ECLI:NL:RBNHO:2023:7412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10312729 \ WM VERZ 23-61
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door officier van justitie in WAHV-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 5 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, een boete, opgelegd gekregen en had hiertegen beroep aangetekend. De officier van justitie verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 april 2023 waren zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het niet meewerken aan een onderzoek naar psychomotorische functies en oog-spraakfuncties, niet was komen vast te staan. Betrokkene voerde aan dat hij geen voertuig bestuurde, maar het voertuig aan het schoonmaken was, en dat hij bovendien geen kentekenhouder was van het voertuig. De kantonrechter oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de gedraging niet kon worden vastgesteld. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd.

De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt. De griffier en de kantonrechter hebben de uitspraak in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10312729 \ WM VERZ 23-61
CJIB-nummer : 247429729
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet meewerken onderzoek psychomotorische functies en oog-spraakfuncties en/of aanw.
2.2.
Het verweer tegen de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de zekerheid op nihil kan worden gezet. Daarnaast verzoekt zij om de zaak inhoudelijk te behandelen, omdat het beroep van betrokkene bij de officier van justitie ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Met betrekking tot de gedraging stelt de vertegenwoordiger zich op het standpunt dat deze kan worden vastgesteld en heeft zij de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het draagkrachtverweer
Betrokkene is opgeroepen om de financiële situatie mondeling toe te lichten en bewijzen te overleggen. De kantonrechter is van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil, zodat is toegekomen aan een behandeling van de zaak.
2.5.
De beoordeling van de termijnoverschrijding
De kantonrechter is het met de vertegenwoordiger van de officier van justitie eens dat het beroep bij de officier van justitie tijdig is ingesteld, omdat het beroepschrift op de tweede werkdag na afloop van de beroepstermijn door de officier van justitie is ontvangen. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is. Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
2.6.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De kantonrechter is van oordeel dat de gedraging niet is komen vast te staan. In artikel 160 lid 5 van de Wegenverkeerwet 1994 is bepaald dat de bestuurders van een voertuig en degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen, verplicht zijn om hun medewerking te verlenen aan een onderzoek. Betrokkene is consistent in zijn verweer dat hij geen voertuig bestuurde, maar dat hij het voertuig aan het schoonmaken was. Bovendien is betrokkene geen kentekenhouder van dit voertuig. De kantonrechter volgt dit verweer. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: