ECLI:NL:RBNHO:2023:7415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10312739 \ WM VERZ 23-63
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie inzake administratieve sanctie voor niet-functionerende parkeerrem

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 5 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene, R.D. Martis. Betrokkene had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 april 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden als bestuurder van een voertuig terwijl de parkeerrem niet aan de eisen voldeed. Betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de opgelegde boete en stelde dat de beslissing van de officier van justitie onterecht was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep bij de officier van justitie tijdig was ingesteld en dat de boete niet terecht was opgelegd, omdat niet kon worden vastgesteld of betrokkene daadwerkelijk de bestuurder was van het voertuig.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende was om de gedraging vast te stellen, vooral gezien het consistente verweer van betrokkene. De officier van justitie had de mogelijkheid om aanvullend bewijs te leveren, maar dit was niet gebeurd. Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en bepaalde dat de betaalde zekerheid aan betrokkene moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10312739 \ WM VERZ 23-63
CJIB-nummer : 247429732
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : R.D. Martis
adres : Clematisstraat 25
woonplaats : 1783 HP Den Helder
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl de parkeerrem niet aan de eisen voldoet.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de zekerheid op nihil kan worden gezet. Daarnaast verzoekt zij om de zaak inhoudelijk te behandelen, omdat het beroep van betrokkene bij de officier van justitie ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Met betrekking tot de gedraging stelt de vertegenwoordiger zich op het standpunt dat deze kan worden vastgesteld en heeft zij de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het draagkrachtverweer
Betrokkene is opgeroepen om de financiële situatie mondeling toe te lichten en bewijzen te overleggen. De kantonrechter is van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil, zodat is toegekomen aan een behandeling van de zaak.
2.5.
De beoordeling van de termijnoverschrijding
De kantonrechter is het met de vertegenwoordiger van de officier van justitie eens dat het beroep bij de officier van justitie tijdig is ingesteld, omdat het beroepschrift op de tweede werkdag na afloop van de beroepstermijn door de officier van justitie is ontvangen. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is. Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
2.6.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De kantonrechter is van oordeel dat de gedraging niet is komen vast te staan. De kantonrechter kan namelijk niet vaststellen of betrokkene de bestuurder was van het voertuig. Betrokkene heeft aangegeven dat de verbalisant heeft plaatsgenomen in het voertuig aan de bestuurderskant om de motorkap te openen en vervolgens constateerde dat de parkeerrem niet werkte. De kantonrechter is van oordeel dat de verklaring van de verbalisant tegenover het consistente verweer van betrokkene te summier is. Het lag op de weg van de officier van justitie om naar aanleiding van dit verweer een aanvullend proces-verbaal bij de verbalisant op te vragen. De kantonrechter ziet thans geen reden om de officier van justitie nog in de gelegenheid te stellen een nader proces-verbaal te overleggen, omdat de officier die gelegenheid al voldoende heeft gehad. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: