ECLI:NL:RBNHO:2023:7422

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10365100 \ WM VERZ 23-138
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 april 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de gemachtigde van de betrokkene was niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, betreft het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene ontkent deze gedraging en stelt dat de verbalisant zijn waarneming niet met voldoende zorgvuldigheid heeft ingevuld. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de boete niet aan de kentekenhouder, maar aan de bestuurder moet worden opgelegd, en dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelt dat de verklaring van de verbalisant voldoende grond biedt voor de vaststelling van de gedraging en dat de boete terecht is opgelegd.

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10365100 \ WM VERZ 23-138
CJIB-nummer : 248994980
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
De verweren tegen de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Betrokkene ontkent de gedraging en namens betrokkene wordt aangevoerd dat betrokkene geen mobiele telefoon heeft vastgehouden. Daarbij wordt opgemerkt dat de verbalisant zijn waarneming in strijd met de eisen die daaraan op grond van de Instructie Politie bij de wijziging van artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) worden gesteld, niet met voldoende zorgvuldigheid heeft ingevuld. De gemachtigde stelt dat zeker wanneer de verbalisant niet tot staandehouding over gaat, zoals in het onderhavige geval, de waarneming voldoende specifiek en zorgvuldig dient te zijn. Gelet op de zeer summiere omschrijving van de verbalisant kan de gedraging niet worden vastgesteld. Verder voert de gemachtigde aan dat wel degelijk sprake is van schending van artikel 5 van de WAHV en dat aan de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht geen bijzondere bewijskracht kan toekomen. Volgens de gemachtigde kan de inleidende beschikking dan ook niet in stand blijven.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de bewijskracht van de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht geen ambtsedige verklaring is. Volgens vaste rechtspraak kan de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
2.5.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot het niet staande houden van betrokkene
Gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat betrokkene had moeten worden staande gehouden. Als zich een reële mogelijkheid heeft voorgedaan tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig waarmee de geconstateerde overtreding is verricht, moet de boete aan die bestuurder worden opgelegd. De boete mag in dat geval niet aan de kentekenhouder van het voertuig worden opgelegd. Blijkens de stukken heeft in dit geval geen staandehouding plaatsgevonden. In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant het volgende: “
in privé kleren op privé motor.” Uit de verklaring van de verbalisant blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat geen staandehouding mogelijk was. Uit deze verklaring kan men redelijkerwijs begrijpen dat er geen stopmiddelen aanwezig waren. Daarbij weegt mee dat blijkens de stukken sprake was van een situatie waarin de verbalisant op een motor reed, betrokkene in een auto, beide rijdend op Rijksweg A9. Aldus biedt de verklaring van de verbalisant voldoende grond voor het oordeel dat zich in het onderhavige geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. De verbalisant mocht daarom in dit geval volstaan met het bekeuren op kenteken.
2.6.
De beoordeling van het verweer met betrekking de gedraging en de waarneming van de verbalisant in samenhang met de Instructie
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiele elektronisch apparaat met de rechterhand, ter hoogte van het stuur, vasthield. Tijdens mijn waarneming heb ik duidelijk en onbelemmerd in het voertuig en naar het mobiel elektronisch apparaat kunnen kijken. Ik zag zwarte mobiele telefoon met een roze hoesje. Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet kunnen staandehouden omdat in privé kleren op privé voertuig. Vanwege veiligheid gekozen om geen staandehouding te doen.(…)”
De kantonrechter ziet in dat wat de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring dat de verbalisant heeft waargenomen dat de betrokkene met zijn rechterhand tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthield. Dat de verbalisant zijn waarneming niet (geheel) overeenkomstig de voorschriften van de door de gemachtigde genoemde Instructie heeft ingevuld, betekent op zichzelf niet dat hij de gedraging, zoals omschreven, niet heeft waargenomen. Deze voorschriften richten zich tot de verbalisant en de betrokkene kan daaraan geen rechten ontlenen. Overigens heeft de verbalisant wel vermeld dat hij zag dat sprake was van een mobiel elektronisch apparaat dat de bestuurder met de rechterhand ter hoogte van het stuur vasthield, welke zwart was gekleurd met een roze hoesje. Dit zijn voorbeelden van mogelijke waarnemingsopties zoals opgenomen in voornoemde instructie. De kantonrechter stelt op grond van de verklaring van de verbalisant dan ook vast dat de gedraging is verricht. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.7.
Proceskosten
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: