ECLI:NL:RBNHO:2023:7315

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
C/15/341600 / KG ZA 23-358
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op recht van erfpacht in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ISR Support Europe B.V. en CTC Beheer B.V. Het geschil betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door CTC was gelegd op het recht van erfpacht van een hangar op Schiphol. ISR stelt dat het beslag onrechtmatig is gelegd, omdat CTC op de hoogte was van een koopoptie die ISR had op het erfpachtrecht. CTC betoogt dat zij belang heeft bij het handhaven van het beslag om haar rechten te beschermen in verband met een vermeende koopovereenkomst met betrekking tot aandelen van JetSupport. De voorzieningenrechter oordeelt dat CTC het beslag onrechtmatig heeft gelegd, omdat zij wist van de koopoptie van ISR. Het beslag wordt opgeheven, en CTC wordt verboden om opnieuw beslag te leggen op het erfpachtrecht. Daarnaast wordt CTC veroordeeld in de proceskosten van ISR.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/341600 / KG ZA 23-358
Vonnis in kort geding van 26 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ISR SUPPORT EUROPE B.V.,
gevestigd te Schiphol,
eiseres,
advocaten mrs. O.E. de Witt Wijnen en M.R. Lim te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CTC BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.T. Eisenmann te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ISR en CTC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 17
- de producties 1 t/m 3 van de zijde van CTC
- de aanvullende productie 4 van de zijde van CTC
- de aanvullende producties 18 t/m 20 van de zijde van ISR
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2023 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de pleitnota van mrs. De Wit Wijnen en Lim namens ISR
- de pleitnotitie van mr. Eisenmann namens CTC.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens ISR: de heer [A.] (bestuurder ISR) en de heer [B.] (directeur PAL) bijgestaan door mrs. De Wit Wijnen en M.R. Lim
- namens CTC: mevrouw [C.] (gevolmachtigde), bijgestaan door mr. Eisenmann.
Tevens was aanwezig als belangstellende:
- mr. M.C.M. van Ruitenbeek (tevens advocaat van JetSupport)
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Dit kort geding ziet op de opheffing van het door CTC op 29 juni 2023 gelegde conservatoire beslag op een hangar op Schiphol. Volgens ISR is het beslag onrechtmatig en op onjuiste gronden gelegd. Door het beslag wordt het ISR onmogelijk gemaakt om haar koopoptie voor het recht van erfpacht met betrekking tot deze hangar uit te oefenen. CTC betoogt belang te hebben bij instandhouding van het gelegde beslag. Zij wenst een situatie te voorkomen dat haar rechten voortvloeiende uit afspraken met JetSupport en [D.] worden doorkruist door (rechts)handelingen met dezelfde [D.] . Volgens CTC is dat niet onrechtmatig ten opzichte van ISR.
2.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat CTC het beslag onrechtmatig heeft gelegd, onder meer omdat zij op dat moment wist van het bestaan van de koopoptie voor het recht van erfpacht van ISR met betrekking tot de hangar. Handhaving van het gelegde beslag als middel om een sterkere onderhandelingspositie te krijgen in de onderhandelingen met ISR en JetSupport is onrechtmatig. Het beslag zal daarom worden opgeheven.

3.Feiten

3.1.
ISR is een dienstverlener voor de luchtvaart, gericht op het verrichten en verzorgen van luchtvaart gerelateerde diensten, waaronder vervoer, service en onderhoud van vliegtuigen. ISR is een 100% dochtermaatschappij van de vennootschap naar het recht van Canada, PAL Aerospace Ltd.
3.2.
JetSupport is een onderneming gericht op de service aan en onderhoud van vliegtuigen. Eigenaar en bestuurder van JetSupport is 2 Planes Holding B.V. (hierna: 2 Planes Holding), waarvan de heer [D.] 100% aandeelhouder en enig bestuurder is.
3.3.
