ECLI:NL:RBNHO:2023:7408

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
15.141823.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval met meerdere gewonden door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 mei 2020 in Wieringerwerf een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Ford Transit met acht inzittenden, heeft zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat hij een voorrangskruising met onverantwoord hoge snelheid is opgereden, zonder zich ervan te vergewissen dat de weg vrij was. Hierdoor is hij in botsing gekomen met een van links komende Opel Corsa, wat resulteerde in de dood van twee inzittenden van de Ford Transit en zwaar lichamelijk letsel bij vier andere inzittenden en de bestuurder van de Opel Corsa.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid van 60 km/u op het Wagenpad aanzienlijk heeft overschreden en dat hij geen snelheid heeft verminderd bij het naderen van de kruising. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet of niet goed genoeg heeft gekeken, ondanks dat de verkeerssituatie overzichtelijk was en de weersomstandigheden goed waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een rijontzegging van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van de slachtoffers en nabestaanden voor schadevergoeding zijn door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafproces vormden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. De verdachte is niet eerder voor een verkeersmisdrijf veroordeeld, wat meegewogen is in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.141823.20 (P)
Uitspraakdatum: 1 augustus 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsbus merk Ford met daarin 8 passagiers), daarmede rijdende over de weg, het Wagenpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, de als zodanig aangeduidde voorrangskruising of splitsing met de Medemblikkerweg (Provincialeweg N240) met onverantwoord hoge snelheid te naderen en zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen dat de weg vrij was, het kruisingsvlak met onverminderd hoge snelheid op te rijden op een moment dat een voor hem van links komende personenauto (merk Opel) zo dicht was genaderd dat een botsing of aanrijding onvermijdelijk was, waardoor twee inzittenden van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood en aan zes, in elk geval een of meer andere inzittenden van dat motorrijtuig, te weten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en de bestuurster van de van links komende personenauto, genaamd [slachtoffer 9] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Ford), daarmee rijdende op de weg, het Wagenpad, met hoge snelheid het kruisingsvlak van de als voorrangskruising aangeduidde Medemblikkerweg (Provincialeweg N240) is opgereden zonder voorrang te verlenen aan een van links zeer dicht genaderde personenauto (merk Opel), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Voor wat betreft de mate van schuld heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De verdachte heeft de maximumsnelheid ruim overschreden. Vervolgens is de verdachte zonder snelheid te minderen en zonder zich ervan te vergewissen dat de kruising vrij was van verkeer, de voorrangskruising overgestoken, waarna hij op het kruisingsvlak tegen de personenauto die op de voorrangsweg reed, is aangereden. Bij de aanrijding zijn twee personen omgekomen en vijf personen ernstig gewond geraakt. Er is geen sprake geweest van een momentane onoplettendheid.
3.2.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij gereden heeft met een snelheid van 60 à 70 kilometer per uur. Hij kende de weg en wist dat de Medemblikkerweg een voorrangsweg is. Voor de kruising heeft hij zijn snelheid verminderd en naar links en rechts gekeken. Op het moment dat hij weer naar links wilde kijken, had de aanrijding al plaatsgevonden. Hij heeft de van links komende Opel Corsa niet gezien. Hij voelt zich verantwoordelijk voor het ongeval.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen, die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW het volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om de mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, moet de rechtbank kijken naar alle op basis van de bewijsmiddelen vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
Het ongeluk
Op 26 mei 2020 rond 05:30 uur heeft in Wieringerwerf een ongeluk plaatsgevonden op de kruising van het Wagenpad met de Medemblikkerweg. Een Ford Transit, bestuurd door de verdachte en rijdend op het Wagenpad, is in botsing gekomen met een van links komende Opel Corsa, rijdend op de Medemblikkerweg. De Ford Transit had acht passagiers aan boord. Als gevolg van het ongeval zijn twee passagiers van de Ford Transit overleden. Van de overige inzittenden hebben vier personen zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ook de bestuurder van de Opel Corsa heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De verkeerssituatie
De kruising waar het ongeluk heeft plaatsgevonden is een voorrangskruising. Het verkeer op het Wagenpad moet voorrang verlenen aan de het verkeer op de Medemblikkerweg. Op het Wagenpad geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. Op de Medemblikkerweg geldt een maximumsnelheid van 80 km/u.
