ECLI:NL:RBNHO:2023:7291

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
15/102396-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor een reeks aan strafbare feiten, waaronder diefstal en bedreiging, met inachtneming van psychische problematiek

Op 27 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die in een periode van twee dagen een reeks strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, die leed aan psychische problematiek, heeft onder andere vernielingen aangericht aan voertuigen en een slagboom, en heeft meerdere auto-inbraken gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 april 2023 in Alkmaar uit verschillende voertuigen goederen heeft weggenomen en daarbij een slachtoffer heeft bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en heeft een klinische opname als voorwaarde gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/102396-23 (P)
Uitspraakdatum: 27 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
feitelijk verblijvende te Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Diependaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Alkmaar in/uit meerdere auto's heeft weggenomen:
- tien euro, althans een geldbedrag, uit een Mercedes Benz (met kenteken [kenteken 1])
- kleingeld, uit een Audi A3 (met kenteken [kenteken 2]),
- een blauwe deken, uit een BMW (met kenteken [kenteken 3])
- een afstandsbediening en een TomTom (navigatiesysteem), uit een Fiat500 (met
kenteken [kenteken 4])
- een zonnebril en/of een pet en/of landkaarten, uit een Suzuki Swift (met kenteken
[kenteken 5])
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) met een (helium)tank achter die [slachtoffer 1] aan te rennen;
3.
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een of meer auto's, te weten een:
- Nissan Micra (met kenteken [kenteken 8])
- Mercedes-benz (met kenteken [kenteken 7])
- Land Rover (met kenteken [kenteken 9])
- Toyota (met kenteken [kenteken 10])
- Fiat 500 (met kenteken [kenteken 11])
- Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 12])
- Opel Tigra (met kenteken [kenteken 13])
- Fiat 500 Abarth (met kenteken [kenteken 13])
- Nissan Micra (met kenteken [kenteken 8])
en/of
- een slagboom
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 15 april 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 16 april 2023 te Alkmaar uit auto's heeft weggenomen:
- tien euro, uit een Mercedes-Benz (met kenteken [kenteken 1])
- kleingeld, uit een Audi A3 (met kenteken [kenteken 2]),
- een blauwe deken, uit een BMW (met kenteken [kenteken 3])
- een afstandsbediening en een TomTom, uit een Fiat500 (met kenteken [kenteken 4])
- een zonnebril, een pet en landkaarten, uit een Suzuki Swift (met kenteken [kenteken 5])
die aan anderen toebehoorden, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij op 16 april 2023 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens met een (helium)tank achter die [slachtoffer 1] aan te rennen;
3.
hij op 16 april 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk auto's, te weten:
- Nissan Micra (met kenteken [kenteken 8])
- Mercedes-Benz (met kenteken [kenteken 7])
- Land Rover (met kenteken [kenteken 9])
- Toyota (met kenteken [kenteken 10])
- Fiat 500 (met kenteken [kenteken 11])
- Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 12])
- Opel Tigra (met kenteken [kenteken 13])
- Fiat 500 Abarth (met kenteken [kenteken 13]),
die aan anderen toebehoorden, heeft beschadigd;
en
hij op 16 april 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, die aan een ander toebehoorde, heeft vernield;
4.
hij op 15 april 2023 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur die aan [slachtoffer 2], toebehoorde, heeft beschadigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte dienen te worden toegerekend. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank wil aannemen dat de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten leed aan een bipolaire stoornis. Het dossier biedt bovendien aanknopingspunten voor onderbouwing van de stelling van de raadsman dat deze stoornis heeft doorgewerkt op de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Echter, er is geen rapportage opgemaakt door een psycholoog en/of psychiater waarin een diagnose wordt gesteld en een oordeel over de mate van toerekenbaarheid van de verdachte wordt gegeven. De rechtbank beschikt dus over te weinig actuele informatie van een deskundige om van verminderde toerekenbaarheid van de verdachte uit te gaan.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat wel – zoals altijd en in het geval van de verdachte nadrukkelijk– rekening houden met de persoon van de verdachte, waarbij zijn geestelijke toestand ten tijde van de feiten zal worden meegewogen als een omstandigheid waaronder de feiten zijn begaan.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, waarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Bij haar eis heeft zij wel – onder meer – rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan blijkt uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte dienen te worden toegerekend, vanwege de doorwerking van diens bipolaire stoornis op zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn door en namens de verdachte niet betwist. De raadsman heeft verzocht de aan de voorwaardelijke straf te verbinden proeftijd te bepalen op twee jaren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in een tijdsbestek van twee dagen, waarin het ten gevolge van psychische problematiek, zijn verblijf op straat en langdurig slaaptekort evident niet goed ging met hem, een reeks aan strafbare feiten gepleegd. Nadat de verdachte de toegang tot een pand van [slachtoffer 2] werd geweigerd, heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling van de toegangsdeur van dat pand, door tegen het raam in die deur te trappen. De daaropvolgende nacht heeft de verdachte doorgebracht in een openbare parkeergarage in Alkmaar. De verdachte heeft zich in die parkeergarage schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft een slachtoffer woordelijk bedreigd met de dood en is hem een stukje gevolgd met een soort gasfles in zijn handen, nadat dit slachtoffer een scooterhoes van zijn collega onder de slapende verdachte had weggetrokken. Vervolgens heeft de verdachte met die gasfles op de slagboom van de parkeergarage geslagen waardoor deze is verbogen. Hierna heeft de verdachte in totaal dertien auto’s beschadigd, met name door ruiten in te slaan. Uit vijf van die auto’s heeft de verdachte verschillende voorwerpen gestolen.
Dergelijke vernielingen en diefstallen zijn hinderlijke feiten. De verdachte heeft hiermee veel overlast, ergernis en schade veroorzaakt en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Met de bedreiging heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien kunnen zulke feiten – zeker wanneer ze ’s nachts op een openbare plek als een parkeergarage plaatsvinden – gevoelens van angst en onveiligheid creëren bij anderen die daar kennis van nemen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 juni 2023 (strafblad). Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel meeweegt.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 6 juli 2023 van [naam 1] (als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor). Uit dit rapport blijkt onder meer dat de verdachte een betrekkelijk ‘normaal’ leven leidde, tot hij op zijn 25ste in een psychose terechtkwam. Het leven van de verdachte is nadien drastisch veranderd door baanverlies, woningverlies en toename van middelengebruik en psychotische episodes. De verdachte is meermalen binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) klinisch opgenomen in het kader van een crisismaatregel, waar de verdachte ontoelaatbaar en agressief verdrag vertoonde. Bij de verdachte is uiteindelijk een bipolaire stoornis met psychotische kenmerken en een stoornis in het gebruik van een stimulerend middel gediagnosticeerd. Zowel de GGZ als de reclassering zijn van mening dat een plaatsing van de verdachte in een forensische kliniek noodzakelijk is om de complexe en omvangrijke problematiek en de hoge risico’s te beïnvloeden. Sinds 16 juni 2023 verblijft de verdachte in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in FPK De Rooyse Wissel en is de verdachte aanzienlijk rustiger en vriendelijker in het contact. De motivatie van de verdachte om mee te werken aan de klinische opname is aanwezig maar wankel, waardoor extra inzet om hem te blijven motiveren nodig is.
Concluderend adviseert de reclassering bij bewezenverklaring aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden, waaronder een klinische opname van maximaal twaalf maanden. Geadviseerd wordt de proeftijd op drie jaar te bepalen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die ten aanzien van dit soort feiten in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 118 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden, om zo de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. In het aantal en type bijzondere voorwaarden dat aan de verdachte zal worden opgelegd en de persoonlijke problematiek waarvan bij de verdachte sprake is, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd op drie jaren te stellen.

