ECLI:NL:RBNHO:2023:7483

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
15/037413-23, 15/015486-23 (gev.), 15/305555-22 (gev.), 15/331635-22 (gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, mishandeling, vernielingen en lokaalvredebreuk

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 juli 2023 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die in een periode van tweeënhalve maand zeven strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder bedreigingen, mishandeling, vernielingen en lokaalvredebreuk. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was ten tijde van de feiten gedetineerd in een penitentiair psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van tien maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verzocht om een straf die de verdachte de mogelijkheid biedt om door te stromen naar een kliniek.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen mes aan het verkeer moet worden onttrokken. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de samenleving en de behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/037413-23, 15/015486-23 (gev.), 15/305555-22 (gev.),
15/331635-22 (gev.)
Uitspraakdatum: 27 juli 2023
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(artikel 138b Wetboek van Strafvordering)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) bij de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen, Pompstationsweg 32, 2597 JW Den Haag.
De politierechter heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen en onder parketnummers 15/30555-22 en 15/331635-22 zijn aangebracht, gevoegd en naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 15/037413-23 en 15/015486-23 zijn aangebracht, gevoegd en ook gevoegd bij de eerder door de politierechter verwezen zaken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. M. Diependaal, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank de in de vier gevoegde zaken ten laste gelegde feiten doorgenummerd van 1 tot en met 7.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 15/037413-23:)
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Alkmaar, in elk geval in Nederland [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen (terwijl hij, verdachte naar zijn rugtas greep) "ik heb een mes en ik heb een pistool', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- zijn, verdachtes arm(en) om de nek van die [benadeelde 1] te klemmen en daarbij kracht te zetten;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Alkmaar, in elk geval in Nederland [benadeelde 1] heeft mishandeld door zijn, verdachtes arm(en) om de nek van die [benadeelde 1] te klemmen en daarbij kracht te zetten;
3.
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Alkmaar, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(in de zaak met parketnummer 15/015486-23:)
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] te Alkmaar, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(in de zaak met parketnummer 15/305555-22:)
5.
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Alkmaar [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb een pistool en ik schiet je door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij met zijn hand naar zijn binnenzak te reiken;
6.
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Alkmaar in het besloten lokaal de GGZ Noord-Holland aan de [adres], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 28 oktober 2022 schriftelijk de toegang tot die GGZ ontzegd voor de duur van 1 maand;
(in de zaak met parketnummer 15/331635-22:)
7.
hij op of omstreeks 20 december 2022 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk het toilet en/of het raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [benadeelde 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, waarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, met aftrek van voorarrest, waarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht de proeftijd vast te stellen op twee jaren. De verdediging heeft namens de verdachte aangevoerd dat hij graag aansluitend vanuit het PPC zou willen doorstromen naar een kliniek. Tegen de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid heeft de verdediging geen bezwaar gemaakt.
4.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 18 januari 2023 te Alkmaar [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen (terwijl hij, verdachte naar zijn rugtas greep) ‘ik heb een mes en ik heb een pistool’;
2.
hij op 18 januari 2023 te Alkmaar [benadeelde 1] heeft mishandeld door zijn, verdachtes, arm om de nek van die [benadeelde 1] te klemmen en daarbij kracht te zetten;
3.
hij op 5 februari 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
4.
hij op 15 januari 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft vernield;
5.
hij op 23 november 2022 te Alkmaar [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb een pistool en ik schiet je door je kop" en daarbij met zijn hand naar zijn binnenzak te reiken;
6.
hij op 23 november 2022 te Alkmaar in het besloten lokaal de GGZ Noord-Holland aan de Campenhuysenstraat, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 28 oktober 2022 schriftelijk de toegang tot die GGZ ontzegd voor de duur van 1 maand;
7.
hij op 20 december 2022 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een toilet en een raam, die aan de [benadeelde 5] toebehoorden, onbruikbaar heeft gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
2.
mishandeling
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
5.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
6.