De snelheid waarmee de verdachte reed
De verdachte heeft wisselend verklaard over de snelheid waarmee hij reed. Vlak na het ongeval verklaarde hij dat hij ongeveer 65 km/u reed. Later heeft hij bij de politie verklaard dat hij ongeveer 61 à 63 km/u reed, en dat hij zijn snelheid heeft verminderd tot ongeveer 50 km/u voordat hij de kruising opreed. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij 70 km/u reed op het Wagenpad, en dat hij bij het naderen van de kruising zijn snelheid had verminderd, maar dat hij niet precies wist hoeveel hij had afgeremd.
De passagier die voorin naast de bestuurder zat, heeft verklaard dat de bus 80 km/u reed en dat hij dit op de teller heeft gezien. Hij heeft ook verklaard dat de bus geen snelheid minderde bij het naderen van de kruising. Een fietser die het ongeluk zag gebeuren, heeft verklaard dat de bus met erg hoge snelheid reed, zeker veel harder dan 60 km/u, en ook dat de bus met onverminderde snelheid tegen de personenauto aanreed.
De politie heeft een snelheidsanalyse laten opstellen. Op basis van onder meer de sporen op het wegdek en de fysieke eigenschappen van de betrokken voertuigen, concludeert de onderzoeker dat de Ford Transit op het moment van het ongeluk een snelheid had van minimaal 70 km/u en maximaal 93 km/u.
Op grond van de getuigenverklaringen concludeert de rechtbank dat de Ford Transit bij het naderen van de kruising een snelheid had van ongeveer 80 km/u, en dat de Ford Transit met onverminderde snelheid de kruising is opgereden. Deze conclusie vindt bevestiging in de snelheidsanalyse van de politie.
Het zicht
De verdachte heeft verklaard dat hij bij het naderen van de kruising naar links en naar rechts heeft gekeken, maar dat hij de Opel Corsa niet heeft gezien. Hij heeft verder verklaard dat hij geen last had van de raamstijl van de bus.
De rechtbank stelt vast dat de kruising van de Medemblikkerweg met het Wagenpad een overzichtelijke kruising is. Het zicht voor de verdachte was goed. De weersomstandigheden op de ochtend van het ongeluk waren eveneens goed. De bestuurder van de Opel Corsa had de lichten aan, en reed – zo is uit nader onderzoek gebleken - met een snelheid van ongeveer 90 km/u.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onder de hiervoor beschreven omstandigheden de Opel Corsa had kunnen en moeten zien. Weliswaar werd zijn zicht naar links mogelijk enigszins belemmerd door de raamstijl van de bus, maar van een bestuurder mag worden verwacht dat hij ervoor zorgt dat hij ook ziet wat zich achter de raamstijl bevindt, door tijdens het rijden actief te kijken en te bewegen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte niet of niet goed genoeg heeft gekeken.
Letsel
Uit de verschillende (medische) verklaringen die zich in het dossier bevinden, blijkt dat de bestuurder van de Opel Corsa, [slachtoffer 9] , en de inzittenden van de Ford Transit [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , en [slachtoffer 8] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen als gevolg van het ongeval. De inzittenden [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] hebben minder ernstig lichamelijk letsel opgelopen.
Conclusie
De verdachte is met ongeveer 80 km/u een voorrangskruising genaderd, terwijl daar een maximumsnelheid van 60 km/u gold. Hij heeft geen vaart geminderd, heeft onvoldoende gekeken of de weg vrij was, en is vervolgens in botsing gekomen met een van links komende auto. Deze gedragingen tezamen vormen meer dan een enkele inschattingsfout of een kort moment van onoplettendheid. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus
aanmerkelijkonvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank ziet geen grond om vast te stellen dat de verdachte
zeeronvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, de zwaardere schuldvariant waar de officier van justitie vanuit is gegaan.