In het najaar van 2020 heeft ISR met het Ministerie van Defensie een overeenkomst gesloten voor de duur van tien jaar (met verlengingsmogelijkheid van 2 jaar) waarbij ISR aan de Nederlandse kustwacht twee kustwacht patrouillevliegtuigen ter beschikking stelt voor het uitvoeren van luchtverkenningsvluchten voor de Nederlandse kust (hierna: het NLCG-contract). De operatie is in augustus 2022 gestart.
3.4.
Op 8 augustus 2022 heeft ISR ter uitvoering van het NLCG-contract twee overeenkomsten gesloten met JetSupport, namelijk:
Hangar & Facility Space Rental Agreement (hierna: Hangar-overeenkomst)
Agreement for Part-145 Maintenance (hierna: 145-overeenkomst)
3.5.
De Hangar-overeenkomst voorziet er in dat twee Dash-8-vliegtuigen van ISR worden gestald in twee door JetSupport in gebruik zijnde hangars op Schiphol. Op grond van de 145-overeenkomst verricht JetSupport service en onderhoud aan de Dash-8-vliegtuigen en levert ISR in dat kader managementdiensten. De 145-overeenkomst is onderworpen aan strenge overheids en internationale luchtvaartregulering. De European Union Safety Agency ziet toe op de naleving daarvan.
3.6.
In artikel 10 van de Hangar-overeenkomst is een beschermingsmaatregel opgenomen, die inhoudt dat ISR het recht heeft om de erfpacht en de huurovereenkomst van Hanger 3 respectievelijk Hangar 2 van JetSupport over te nemen (hierna, voor zover het Hangar 3 betreft: ‘de koopoptie’). Dit recht kan door ISR worden ingeroepen wanneer er – kort gezegd – een verandering van zeggenschap (‘
Change of Control’) binnen JetSupport plaatsvindt, in de Hangar-overeenkomst ook omschreven als ‘
Trigger Event’. Wanneer zich de mogelijkheid van een ‘
Trigger Event’aandient, dient JetSupport daarvan gedetailleerd melding te doen aan ISR middels een ‘
Trigger Event Notice’.
3.7.
Op 19 mei 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de eigenaar en bestuurder van de onderneming CTC, de heer [E.] (hierna: [E.] ), en JetSupport over de overname van een deel van de aandelen van JetSupport. Diezelfde dag heeft [E.] aan JetSupport een e-mail gestuurd met daarin een document met de inhoud:
‘Partijen:
JS Hospitality Holding BV als "Koper" en;
1. . ............ als "Verkoper" zijn in exclusieve gesprekken en onderhandeling gestreden om [85]% van alle uitstaande aandelen van Jet Support Holding BV, "De Onderneming" over te nemen, "De Overname" en/ of " De Transactie". Koper en Verkoper (gezamelijk aangeduid als de "Partijen) zullen in goed vertrouwen samen zo snel mogelijk een Transactie uitwerken zodat de onderneming als geheel kan blijven functioneren.
2. De 15% aandeelhouders stemmen ermee in dat Koper de 85% aandelen van Verkoper overneemt en zullen hun 15% gezamenlijk gehouden in de Onderneming niet aan derden aanbieden. Koper zal deze op een later moment tegen marktwaarde kunnen overnemen. Een Tag Along procedure alsmede de marktprijsbepaling zullen in de SPA en SHA geregeld worden.
3. [D.] zal zijn direct of indirect gehouden aandelen verkopen en daarna overdragen tegen het verrekenen van de totale directe of indirecte schuld [nog niet helemaal helder] van Euro 3.8 Miljoen en Euro 1,- (een euro) voor de aanschaf van deze aandelen (totaal van de 85% van uitstaande aandelen). De Transactie zoals beschreven onder 3 in deze overeenkomst dient nog nader getoetst te worden inzake fiscaliteiten en de overname van de schuldpositie van [D.] . Wel is het de intentie van Koper om een situatie te creëren dat [D.] een totale kwijting van enige (rest)schuld zal hebben verkregen bij het concluderen van deze Transactie.
