7.6Bij het bestreden besluit heeft verweerder de vergunning ingetrokken omdat verzoeker volgens verweerder niet voldoet aan het vereiste dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
8. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd het bestreden besluit te schorsen tot op het bezwaar is beslist.
9. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als er een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is waardoor de beslissing in de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Bij de afweging of er een (spoedeisend) belang is voor het treffen van een voorziening, kan de voorzieningenrechter ook betrekken of er sprake is van een evidente onrechtmatigheid in het door verweerder genomen besluit waartegen het verzoek is gericht. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure stand zal houden.
10. De in deze uitspraak verkort aangehaalde artikelen uit de Wok en het Speelautomatenbesluit 2000 zijn, voor zover van belang, opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
11. Verweerder heeft de exploitatievergunning ingetrokken omdat er volgens hem bij verzoeker sprake is van slecht levensgedrag. Verweerder verwijt verzoeker op de eerste plaats deelname aan het illegaal gokken op www.forzza.com te hebben gefaciliteerd. Die grond voor de intrekking laat de voorzieningenrechter thans onbesproken, omdat verweerder ter zitting heeft verklaard dat verzoeker daarbij niet strafbaar heeft gehandeld. Of dergelijk handelen dan toch de conclusie kan wettigen dat sprake is van slecht levensgedrag, kan de voorzieningenrechter onbesproken laten, omdat verweerder aan het besluit ook ten grondslag legt dat hij voldoende aannemelijk acht dat verzoeker zich in de periode van 1 november 2016 tot en met 13 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf schuldwitwassen. Voldoende aannemelijk is volgens verweerder dat verzoeker:
- 100% “ provisie” van de omzet van het cash center met terminal nummer 517 in de vorm van geld voorhanden heeft gehad;
- 40% “ provisie” van de omzet van het cash center met terminal nummer 517 in de vorm van geld naar de horeca-uitbater heeft overgedragen;
- 20% “ provisie” van de omzet van het cash center met terminal nummer 517 in de vorm van giraal geld naar [bedrijf 1] B.V. heeft overgedragen, terwijl zij allen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld (on)middellijk (en in ieder geval gedeeltelijk) afkomstig was uit enig misdrijf en zelfs uit illegale kansspelen aangeboden via www.forzza.com. Het schuldwitwassen betreft de overdracht en het voorhanden hebben van bovengenoemde “provisies”. Daarmee heeft verzoeker voorwerpen overgedragen en voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld (on)middellijk (en in ieder geval gedeeltelijk) afkomstig was uit enig misdrijf.
Verweerder baseert zich op het proces-verbaal van bevindingen van haar toezichthouders, tevens buitengewoon opsporingsambtenaren, van 16 oktober 2020 met kenmerk [kenmerk 1] (het algemeen PV) en de bijbehorende bijlagen en het proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2020 met kenmerk [kenmerk 2] (het PV [naam 1] ) en de bijbehorende bijlagen.
Daarnaast baseert verweerder zijn beslissing op justitiële documentatie over verzoeker van enige jaren geleden. Die onderbouwing laat de voorzieningenrechter thans ook buiten beschouwing.
12. Verzoeker stelt dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen en dat hij geen witwashandelingen heeft verricht. Hij stelt in dat verband dat verweerder zich niet mocht baseren op het algemeen PV omdat dit onjuistheden bevat. Verder kunnen de
girale betalingen aan [bedrijf 1] B.V. niet als witwashandelingen worden aangemerkt. Anders dan verweerder stelt, is het cash center door verzoeker niet maandelijks gecontroleerd maar door hem slechts eenmaal geleegd. De door verweerder genoemde bedragen zijn geschat. Verzoeker stelt verder dat hij geen geld voorhanden heeft gehad of overgedragen aan Forzza. Verzoeker betwist verder dat de gelden afkomstig waren uit enig misdrijf en voor zover dat wel het geval was kon hij dit niet redelijkerwijs vermoeden, noch kon hij redelijkerwijs vermoeden dat het geld afkomstig was uit het opzettelijk aanbieden van illegale kansspelen op www.forzza.com.
Verzoeker heeft, zo stelt hij, verder voldoende onderzoek gedaan naar de legaliteit. Hij heeft een testtapport van het NMI over cash centers bestudeerd en ook de Belastingdienst geconsulteerd over de vouchers/tickets die het cash center uitgeeft. Verzoeker had, zo stelt hij, ook niet op grond van vermeende hoge omzetten redelijkerwijs moeten vermoeden dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig was. Van hoge omzetten of opbrengst uit het cash center was geen sprake, hetgeen voor hem ook reden was om het cash center al gauw weer van de hand te doen. Van belang daarbij is volgens verzoeker dat verweerder de vermeende hoge omzetten heeft geschat en berekend over de periode dat verzoeker geen eigenaar meer was van het cash center. Verzoeker stelt onbekend te zijn geweest met het feit dat een deel van de provisie afkomstig was vanuit www.forzza.com. Hij wijst er op dat hij alleen giraal geld heeft overgedragen aan [bedrijf 1] en uit de facturen bleek niet van een samenhang met Forzza. Een vergoeding van 40% voor verzoeker is verder niet onredelijk, laat staan verdacht, aldus steeds verzoeker.