De rechtbank concludeert dat de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt als gevolg waarvan twee personen zijn overleden en vijf personen, te weten [slachtoffer 9] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , en [slachtoffer 8] , zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarmee is het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 mei 2020 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsbus merk Ford met daarin 8 passagiers), daarmede rijdende over de weg, het Wagenpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, de als zodanig aangeduide voorrangskruising met de Medemblikkerweg (Provincialeweg N240) met onverantwoord hoge snelheid te naderen en zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen dat de weg vrij was, het kruisingsvlak met onverminderd hoge snelheid op te rijden op een moment dat een voor hem van links komende personenauto (merk Opel) zo dicht was genaderd dat een aanrijding onvermijdelijk was, waardoor twee inzittenden van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood en aan vier, andere inzittenden van dat motorrijtuig, te weten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , en [slachtoffer 8] en de bestuurster van de van links komende personenauto, genaamd [slachtoffer 9] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit:

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd
en:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, en tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de periode dat het rijbewijs van de verdachte al ingenomen is geweest. In haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van 14 maanden.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als chauffeur van een bedrijfsbus met acht inzittenden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen, een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Met onverantwoord hoge snelheid is de verdachte een voorrangskruising genaderd en is zonder snelheid te minderen, de kruising opgereden. Op de kruising is hij in botsing gekomen met een personenauto. Door de aanrijding zijn twee inzittenden van de bedrijfsbus overleden en zijn in ieder geval vier inzittenden van de bedrijfsbus en de bestuurster van de personenauto ernstig gewond geraakt. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte zich onverantwoordelijk gedragen in het verkeer, met bijzonder ernstige gevolgen voor de inzittenden van de bedrijfsbus en de bestuurster van de personenauto.
Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt welke impact het verkeersongeval op de slachtoffers heeft gehad en nog heeft. Verder blijkt uit de vorderingen van de nabestaanden van de overleden slachtoffers dat zij nog dagelijks het enorme gemis van hun dierbare ondervinden.
De rechtbank realiseert zich dat geen enkele op te leggen straf de enorme impact en het gemis van een dierbare kan wegnemen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een verkeersmisdrijf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 mei 2023 van [naam 4], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Het reclasseringsrapport houdt onder meer het volgende in:
Op basis van het verhaal van betrokkene en het strafdossier zijn geen risico verhogende factoren voor recidive geconstateerd. Betrokkene beschikt over voldoende vaardigheden om zich staande te kunnen houden in de maatschappij. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende, met inbegrip van de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn van 14 maanden, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vier maanden moet worden opgelegd. Het opleggen van een taakstraf is, gelet op de ernst van het feit, meermalen gepleegd, niet aan de orde. Het gaat hier immers om een zeer ernstig verkeersongeval waarbij twee doden en vijf zwaargewonden zijn te betreuren.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de rechtbank een minder zware vorm van schuld bewezen verklaart dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor twee jaar. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze straf, één jaar, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

8.1
De vorderingen
De benadeelde partij [slachtoffer 3] , bijgestaan door zijn gemachtigde [naam 1] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de proceskosten.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] , bijgestaan door zijn gemachtigde [naam 1] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de proceskosten.
De benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 3] , nabestaande van [slachtoffer 10] , bijgestaan door haar gemachtigde [naam 1] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 200.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens affectieschade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de proceskosten.
De benadeelde partij mevrouw [naam 2] , nabestaande van [slachtoffer 2] , bijgestaan door haar gemachtigde [naam 1] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens affectieschade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de proceskosten.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] , nabestaande van [slachtoffer 2] , bijgestaan door zijn gemachtigde [naam 1] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens affectieschade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de proceskosten.
De benadeelde partij [slachtoffer 8] , bijgestaan door zijn gemachtigde [naam 1] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de proceskosten.
8.2
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partijen niet in hun respectievelijke vorderingen kunnen worden ontvangen.
Uit de stukken is namelijk gebleken dat de benadeelde partijen ook een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend bij verzekeringsmaatschappij [naam 3] . De officier van justitie heeft van de verzekeringsmaatschappij begrepen dat deze een bedrag van € 400.000,00 heeft uitgekeerd. Aan wie en hoeveel er is uitgekeerd, is echter onduidelijk gebleven. Ondanks verzoeken van de officier van justitie aan de gemachtigde van de benadeelde partijen is hierover geen nadere informatie verkregen en is een nadere onderbouwing van de gevorderde schadevergoedingen uitgebleven. Bovendien zijn noch de benadeelde partijen noch hun gemachtigde ter zitting verschenen om de vorderingen nader toe te lichten. Nu de vorderingen aldus onvoldoende zijn onderbouwd en het toelaten tot bewijslevering een aanhouding van de behandeling van de strafzaak zou betekenen, vormt de behandeling van de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) MAANDEN.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 1 (één) jaar,
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij mevrouw [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mrs. M.S. Neervoort en D.J. Straathof rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2023.
Mr. Neervoort en mr. Straathof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.