmacht maar ook uit de context waarin de volmacht is afgegeven. Deze context, zo volgt uit de stellingen van beide partijen, wordt met name gevormd door de (toenemende) zorgbehoefte van moeder. Ook in de redactie van de volmacht wordt daaraan gerefereerd blijkens de zinsnede “
zorgt nu al 16 jaar voor mij, hij regelt alle zaken voor mij alleen en brengt mij overal naar toe.”. Daaruit leidt de rechtbank af dat - anders dan [gedaagde 1] betoogt- er een zeker verband dient te zijn tussen de besteding van de middelen en de verzorging (in ruime zin) van moeder. Dat [gedaagde 1] geheel vrij was in de besteding van het geld op de en/of-rekening en dit ongelimiteerd ook ten eigen behoeve mocht aanwenden, is niet in overeenstemming met de tekst en de context van de volmacht . Het standpunt van [gedaagde 1] dat dit hem wel vrijstond verdraagt zich bovendien niet met de erkenning door [gedaagde 1] ter zitting dat hij het saldo op de rekening zo nu en dan heeft aangevuld ten laste van de rekeningen van zijn kinderen indien - naar de rechtbank begrijpt - het saldo ontoereikend was geworden om de reguliere uitgaven van moeder te voldoen. Bij dit alles verdient opmerking dat de geestelijke gesteldheid van moeder in de periode na het geven van de volmacht stilaan verslechterde tot het moment dat moeder ook volgens [gedaagde 1] in de jaren 2018/2019 uiteindelijk wilsonbekwaam werd. De in geschil zijnde pintransacties moeten tegen deze achtergrond worden beoordeeld.
4.9.
Onder verwijzing naar de door hem als productie 17 in het geding gebrachte bank-afschriften heeft [eiser] de in geschil zijnde transacties verdeeld in de navolgende categorieën:
contante opnames
15640
betalingen Jacks's Casino Heerhugowaard
52250
diverse betalingen Jan III Speelautomaten
1850
overige opnames
1740,55
boodschappen voor eigen gebruik
1246,58
overschrijvingen naar kinderen [gedaagde 1]
3050
Totaal
75777,13
4.10.
Jack’s Casino, Heerhugowaard
Niet in geschil is, althans van de zijde van [gedaagde 1] onvoldoende gemotiveerd bestreden, dat [gedaagde 1] vanaf medio 2015 tot september 2020 een groot aantal pintransacties heeft verricht in Jack‘s Casino tot het door [eiser] becijferde totaalbedrag van € 52.250,00 zoals weergegeven in het door [eiser] vervaardigde overzicht (productie 18). Uit het overzicht leidt de rechtbank af dat de transacties hebben plaatsgevonden gedurende een lange aaneengesloten periode, deels in een tijdvak waarin moeder ook volgens [gedaagde 1] zelf wilsonbekwaam was geworden (2018-2020). Vaststaat dat de transacties tot het overlijden van moeder frequent zijn verricht, soms meerdere keren per week en vaak ook meerdere keren per dag vlak achtereen waarbij bedragen van gemiddeld € 50,00 tot € 200,00 per keer werden opgenomen. Ter zitting is [gedaagde 1] uitvoerig bevraagd naar de achtergrond van deze transacties. [gedaagde 1] heeft bij die gelegenheid het navolgende verklaard:
“De automaat bij Jacks Casino is een gewone betaalautomaat. Een medewerker van het casino geeft dan cash geld. Van het gepinde geld heb ik wel eens een gokje gewaagd. Ongeveer 1 a 2x in de maand. Als ik 50 a 100 euro vergokte was het veel. Voor de rest gebruikte ik het geld om te besteden in het winkelcentrum. Ik kon destijds nergens anders pinnen in het winkelcentrum. Pas later kwam er een pinautomaat bij de Primera.
Het klopt dat er soms meerdere pinopnames per dag zijn gedaan. Soms ging ik weer even naar beneden in het winkelcentrum en kwam ik later weer terug bij de pinautomaat om extra op te nemen. Ik had ook altijd veel contant geld in mijn portemonnee. Ik ben geen grote gokker.
Ik heb een paar stortingen verricht op de gezamenlijke rekening met moeder. Moeder wilde graag voldoende geld op de rekening houden voor de reguliere uitgaven. Als ik er teveel had afgehaald stortte ik het terug. Als het saldo te laag werd stortte ik bij.”
4.11.
Vaststaat dat de transacties zonder uitzondering zijn verricht in Jack‘s Casino. In combinatie met de zeer korte intervallen tussen de geldopnamen en de hoogte van de opgenomen bedragen , acht de rechtbank het meer dan aannemelijk dat de gelden door [gedaagde 1] uitsluitend zijn besteed aan gokactiviteiten ter plaatse. [gedaagde 1] heeft dit ter zitting weliswaar (grotendeels) weersproken en getracht te ontkrachten maar is daar wat de rechtbank betreft niet in geslaagd. De door [gedaagde 1] afgelegde verklaring is bepaald weinig concreet, met name waar het gaat om het verschaffen van de nodige uitleg over het verband tussen de talrijke geldopnamen en de verzorging van moeder.. Het achterwege blijven van deze uitleg roept bij de rechtbank, terughoudend geformuleerd, de nodige vragen op omdat vaststaat dat juist [gedaagde 1] in de laatste levensfase van moeder frequent en intensief contact met haar had, in tegenstelling tot [eiser] . Daar komt bij dat [gedaagde 1] zelf bij herhaling heeft betoogd dat moeder in de laatste jaren van haar leven voor haar verzorging in hoge mate van hem afhankelijk was . Het komt de rechtbank daarom zeer onwaarschijnlijk voor dat [gedaagde 1] als mede-rekeninghouder niet in staat is een aanzienlijk gedetailleerdere verklaring af te leggen over de besteding van de bij Jack's Casino door hem opgenomen gelden. Het verweer van [gedaagde 1] is tegenover de uitvoerig gemotiveerde, met feiten en bewijsstukken onderbouwde stellingen van [eiser] volstrekt onvoldoende onderbouwd en strekt in essentie niet verder dan een blote betwisting.