4. Partijen zullen een beknopte due diligence doen die de komende 5 tot 10 werkdagen in beslag zal nemen om zo to een afronding te komen in de maand mei van 2023. Dit behelst eventueel ook vragen inzake de buitenlandse vestigingen. Verkoper zal alle door Koper bevraagd informatie omwille van tijd op eerste verzoek aanreiken. Dit kan betekenen dat medewerkers en directie ook buiten kantoor en werktijden deze Transactie zullen helpen faciliteren.
5. [G.] blijft als directeur van Jet Support. [H.] ? Wie zijn statutair directeur?
6. Verkoper en de directie van de Onderneming zullen zich inspannen om Koper te helpen deze Transactie te doen slagen
7. Bij een eventuel dispuut zal de rechtbank van Haarlem bevoegd zijn. Het Nederlandse recht is van toepassing.
8. Zijn er zaken die Verkoper moet overdragen, bijv. bepaalde contacten/relaties?
Verkoper is verplicht na de Transactie geen negatieve berichten over de Onderneming te delen.
Verkoper is verplicht na de Transactie geen contact te zoeken met de Onderneming, haar medewerkers, haar klanten en haar leveranciers.’
3.8.
Op verzoek van [F.] (vertegenwoordiger van CTC) heeft JetSupport op 22 mei 2023 per WhatsApp bericht aan CTC een aantal (financiële) stukken toegestuurd, waaronder de Hangar-overeenkomst en de 145-overeenkomst.
3.9.
Op 30 mei 2023 heeft [D.] het document uit de e-mail van [E.] van 19 mei 2023 (zie 3.7) ondertekend.
3.10.
Op 1 juni 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij ISR en CTC aanwezig waren. Tijdens dat gesprek heeft ISR melding gemaakt van haar bijzonder kooprecht.
3.11.
Bij e-mail van 2 juni 2023 heeft JetSupport aan ISR bericht dat een ‘
Change of Control’ is voorzien bij JetSupport. Op dat moment startte voor ISR een termijn van 45 dagen waarbinnen zij de koopoptie zou kunnen inroepen, de zogeheten ‘
Exercise Period’.
3.12.
Bij brief van 7 juni 2023 heeft ISR de ontvangst van de Trigger Event Notice bevestigd en JetSupport geïnstrueerd af te zien van contacten of handelingen met andere personen die tot het afronden van een ‘
Trigger Event’ zouden kunnen leiden.
3.13.
Bij e-mail van 12 juni 2023 heeft [E.] aan de CFO van PAL, met [D.] in de cc, het volgende bericht:
‘We were surprised by your letter dated 7 June addressed to Jet Support Holding B.V., especially because, when we met on 5 June, we both confirmed that we want to work in good faith towards a win-win situation.
[D.] informed us more than 2 years ago that he was looking for an investor that understands the business of Jet Support well and who is willing to step in as a shareholder to take over his shares step-by-step. His main reason was his age and the lack of a successor within his family. Therefore, we started talking to [D.] . We had multiple meetings since then; initially to discuss acquiring around 10-30% of [D.] 's shares and only recently convincing [D.] to come with us to a deal to sell all of his shares to us. We want you to know that we are still interested in pursuing this acquisition provided the due diligence outcome is positive. Also, we would like to reiterate our intention to be a partner for the long term, and that we foresee interesting growth opportunities for this group of companies.
We thought it was important to share this point of view with you once again.’
3.14.
Bij e-mail van 15 juni 2023 heeft JetSupport aan CTC het volgende bericht:
Ik bestrijd ten stelligste dat er momenteel gesprekken met derden plaatsvinden van gelijke strekking of Inhoud als die met jou hebben plaatsgevonden.
Het contract met o.a. ISR dateert zoals jij weet van 8 augustus 2022. In dit contract hebben verschillende Jetsupport vennootschappen zich verplicht om in gevat van een mogelijke Change of control melding te maken bij ISR en heeft ISR in dat geval het recht en de bevoegdheid om in onderhandeling te treden.
Die situatie doet zich nu voor, waardoor ik door dat contract geen enkele stap kan zetten. Dat kan en mag ik niet doen op grond van die overeenkomst, waarbij ik onvoorziene en onverantwoorde risico's zou lopen richting ISR.
