ECLI:NL:RBNHO:2023:743

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
9945986 BZ VERZ 22-5082sc
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder voor tekortkomingen in de uitvoering van de bewindvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een rechthebbende en zijn bewindvoerder, Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (OBIN). De rechthebbende heeft OBIN aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft geleden door tekortkomingen in de uitvoering van de bewindvoering. De klacht van de rechthebbende, die op 15 juni 2022 is ingediend, betreft onder andere het niet tijdig aanvragen van bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten en het niet uitbetalen van leefgeld, wat heeft geleid tot financiële problemen en immateriële schade.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat OBIN in haar taak als bewindvoerder tekort is geschoten. De rechter heeft erkend dat OBIN niet tijdig bijzondere bijstand heeft aangevraagd, waardoor de rechthebbende vier weken zonder leefgeld zat. OBIN heeft inmiddels de schade die de rechthebbende hierdoor heeft geleden vergoed, waardoor hierover geen verdere veroordeling nodig was. Daarnaast heeft de rechthebbende gesteld dat OBIN betalingsachterstanden heeft laten ontstaan bij verschillende partijen, wat ook door OBIN is erkend. Ook hier heeft OBIN de schade inmiddels vergoed.

De rechthebbende heeft verder immateriële schadevergoeding gevraagd, omdat hij psychische en fysieke klachten heeft ervaren door de tekortkomingen van OBIN. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de rechthebbende voldoende heeft aangetoond dat hij psychisch nadeel heeft geleden en heeft OBIN veroordeeld tot betaling van € 500,00 als schadevergoeding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechthebbende kan binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 9945986 BZ VERZ 22-5082 sc
Uitspraakdatum: 30 januari 2023
BM nummer: 57962
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
[rechthebbende] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [rechthebbende] ,
van wie bewindvoerder is:
Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V.,
gevestigd te Culemborg,
hierna ook te noemen: OBIN.

1.procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de klacht van [rechthebbende] , ingekomen op 15 juni 2022;
- de reactie van Obin, ingekomen op 1 augustus 2022;
- de mail van [ambulant woonbegeleider] , ambulant woonbegeleider van Lindezorg, ingekomen op 22 augustus 2022;
- de reactie van [rechthebbende] op de reactie van Obin, ingekomen op 2 september 2022;
- de mails van [ambulant woonbegeleider] , ingekomen op 5 september, 14 september en
27 september 2022.
1.2.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 18 november 2022. De griffier heeft
aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
Na de zitting is op 24 november 2022 nog een mail ontvangen van [rechthebbende] .

2.uitgangspunten

2.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van 1 augustus 2017 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van OBIN tot bewindvoerder.

3.de standpunten van partijen

3.1.
[rechthebbende] stelt OBIN aansprakelijk omdat OBIN in de vervulling van haar taak tekort is geschoten.
3.2.
[rechthebbende] verzoekt OBIN te veroordelen tot vergoeding van de schade die [rechthebbende] door het handelen van OBIN heeft geleden. [rechthebbende] stelt dat hij schade heeft geleden doordat Obin een periode geen leefgeld heeft betaald, niet tijdig bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten heeft aangevraagd, zijn begeleider [ambulant woonbegeleider] extra werk heeft moeten verrichten omdat OBIN haar taak niet goed uitoefende en OBIN declaraties van de zorgverzekering vanaf april 2022 en andere facturen niet heeft voldaan, waardoor er incassokosten bovenop zijn gekomen. Ook stelt [rechthebbende] door nalaten van OBIN immateriële schade te hebben geleden. Gedurende het bewind is het totaalbedrag aan schulden opgelopen in plaats van afgenomen. [rechthebbende] heeft verder aan OBIN gevraagd om uit te zoeken of er in 2021 een te hoge boedelafdracht heeft plaatsgevonden, of hij recht heeft op langdurigheidstoeslag en of hij teveel heeft betaald voor de eigen bijdrage voor medische kosten. Hierop heeft hij geen reactie van OBIN ontvangen.
3.3.
OBIN heeft enkele stellingen niet betwist en heeft zich tegen de overige stellingen gemotiveerd verweerd op welk verweer zo nodig bij de beoordeling zal worden ingegaan.

