ECLI:NL:RBNHO:2023:7382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
15/062154-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben, vervoer en de (verlengde) uitvoer van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, te weten 63,65 kilogram hasj en 34,72 kilogram hennep. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. Fikkers, en de verdediging door mr. A. Baatenburg de Jong, advocaat te Hoofddorp.

De tenlastelegging omvatte dat de verdachte op of omstreeks 28 februari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring door de rechtbank.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, waarbij de verdachte een cruciale rol speelde in de internationale drugshandel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien de hoeveelheid drugs en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, een gevangenisstraf van tien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoon van de verdachte en zijn eerdere justitiële documentatie, maar heeft geen strafverzwarende omstandigheden gevonden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/062154-23 (P)
Uitspraakdatum: 25 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. T.M. Fikkers, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Baatenburg de Jong, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Landsmeer en/of Ede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), en/of heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad:
-een hoeveelheid van ongeveer 63,65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of
-een hoeveelheid van ongeveer 34,72 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, nu de verdacht het ten laste gelegde feit heeft bekend, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
-
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2023 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Op 28 februari 2023 ben ik in de auto van mijn vriendin vanuit Duitsland naar Nederland gereden. Ik had van een persoon een adres gekregen om hennep / hasj op te halen. Dat heb ik gedaan. Het was de bedoeling om de hennep / hasj naar Duitsland vervoeren. In Duitsland zou ik horen waar ik de hennep / hasj naar toe moest brengen. De afspraak was dat ik bij het afleveren van de hennep / hasj een bedrag van € 5.000,- contant zou ontvangen.
-
Een proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2023 (dossierpagina 13 e.v.).
-
Een proces-verbaal van bevindingen (testen en wegen hennep) van 1 maart 2023 (dossierpagina 78 e.v.).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 28 februari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad:
-een hoeveelheid van 63,65 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
-een hoeveelheid van 34,72 kilogram hennep.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte in een roerige periode in zijn leven, waarin hij kwetsbaar was, eenmalig heeft opgetreden als vervoerder van drugs naar het buitenland en daarmee een kleine rol had in het geheel. Zij heeft bepleit de verdachte een straf op te leggen, die hem in de gelegenheid stelt zo snel mogelijk terug te gaan naar Duitsland. Dat kan in de vorm van een gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarbij een groot deel in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd of waarbij daarnaast een taakstraf wordt opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben, het vervoer en de (verlengde) uitvoer van 63,65 kilo hasj en 34,72 kilo hennep. Deze hoeveelheden kunnen worden beschouwd als aanzienlijke handelsvoorraden. Slechts door interventie van het opsporingsteam is voorkomen dat de hasj en hennep de grens over zijn gegaan naar Duitsland. Het vervoer naar het buitenland is een cruciaal element binnen de organisatie van internationale drugstransporten. De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het (internationale) netwerk van de handel in verdovende middelen, maar is daarvan ook zelf onderdeel geweest. Bij de aan de verdachte in het vooruitzicht gestelde beloning heeft de verdachte zich kennelijk niet bekommerd om de voor de samenleving bezwarende gevolgen van grensoverschrijdende handel in en het gebruik van deze middelen. Deze handel in verdovende middelen gaat in het algemeen gepaard met vele andere vormen van vaak ook zeer zware criminaliteit, zoals de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen, maar ook gewelds- en vermogensdelicten. De verdachte heeft inmiddels de gevolgen van het meewerken aan internationale drugshandel ondervonden: angst voor represailles heeft gemaakt dat de verdachte niets over zijn mededader(s) heeft willen verklaren.
De persoon van de verdachte
Uit de justitiële documentatie blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Wel komt op de op naam van de verdachte staande Duitse justitiële documentatie een veroordeling wegens illegale handel in verdovende middelen voor. Die veroordeling is echter van lang geleden, zodat de rechtbank daar in strafverzwarende zin geen rekening mee zal houden.
De oplegging van straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het binnen de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten geven in dit geval als uitgangspunt voor het aanwezig hebben van softdrugs (25.000 – 250.000 gram) een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Er zijn geen oriëntatiepunten voor vervoer en (verlengde) uitvoer van softdrugs. Gelet op de hoeveelheid hier aan de orde (bijna 100.000 gram), zal de rechtbank als uitgangspunt voor het aanwezig hebben van de softdrugs een gevangenisstraf van acht maanden nemen. Het internationale aspect, het vervoer en de (verlengde) uitvoer naar het buitenland, ziet de rechtbank echter als een belangrijke strafverzwarende omstandigheden Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van tien maanden moet worden opgelegd. Een (groot) voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf en/of een taakstraf doet geen recht aan het bewezenverklaarde feit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Haan, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2023.