Aan de andere kant wil jij door met de uitvoering van de DD en vraag jij mij juist wel die stappen te zetten. Daarmee kom ik in een patstelling terecht.
Om te onderzoeken of en zo ja, hoe deze impasse kan worden opgelost wil ik graag weten hoe jij aankijkt tegen de gevolgen van een mogelijke uitoefening van ISR's rechten, t.a.v. jou aanbod.
Ik hoor graag hoe jij dit ziet, waarna ik pas in staat ben te reageren op jouw verzoeken.
(…)’
3.15.
Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft JetSupport aan ISR, voor zover van belang, het volgende bericht:

Bij onze meeting van 19 mei was ik nog in de veronderstelling dat jullie zouden gaan deelnemen en daarbij vervolgens verrast toen bleek dat het voorstel een complete overname betrof van de meerderheid van alle aandelen en derhalve control over JetSupport Holding betrof.
Conform onze afspraak voor het kunnen uitoefenen van een DD, werd nog die dag door Marin[bedoeld is Martin, vzr]
aan jullie de contracten van PAL en NetJets gedeeld. Met name de contracten van ISR maken melding welke procedure dient te worden doorlopen indien van een ‘Trigger Moment’ sprake zou zijn. Het is niet meer dan logisch dat jullie hiervan kennis nemen. Dat contract omvat immers bestaande verplichtingen die op JS rusten en in het traject met jullie uiteraard van belang zijn om te weten. Dat jij ervan lijkt te balen dat het contract met PAL/ISR bestaat mag en zal zo zijn, maar laat onverlet dat die afspraken er liggen en JS daaraan gehoor moet geven. Welke betekenis jij daaraan geeft is aan jou.
3.16.
Op 22 juni 2023 heeft CTC verlof tot het leggen van conservatoire beslagen op een onroerende zaak en op aandelen gevraagd aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank, welk verlof diezelfde dag is verleend.
3.17.
Op 26 juni 2023 heeft ISR de koopoptie met betrekking tot Hangar 3 formeel uitgeoefend. ISR en JetSupport hebben een Letter of Intent (hierna: LOI) getekend om tot de verkoop en de levering van het erfpachtrecht van Hangar 3 over te gaan.
3.18.
Op 29 juni 2023 heeft CTC de volgende conservatoire beslagen doen leggen:
ten laste van Dakota Building B.V. op de aan haar in erfpacht toebehorende onroerende zaak, gelegen te [adres] , plaatselijk bekend als [nummer] (berging-stalling-perceel-grond, hiervoor aangeduid als Hangar 3)
ten laste van [D.] , op de aandelen die hij houdt in 2 Planes Holding B.V. (hierna: 2 Planes Holding)
ten laste van 2 Planes Holding, op de aandelen die zij houdt in JetSupport Holding B.V.
3.19.
ISR heeft CTC verzocht en gesommeerd het beslag op Hangar 3 op te heffen. CTC heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
3.20.
Vervolgens hebben ISR, CTC en JetSupport overleg gevoerd over het treffen van een minnelijke oplossing. Die overleggen hebben (nog) niet tot overeenstemming geleid.
3.21.
Bij e-mail van 7 juli 2023 heeft ISR aan CTC (met JetSupport in de cc) bericht dat er nog geen definitieve deal is en dat ISR de uitoefening van de koopoptie voortzet parallel aan het verder uitwerken van een minnelijke oplossing.

4.Het geschil

4.1.
ISR vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. het op 29 juni 2023 gelegde conservatoire beslag op het recht van erfpacht met betrekking tot de onroerende zaak, gelegen te [adres] , plaatselijk bekend als [nummer] (berging-stalling-perceel-grond) op te heffen;
Subsidiair:
II. CTC te bevelen het conservatoire beslag voornoemd binnen twee dagen na betekening van het vonnis op te heffen en opgeheven te houden, zulks onder verbeurte van een door CTC te betalen dwangsom aan ISR van € 50.000,- voor iedere dag – een gedeelte van een dag als dag gerekend – dat zij niet aan het gevorderde voldoet met een maximum van € 2.500.000,-;
Meer subsidiair:
III. Te bepalen dat indien CTC niet tijdig en/of volledig aan het gevorderde onder II. heeft voldaan, dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van CTC om het beslag op te heffen;
In alle gevallen:
IV. Te bepalen dat het CTC wordt verboden om opnieuw conservatoir beslag te leggen op voormeld recht van erfpacht, onder verbeurte van een door CTC te betalen dwangsom aan ISR van € 50.000,- per dag voor elke dag – een gedeelte van een dag als dag gerekend – dat er opnieuw beslag is gelegd tot de dag der opheffing daarvan, alsmede;
V. CTC te veroordelen in de proceskosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
4.2.