4.het geschil en de beoordeling

Juridisch kader

4.1.
Op grond van artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) is een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.2.
Op grond van artikel 1:362 BW, dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind, kan de kantonrechter de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
4.3.
[rechthebbende] stelt dat OBIN heeft nagelaten tijdig bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten aan te vragen. Volgens [rechthebbende] heeft OBIN de bewindvoeringskosten in de tussentijd van de rekening van [rechthebbende] afgeschreven waardoor er vier weken geen leefgeld aan hem kon worden verstrekt.
OBIN heeft dit niet betwist. Zij erkent dat zij onvoldoende adequaat heeft gehandeld doordat zij niet tijdig bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten heeft aangevraagd. De gemeente heeft deze kosten daardoor niet vergoed, terwijl [rechthebbende] daar wel recht op zou hebben gehad als OBIN dit tijdig had aangevraagd. De kantonrechter stelt vast dat OBIN op voornoemde punten in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten. OBIN heeft de schade die [rechthebbende] hierdoor heeft geleden inmiddels vergoed, hetgeen [rechthebbende] niet heeft weersproken. Daarom is voor een veroordeling in de schade op dit punt geen plaats meer.
4.4.
[rechthebbende] stelt dat OBIN betalingsachterstanden heeft laten ontstaan bij de zorgverzekering, PWN, KPN en Oxxio. Hierdoor zijn de vorderingen van deze partijen verhoogd met rente en incassokosten. OBIN heeft dit erkend. Ook op dit punt stelt de kantonrechter vast dat OBIN in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten. Obin stelt zich op het standpunt dat zij de rente en incassokosten inmiddels aan [rechthebbende] heeft vergoed. Nu [rechthebbende] dit niet heeft weersproken, is voor een veroordeling in de schade op dit punt geen plaats meer.
4.5.
Verder voert [rechthebbende] aan dat zijn begeleider [ambulant woonbegeleider] (hierna: [ambulant woonbegeleider] ) extra tijd heeft moeten besteden aan [rechthebbende] om uit te zoeken in hoeverre OBIN tekort is geschoten in haar taak als bewindvoerder. Normaal begeleidt [ambulant woonbegeleider] [rechthebbende] twee uur per week. Dat is op momenten opgelopen tot wel 10 uur, doordat OBIN haar taak als bewindvoerder niet goed uitoefende. Deze extra uren zijn door de werkgever van [ambulant woonbegeleider] wel aan haar betaald. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [rechthebbende] geen schade geleden omdat [ambulant woonbegeleider] meer uren heeft gewerkt. Hij heeft hier immers niet voor betaald. Ook op dit punt zal het verzoek om schadevergoeding van [rechthebbende] dus niet worden toegewezen.
4.6.
Ter zitting heeft OBIN aangevoerd dat zij de manier waarop een en ander is gegaan betreurt, dat Plangroep aan haar heeft aangegeven dat in 2021 geen te hoge boedelafdracht heeft plaatsgevonden, dat OBIN langdurigheidstoeslag heeft aangevraagd maar dat dat is afgewezen en dat is uitgezocht dat [rechthebbende] niet te veel medische kosten heeft betaald. Nu [rechthebbende] niet concreet en onderbouwd heeft aangegeven dat er op deze punten schade is geleden, zal de kantonrechter ook dit verzoek afwijzen.
4.7.
Tot slot het verzoek van [rechthebbende] om een immateriële schadevergoeding. [rechthebbende] stelt dat hij door het tekortschieten van OBIN als bewindvoerder psychische en fysieke klachten heeft en dat hij wekelijks zijn huisarts en diens praktijkondersteuner bezoekt. De slechte communicatie met OBIN en het feit dat OBIN haar werk niet naar behoren heeft verricht, hebben ertoe geleid dat [rechthebbende] zijn vertrouwen in OBIN heeft verloren en dat hij het gevoel heeft dat hij zich in een uitzichtloze situatie bevindt. OBIN heeft de klachten van [rechthebbende] niet betwist. Volgens [rechthebbende] is sprake van immateriële schade door de handelwijze van OBIN. [rechthebbende] is van mening dat hier een redelijke vergoeding van OBIN tegenover behoort te staan.
4.8.
Artikel 6:106 BW regelt onder welke voorwaarden een benadeelde aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding. Er kan slechts aanspraak bestaan op immateriële schadevergoeding indien er een grondslag is voor aansprakelijkheid van de veroorzaker, zoals in het onderhavige geval een toerekenbare tekortkoming. Als de aansprakelijkheid vast staat, kent het Nederlandse recht slechts onder bepaalde voorwaarden een aanspraak op vergoeding voor nadeel niet zijnde vermogensschade (immateriële schadevergoeding) aan de benadeelde toe.
4.9.
Op basis van artikel 6:106 BW kan iemand aanspraak maken op een dergelijke schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen,
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast of
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
4.1
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende onderbouwd is dat [rechthebbende] psychisch nadeel heeft geleden en dat hij op grond van art. 6:106 onder b BW op andere wijze in zijn persoon is aangetast
.Vaststaat dat OBIN niet tijdig bijzondere bijstand heeft aangevraagd, vier weken geen leefgeld heeft uitbetaald en rekeningen heeft laten liggen, terwijl voor betaling wel ruimte was, althans ruimte had moeten zijn. Gesteld noch gebleken is dat deze tekortkomingen van OBIN in haar taak als bewindvoerder niet aan haar toe te rekenen zijn. Het nalaten van OBIN heeft veel stress opgeleverd bij [rechthebbende] waardoor hij tien uur per week begeleiding nodig had in plaats van twee uur, hij wekelijks zijn huisarts bezocht en antidepressiva slikte. Deze spanningsklachten zijn zo ernstig dat deze een aantasting in de persoon opleveren zoals bedoeld in het hiervoor aangehaald artikel. De hoogte van de immateriële schade stelt de kantonrechter naar billijkheid vast op € 500,00. Dit bedrag zal als schadebedrag aan [rechthebbende] worden toegewezen.

5.beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt vast dat Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V., in haar taak als bewindvoerder toerekenbaar is tekortgeschoten;
5.2.
stelt de schade die [rechthebbende] hierdoor heeft geleden vast op een bedrag van € 500,00;
5.3.
veroordeelt Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. tot betaling van een bedrag van € 500,00, uiterlijk aan [rechthebbende] te voldoen op 17 februari 2023;
5.4.
verklaart het meer of anders verzochte ongegrond;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat).