ECLI:NL:RBNHO:2023:7467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
HAA 23_2066
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor snackkar

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 2 maart 2023. Dit besluit verplicht verzoeker om zijn snackkar iedere avond een uur na sluitingstijd van de parkeerplaats te verwijderen en pas een uur voor sluitingstijd weer te situeren. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt.

De voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige voorziening treffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. Verweerder heeft in een e-mailbericht van 20 maart 2023, verduidelijkt op 28 maart 2023, aangegeven dat de begunstigingstermijn wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. Hierdoor is er geen spoedeisend belang meer bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker heeft aangegeven dat de opbrengst uit zijn snackkar zijn enige inkomstenbron is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet leidt tot een ander oordeel, aangezien er geen onomkeerbare situatie is.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek kennelijk ongegrond is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2066

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. L.A.H.M. Creemers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder
(gemachtigde: D. Poelkamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 2 maart 2023. Bij dit besluit is verzoeker gelast om binnen zes weken na dagtekening van dit besluit zijn snackkar iedere avond een uur na sluitingstijd verwijderd te hebben van de parkeerplaats en een uur voor sluitingstijd pas weer te situeren op de parkeerplaats. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
5. Verweerder heeft bij e-mailbericht van 20 maart 2023, verduidelijkt bij e-mailbericht van 28 maart 2023, verklaard dat de aan het bestreden besluit verbonden begunstigingstermijn wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. Onder die omstandigheid is bij de gevraagde voorlopige voorziening geen enkel spoedeisend belang meer.
6. Verzoeker heeft – desgevraagd – aangegeven dat hij het verzoek om voorlopige voorziening niet intrekt omdat de opbrengst uit zijn snackkar zijn enige inkomstenbron betreft waardoor hij als gevolg van het bestreden besluit in zijn bestaan wordt bedreigd. Omdat door de mededeling van verweerder tot aan de beslissing op bezwaar van een onomkeerbare situatie geen sprake is, leidt dit niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.