ISR legt aan haar vorderingen ten grondslag dat door het beslag op Hangar 3 het haar op onrechtmatige wijze onmogelijk wordt gemaakt om haar recht tot koop en levering van het recht van erfpacht met betrekking tot Hangar 3 uit te oefenen. De grond voor opheffing is gelegen in de ondeugdelijkheid van de door CTC ingestelde vordering. CTC stelt dat zij uit hoofde van een door haar gestelde koopovereenkomst recht heeft op het erfpachtrecht van Hangar 3, maar dat is onjuist. Kort gezegd is géén sprake van een door CTC gestelde overeenkomst en voor zover al sprake is van een koopovereenkomst, dan is CTC daarbij géén partij. Verder ziet de gestelde koopovereenkomst alleen op aandelen en niet op het erfpachtrecht van Hangar 3. Ook was CTC vóór het sluiten van de door haar gestelde koopovereenkomst al op de hoogte van de koopoptie van ISR.
Ter zitting heeft ISR aan dit betoog nog toegevoegd dat het handelen van CTC kwalificeert als het onrechtmatig profiteren van wanprestatie. CTC was volledig op de hoogte van de bestaande overeenkomsten tussen JetSupport en ISR en zet het belang van ISR bij de continuïteit van de bijzondere service die zij met JetSupport levert aan de Nederlandse Kustwacht op het spel door in te breken in de relatie tussen ISR en JetSupport.
In dit verband heeft ISR ook opgemerkt dat de financiële situatie van JetSupport op dit moment zorgelijk is. ISR vreest dat de continuïteit van Defensie in gevaar komt wanneer JetSupport failliet gaat of anderszins gehouden is haar bedrijfsactiviteiten te staken. ISR kan haar verplichtingen tegenover de Staat alleen waarborgen bij ongestoorde voortzetting van alle onderdelen uit de werkstromen. Daarom hebben partijen de beschermingsmaatregel getroffen dat ISR eigenaar kan worden van het erfpachtrecht van Hangar 3 indien een mogelijke
Change of Controlaan de orde is. Met nieuwe eigenaren is de voortzetting van de dienstverlening onder de Hangar-overeenkomst niet gegarandeerd. Ook de EASA certificering van JetSupport komt dan in gevaar.
4.3.
CTC voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Niet-ontvankelijkheid

5.1.
Als meest verstrekkende verweer betoogt CTC dat ISR niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen, omdat niet voldaan is aan het wettelijk vereiste van artikel 705 jo. 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), dat inhoudt dat een belanghebbende die opheffing van een beslag vordert zowel de beslaglegger als de beslagene moet dagvaarden. CTC voert aan dat zij ook belang heeft dat de beslagenen worden gedagvaard zodat de voorzieningenrechter uit eerste hand kan vernemen hoe de zaken ervoor staan.
Dit verweer slaagt niet. Dit zal hierna worden toegelicht.
5.2.
Ter zitting heeft ISR toegelicht geen aanleiding te zien om JetSupport te dagvaarden, omdat zij haar vooraf op de hoogte heeft gebracht van dit kort geding tot opheffing van het conservatoir beslag op het recht van erfpacht. JetSupport heeft overwogen zich te voegen in deze procedure, maar heeft hier uiteindelijk bewust vanaf gezien omdat zij de (lopende) onderhandelingen met zowel ISR als CTC niet wil bemoeilijken. Zij wenst zich niet te mengen in het juridische debat tussen partijen.