4.12.
Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden houdt de rechtbank het er daarom voor dat de door [gedaagde 1] verrichte transacties bij Jack’s Casino uitsluitend betrekking hebben op gokactiviteiten van [gedaagde 1] ter plekke, en dat deze activiteiten geheel ten laste van het vermogen van moeder zijn gekomen. Daarmee is [gedaagde 1] volstrekt buiten de reikwijdte van de hiervoor besproken volmacht getreden en heeft hij gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Aldus is sprake van onrechtmatig handelen jegens (de andere erven van) moeder. Dit brengt met zich dat [gedaagde 1] gehouden is het op onrechtmatige wijze verkregen totaalbedrag aan de nalatenschap van moeder te vergoeden.
4.13.
Jan III Speelautomaten
Hetgeen hiervoor is overwogen geldt ook voor zover het gevorderde betrekking heeft op de transacties verricht bij Jan III speelautomaten te Alkmaar. [gedaagde 1] heeft niet weersproken dat deze door hem zijn verricht tot het door [eiser] gestelde totaalbedrag van € 1.850,00.
4.14.
Overige transacties
Voor zover het gevorderde haar oorsprong vindt in de overige onder 4.9 genoemde posten en de daaraan door [eiser] gekoppelde bedragen, ligt het voor afwijzing gereed. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerde stellingen betrokken waaruit volgt dat deze bedragen onrechtmatig ten laste van moeder zijn verkregen c.q. besteed aan gokactiviteiten.
4.15.
Resumé
Omdat de vorderingen van [eiser] mede gericht zijn op vaststelling van de verdeling van de nalatenschap van moeder, is [gedaagde 1] gehouden overeenkomstig het aandeel van [eiser] en [derde belanghebbende] in de nalatenschap van moeder, aan ieder 1/3 deel van het totaalbedrag rechtstreeks te voldoen op de hierna in het dictum vermelde wijze.
4.16.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het gevorderde in beginsel toewijsbaar is tot een totaalbedrag van € 54.100,00 (52.250 + 1.850), met dien verstande dat daarop in mindering moeten worden gebracht de betalingen die [gedaagde 1] op de bankrekening heeft (terug)gestort. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat niet in geschil is dat ten laste van de rekeningen van de kinderen van [gedaagde 1] in totaal een bedrag van € 13.365,06 op de bankrekening van moeder is gestort, en in de loop der tijds deels is teruggestort tot een bedrag van € 3.050,00. Per saldo is dus een bedrag van € 10.315,06 teruggestort op de rekening van moeder. Verder heeft [eiser] niet bestreden dat [gedaagde 1] een bedrag in contanten van in totaal € 10.000,00 op de bankrekening van moeder heeft gestort. Een en ander leidt ertoe dat het totaalbedrag van de onrechtmatige onttrekkingen € 33.784,94 bedraagt, zoals blijkt uit onderstaande berekening:
onttrekkingen 54.100
af: storting -10.315,06
af: storting -10.000,00
totaal onttrekkingen 33.784,94,
waarvan aan [eiser] en [derde belanghebbende] ieder 1/3 toekomt, zijnde€ 11.261,65.
Bij gebreke van enige onderbouwing van de door [eiser] gestelde ingangsdatum van de wettelijke rente, is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding als hierna nader in het dictum vermeld.
4.17.
proceskosten
In de aard van het geschil en de omstandigheid dat partijen broers zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in die zin te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.18.
verstekvonnis 2 februari 2022
Bij vonnis van 13 juli 2022 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis (zie hiervoor onder 2.9 en 2.10) geschorst totdat “een eindvonnis in deze verzetprocedure zal zijn gewezen” en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar het team Handelszaken van de rechtbank. In het kader van deze procedure wordt ook ten gronde bij wijze van eindvonnis beslist op de bij inleidende dagvaarding ingestelde vorderingen van [eiser] die hebben geleid tot het verstekvonnis. Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en beslist brengt met zich dat de destijds bij verstek gegeven beslissingen van de kantonrechter geen stand houden. Daarin ziet de rechtbank aanleiding het verstekvonnis te vernietigen als hierna nader in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het verstekvonnis van deze rechtbank van 2 februari 2022 gewezen onder zaak- en rolnummer 9499593\CV EXPL 21-5231,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling zowel aan [eiser] als aan [derde belanghebbende] van een bedrag groot
€ 11.261,65 vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 18 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
gelast [gedaagde 1] om over te gaan tot opheffing van de op naam van moeder gestelde bankrekeningen en bepaalt dat [eiser] en [derde belanghebbende] daaraan, voor zover nodig, hun medewerking dienen te verlenen;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op
14 juni 2023.