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
7.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in een relatief korte periode van tweeënhalve maand, waarin het psychisch en sociaal gezien evident niet goed ging met hem, zeven strafbare feiten gepleegd. Op 23 november 2022 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk en bedreiging. Hij is een pand van de GGZ binnengegaan, terwijl hij een locatieverbod voor dat pand had gekregen. De verdachte heeft de GGZ-medewerker die hem vorderde het pand te verlaten, bedreigd door tegen hem te zeggen dat hij hem met een pistool door zijn hoofd zou schieten. Ongeveer een maand later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een toilet en een raam in het arrestantencomplex van de politie Alkmaar, door de afvoer te verstoppen en tegen het raam te spugen. Weer een maand later heeft de verdachte bij dezelfde GGZ-locatie (onderdeel van [benadeelde 3]) met een golfclub meerdere ruiten vernield. Enkele dagen later heeft de verdachte opnieuw de confrontatie gezocht met de GGZ, door op een locatie in Alkmaar een kantoor binnen te gaan en een daar aanwezige medewerkster te bedreigen en te mishandelen. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van de voordeur van zijn bovenbuurman door hier met een mes krassen op te maken.
De rechtbank acht de door de verdachte jegens werknemers met een zorgtaak gepleegde feiten ernstig en onacceptabel. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op hun persoonlijke integriteit, terwijl juist zij in hun werk gevrijwaard dienen te zijn van dergelijk onnodig agressief gedrag. Blijkens de aangifte van de GGZ-medewerkster heeft de verdachte haar door haar te bedreigen en mishandelen angst en pijn toegebracht. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Door zaken te vernielen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom. Vernielingen zijn hinderlijke en overlast gevende feiten die, naast de nodige ergernis, schade veroorzaken voor de gedupeerden. Door zich niet te houden aan het locatieverbod, heeft de verdachte de wens van de rechthebbende, dat de verdachte zich voor de duur van een maand niet in het betreffende pand van de GGZ zou begeven, bewust genegeerd.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juni 2023 (strafblad). Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zodat dit niet in zijn nadeel meeweegt.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het psychiatrisch rapport van 19 juni 2023 van [psychiater 2], psychiater en rapporteur in opleiding, onder supervisie van [psychiater 1], psychiater. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een schizo affectieve stoornis, bipolaire type, een stoornis in het gebruik van alcohol en een stoornis in het gebruik van amfetamine. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Betrokkene wordt een reeks van feiten tenlastegelegd welke hebben plaatsgevonden in een periode van ongeveer 3 maanden. Gedurende deze periode was er bij betrokkene sprake van een manisch psychotisch toestandsbeeld, passend bij zijn schizo affectieve stoornis, welke zijn denken, emoties en handelen hebben beïnvloed en hij verminderd in staat was deze te reguleren, met als gevolg snel oplopende agitatie. Gesteld kan worden dat gebrekkige regulatie heeft meegespeeld in de doodsbedreiging (feit 5), de bedreiging en mishandeling (feiten 1 en 2), en de beschadiging met een mes van de deur van een bovenbuurman (feit 3). Daarom wordt geadviseerd om betrokkene deze feiten verminderd toe te rekenen.
Mogelijk dat deze gebrekkige regulatie ook heeft meegespeeld bij de andere ten laste gelegde feiten maar daarover kan op basis van dit onderzoek geen zekerheid over worden gegeven. Anderzijds is duidelijk geworden dat betrokkene een sterke mate van zelfbepalend gedrag toonde, waarbij hij zich niet wilde conformeren aan regels en afspraken en een antisociale en krenkbare houding had. Volgens beschikbare informatie speelde het verwerven van geld om in zijn middelengebruik te kunnen voorzien mede een rol in zijn regelovertredende gedrag. Dit patroon is vooral te zien in de tenlastegelegde feiten waarbij hem grenzen worden geboden, zoals bij de doodsbedreiging toen hem de toeging tot de GGZ-instelling werd ontzegd (feit 5), het bij herhaling negeren van het gebouwverbod van de GGZ-instelling (feit 6), de agressie die betrokkene liet zien bij het vernielen van de ramen van de GGZ-instelling (feit 4), en ook bij het vernielen van goederen op het politiebureau (feit 7). Onderzoekers menen dat deze feiten hem kunnen worden toegerekend.