De ratio achter het vereiste tot oproeping van de beslagene is dat de belangen van deze beslagene bij de beoordeling van de gevorderde opheffing van het beslag gekend (kunnen) worden. In dat kader is volgens ISR van belang dat de advocaat van JetSupport, mr. Van Ruitenbeek, als toehoorder ter zitting is verschenen.
5.3.
De voorzieningenrechter heeft mr. Van Ruitenbeek gevraagd of zij als informant ter zitting een aantal vragen omtrent JetSupport’s positie wilde beantwoorden, waartoe zij bereid was. Die antwoorden bevestigen dat JetSupport in dit geding geen juridische standpunten wenst in te nemen, maar dat het haar niet onwelgevallig zou zijn indien het beslag nog blijft liggen. Zij hecht aan een uitkomst van de gesprekken die tussen partijen nog gaande zijn waardoor een brug wordt geslagen tussen de inmiddels concurrerende aanspraken.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is met deze stand van zaken volledig tegemoetgekomen aan de strekking van het geschonden voorschrift en verdraagt een (nog) strikte(re) handhaving van het voorschrift zich niet met de aard van het kort geding en het grote belang dat in de onderhavige kwestie op korte termijn ordenend wordt opgetreden. ISR is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
De voorzieningenrechter zal hierna de vordering inhoudelijk beoordelen.
Ten gronde
5.4.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
5.5.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
5.6.
Vooropgesteld geldt dat de opheffingsvordering enkel betrekking heeft op het gelegde conservatoire beslag op het recht van erfpacht op Hangar 3 en dus niet op de conservatoire beslagen die zijn gelegd op aandelen.
Dat beslag heeft tot gevolg dat JetSupport het recht van erfpacht niet vrij van beslagen kan verkopen en leveren aan ISR.
5.7.
CTC heeft omtrent de grondslag van dit beslag in het beslagrekest het volgende aangevoerd.
Twee jaar geleden is [E.] in contact gekomen met [D.] . [D.] zocht een opvolger voor zijn functie als bestuurder c.q. eigenaar van de JetSupport groep. Diverse overleggen hebben in februari 2023 tot serieuze onderhandelingen geleid over een mogelijke overname van de aandelen die [D.] (via 2 Planes) houdt in JetSupport Holding B.V. Er is een voorbereidend onderzoek uitgevoerd, hetgeen op 30 mei 2023 heeft geleid tot ondertekening van een koopovereenkomst. Daarna heeft [D.] aan CTC bericht dat Hangar 3 mogelijk aan een Canadese partij wordt verkocht.
CTC stelt in het beslagrekest dat zij groot belang heeft om haar positie te beschermen voor het geval [D.] de afspraken voortvloeiende uit de koopovereenkomst niet nakomt en hij de activa aan ISR of haar Canadese moeder zal overdragen waardoor CTC niet geleverd krijgt waar zij recht op heeft.
5.8.
Mistig blijft in dit betoog wat de grondslag is voor een beslag op activa van JetSupport. Met goede wil zou een grondslag kunnen worden geconstrueerd voor een conserverend beslag tot securering van vordering wegens participatie in een onrechtmatige daad van de verkoper. Maar dat kan alleen als (a) sprake is van een koopovereenkomst en (b) CTC bij het aangaan daarvan in de veronderstelling verkeerde en mocht verkeren dat de activa van de betrokken vennootschap onaangetast zouden blijven.
5.9.
Ad (a):ISR heeft betwist dat het document dat op 30 mei 2023 door [D.] is ondertekend (zie 3.9) aangemerkt kan worden als koopovereenkomst. Volgens ISR is het betreffende document onduidelijk, onvolledig en biedt het geen grond tot het aannemen van een koopovereenkomst. ISR verwijst in dat kader naar de zinsneden ‘
exclusieve gesprekken en onderhandelingen’ en ‘
het zo snel mogelijk uitwerken van een transactie’. Ook wordt in het document aangegeven dat eerst nog een due diligence moet worden uitgevoerd. CTC stelt daarentegen dat wél sprake is van een koopovereenkomst.
5.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een koopovereenkomst, maar van een letter of intent (hiernna: LOI) waarin het proces is beschreven waarlangs partijen zich voorstellen tot een overeenkomst te komen. Onderdeel van dat proces is een due diligence onderzoek, waarvan het doel en de reikwijdte niet nader is omschreven. JetSupport heeft onvoldoende omstandigheden gesteld die grond kunnen vormen om aan te nemen dat uit deze LOI op zichzelf een gebondenheid van de verkoper (die niet nader is aangeduid) tot levering van de aandelen voortvloeit.
5.11.
Ad (b):De LOI is op 30 mei 2023 door [D.] ondertekend. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat CTC toen op de hoogte was van de verplichtingen die voor JetSupport uit de Hangar Agreement voortvloeiden.
Zij heeft de desbetreffende stukken al op 19 mei ontvangen en zal die, gelet op haar wens om zich door middel van investering in de JetSupport groep duurzaam in de relatie met ISR te participeren, ongetwijfeld spoedig nadien op een haar conveniërend moment hebben gelezen.
Ter zitting heeft CTC opgemerkt dat zij pas later bekend raakte met de inhoud van de op 22 mei 2023 toegezonden Hangar-overeenkomst (met daarin de koopoptie), omdat zij nog bezig was met de financiële due diligence en aan de juridische due diligence nog niet was toegekomen. Uit deze opmerking volgt dat een doorlichting van de status van de rechten en verplichtingen van JetSupport onderdeel van het onderzoek was. Hieruit moet worden geconcludeerd dat CTC op het moment van afronding van het onderzoek had kunnen - en dus moeten - concluderen dat zij (a) wist dat het de verkoper niet vrij stond door te onderhandelen en (b) bij sluiting van een koopovereenkomst niet het vertrouwen kon hebben dat de activa van JetSupport bij nakoming van de Hangar-overeenkomst ook tot het ondernemingsvermogen van JetSupport zouden blijven behoren.
5.12.
Het betoog van CTC dat als geen sprake is van een koopovereenkomst, er ook geen sprake kan zijn van een ‘
Trigger Event’ kan CTC niet redden. Ook in het geval dat een ‘
Change of Control’ valt te voorzien moet JetSupport op grond van de Hangar-overeenkomst melding hiervan maken aan ISR. De enkele mededeling van [D.] dat een ‘change of control is foreseen to happen’ is als ‘trigger’ voldoende.
5.13.
Van een onrechtmatige daad van de wederpartij bij de LOI als omschreven in 5.8 is aldus bezien geen sprake. In feite is daarmee het lot van de vordering al bezegeld. Maar de voorzieningenrechter ziet aanleiding ook in te gaan op het verwijt dat CTC met haar handelwijze onrechtmatig profiteert van de wanprestatie van JetSupport.
5.14.
Daarbij moet uitgangspunt zijn dat het handelen met iemand, terwijl men weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet onrechtmatig is. Of dit het geval is, hangt af van de omstandigheden van het geval (zie HR 23-12-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU5682).
Daarbij kan onder meer gedacht worden aan uitlokking van wanprestatie door de profiteur,
onevenredigheid tussen het belang van de profiteur bij nakoming van de door hem met de wederpartij gesloten overeenkomst en het belang van de benadeelde bij het geldend kunnen maken van zijn recht, en misbruik van de bijzondere relatie tussen de profiteur en zijn wederpartij/contractant.
5.15.
Uit het voorgaande volgt dat CTC in ieder geval op 1 juni 2023 op de hoogte was van rechten van ISR onder de Hangar Agreement. Vast staat verder dat ISR op 7 juni 2023 de ontvangst van het ‘Trigger Event’ aan JetSupport heeft bevestigd en haar daarnaast heeft geïnstrueerd om af te zien van verdere onderhandelingen. JetSupport heeft dit vervolgens aan CTC gecommuniceerd. Vanaf dat moment heeft het CTC duidelijk moeten zijn, dat de haar bekende koopoptie in de Hangar-overeenkomst werd geactiveerd en diende zij er rekening mee te houden dat de verkoop van het erfpachtrecht op Hangar 3 op handen zou kunnen zijn. Uit de mail van JetSupport van 15 juni 2023 blijkt dat [D.] /2-Planes/JetSupport de rechten van ISR wilde respecteren en dat CTC er op is blijven aandringen om het LOI-proces in strijd met de verplichtingen die JetSupport onder de Hangar-overeenkomst had (parallel aan de gesprekken die zij toen al met ISR voerde) voort te zetten. Dat gaat verder dan het enkel profiteren van wanprestatie. Het is het uitlokken van wanprestatie, om daar vervolgens van te profiteren.