Behandeling dient aan te vangen in een gesloten klinische setting met forensische expertise. Essentieel is het blijvend nemen van adequate antipsychotische medicatie. Verder dient betrokkene zijn middelengebruik te stoppen. Het hebben van een woning met begeleiding vanuit de GGZ, dagbesteding, gezonde sociale contacten en een gezonde financiële huishouding zijn alleen zeer belangrijke factoren die kunnen voorkomen dat betrokkene terugvalt in oud risicogedrag. Het accepteren van begeleiding bij al deze aspecten is noodzakelijk. Indien er meer stabilisatie is bereikt kan toegewerkt worden naar een open klinische setting of een ambulant outreachend behandelteam met forensische expertise (forensisch FACT). Dit zou het beste gerealiseerd kunnen worden binnen een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht en bindende voorwaarden, waaronder opname in een FPA/FPK.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare, met dien verstande dat het rapport niet eenduidig is over de toerekenbaarheid van het onder 5 ten laste gelegde feit aan de verdachte. De rechtbank zal dit in het voordeel van de verdachte uitleggen en de verdachte – in aanvulling op de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten – ook voor het onder 5 ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen. De rechtbank zal daar in strafmatigende zin rekening mee houden.
Tot slot heeft de rechtbank ook acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 5 juli 2023 van [reclasseringswerker] (als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor). Hierin wordt geadviseerd bij bewezenverklaring aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden. Op 12 juli 2023 heeft [reclasseringswerker] per e-mailbericht verklaard dat de verdachte op 24 augustus 2023 in een geïndiceerde kliniek kan worden geplaatst en dat – mocht deze kliniek geen plaats hebben – vanaf deze datum zorggedragen zal worden voor een overbruggingsplek. De verdachte, die inmiddels binnen detentie en tijdens zijn verblijf in het PPC gestabiliseerd is, heeft ter zitting aangegeven spijt te hebben van de door hem gepleegde feiten en in te zien dat hij hulp nodig heeft. De verdachte heeft zich dan ook bereid verklaard om aan alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden mee te werken.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 250 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 48 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, waardoor de verdachte, na aftrek van voorarrest, op 24 augustus 2023 in vrijheid gesteld zal worden. De rechtbank zal de proeftijd van het voorwaardelijke deel van de straf op twee jaren stellen en zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De aanzienlijke duur die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten, brengt mee dat de rechtbank de proeftijd niet op de door de officier van justitie gevorderde drie jaren zal stellen.
De rechtbank overweegt nog dat de aan de verdachte opgelegde straf aan de hoge kant is, vergeleken met de straffen die in vergelijkbare zaken doorgaans worden opgelegd. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding in de persoon van de verdachte, meer in het bijzonder de mogelijkheden om hem binnen het strafrechtelijk kader en aansluitend op zijn detentie passende zorg en hulp te laten krijgen. De verdediging heeft ter terechtzitting ook verzocht om een straf op te leggen die de verdachte de mogelijkheid biedt direct vanuit het PPC waar hij nu verblijft door te stromen naar een kliniek.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.

9.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 569,59 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade – te weten de elektronica van de deurautomaat – niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. Onder feit 4 is immers vernieling van de ruiten – en niet (de elektronica van) het deursysteem – bewezenverklaard. Ook uit de aangifte blijkt niet dat deze schade als gevolg van het handelen van de verdachte is geleden. De benadeelde partij kan daarom niet in de vordering worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt. Deze kosten begroot de rechtbank op nihil.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63, 138, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 7 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
250 (tweehonderdvijftig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 48 (achtenveertig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
 zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet de verdachte zich zo spoedig mogelijk melden bij een door de reclassering nader te bepalen reclasseringsinstelling. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent als de reclassering nodig acht. Indien er sprake is van een klinische traject zal de verdachte in de kliniek bezocht worden door de reclassering;
 zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Ook het innemen van medicijnen kan ook hieronder vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 zich (ambulant) laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Ook het innemen van medicijnen kan hieronder vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 meewerkt aan controle op het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer 1 mes (G1454379, zwart handvat).
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Hendriks, voorzitter,
mrs. M. Visser en E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2023.