5.16.
De beslaglegging is evident een vervolg op de toen ingezette gedragslijn, die vooralsnog klaarblijkelijk niet tot het gewenste resultaat leidde.
Uit het geheel van de correspondentie en de wijze waarop die ter zitting is besproken maakt de voorzieningenrechter op dat CTC (beter: haar aandeelhouders) zichzelf ziet als een voortreffelijke partij om [D.] als UBO van JetSupport op te volgen, en erop uit was (en is) om de vruchten van het contract van JetSupport met ISR te gaan plukken. Dat mag. Wat niet mag is de positie in de onderhandelingen, wanneer ISR niet is gecharmeerd van de door CTC geboden condities, versterken met een beslaglegging die niet anders kan worden gezien dan als frustratie van de rechten die ISR onder de Hangar-overeenkomst heeft.
De omstandigheid dat CTC met de wetenschap van de achtergrond van die overeenkomst als door ISR in de stukken onweersproken uiteengezet er niettegenstaande de flodderige basis daarvan ervoor heeft gekozen het beslag te handhaven, noopt daarbij tot de vaststelling dat zij bij het nastreven van haar commerciële belang niet terugdeinst voor ondermijning van de arrangementen waarmee de bij de uitvoering van de dienstverlening aan de kustwacht betrokken partijen (in overleg en met wetenschap van de stakeholders) hebben beoogd de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren. Dat maakt het beslag, op dit moment bezien, eens te meer onrechtmatig.
5.17.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het op 29 juni 2023 gelegde conservatoire beslag op het recht van erfpacht met betrekking tot Hangar 3 opheffen.
Omdat de primaire vordering wordt toegewezen, behoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen niet meer beoordeeld te worden.
Verbod opnieuw leggen conservatoir beslag
5.18.
Verder vordert ISR dat het CTC wordt verboden om opnieuw conservatoir beslag te leggen op het recht van erfpacht ten aanzien van Hangar 3, op straffe van een dwangsom. CTC heeft, afgezien van haar betoog over de rechtmatigheid van het gelegde beslag, geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen dit gevorderde verbod. De voorzieningenrechter zal de vordering dan ook toewijzen, omdat hiervoor is geoordeeld dat het door CTC gelegde beslag onrechtmatig was en dit in de toekomst niet anders zal zijn nu ISR kenbaar heeft gemaakt haar koopoptie met betrekking tot het recht van erfpacht uit te willen oefenen en een situatie waarin CTC met de wetenschap die zij heeft rechtmatig tot beslaglegging zou kunnen overgaan niet goed denkbaar is.
De dwangsom zal worden toegewezen en gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
Proceskosten
5.19.
CTC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ISR worden begroot op:
- betekening oproeping € 109,44
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.864,44

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
heft op het op 29 juni 2023 gelegde conservatoire beslag op het recht van erfpacht met betrekking tot de onroerende zaak, gelegen te [adres] , plaatselijk bekend als [nummer] (berging-stalling-perceel-grond),
6.2.
verbiedt CTC om opnieuw conservatoir beslag te leggen op het recht van erfpacht als omschreven onder 6.1,
6.3.
bepaalt dat CTC een dwangsom zal verbeuren van € 25.000 voor iedere dag – een gedeelte van een dag als dag gerekend – dat hij niet aan de onder 6.2 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000 is bereikt,
6.4.
veroordeelt CTC in de proceskosten, aan de zijde van ISR tot op heden begroot op € 1.864,44,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589