7.Vorderingen benadeelde partijen

7.1
Vordering [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 60,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit zou hebben geleden. De gevorderde schadevergoeding ziet op een door de verdachte gestolen TomTom. Ter terechtzitting heeft [naam 2] verklaard dat de TomTom op het moment van de diefstal een paar jaar oud was.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor eventuele vergoeding van de schade dient te worden uitgegaan van de dagwaarde van de TomTom, niet van de nieuwwaarde. Van haar verzekeringsmaatschappij heeft [naam 2] een bedrag van € 40,00 vergoed verkregen voor dezelfde TomTom als waarvoor zij in het strafproces schadevergoeding vraagt. De rechtbank gaat ervan uit dat de verzekeringsmaatschappij de dagwaarde van de TomTom heeft bepaald op € 40,00. Gelet op de deskundigheid en ervaring van verzekeringsmaatschappijen in het bepalen van dagwaardes van dergelijke voorwerpen, zal de rechtbank de dagwaarde van de TomTom eveneens bepalen op € 40,00.
Nu [naam 2] de dagwaarde van de weggenomen TomTom al via haar verzekeringsmaatschappij heeft ontvangen, is zij naar het oordeel van de rechtbank al schadeloos gesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Dit brengt mee dat [naam 2] dient te worden veroordeeld in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt. Deze kosten begroot de rechtbank op nihil.
7.2
Vordering [naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.065,46 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit zou hebben geleden. De gevorderde schadevergoeding ziet op reparatiekosten en kosten voor het laten opmaken van een schadecalculatie (‘schade expertise’). Ook heeft zij de vergoeding van € 120,00 proceskosten gevorderd. Deze gevorderde € 120,00 zien eveneens op de kosten voor het doen opmaken van de schadecalculatie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, waarbij de gevorderde € 120,00 als materiële schade dient te worden aangemerkt en niet (ook) als proceskosten.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, nu onduidelijk is in hoeverre kosten zijn of worden vergoed door haar verzekeringsmaatschappij. Nu [naam 3] niet ter terechtzitting is verschenen om de vordering toe te lichten, kan de gestelde schade niet vastgesteld worden zonder daarmee het onderhavige strafgeding onevenredig te belasten. Ook heeft de raadsman erop gewezen dat op de bijgevoegde factuur à € 120,00 voor schadecalculatie staat vermeld dat dit bedrag wordt gecrediteerd wanneer de betreffende schade daadwerkelijk wordt hersteld.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten aanzien van de materiële schade, ter hoogte van € 1.945,46, is de rechtbank van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. Uit het ingevulde voegingsformulier blijkt duidelijk dat [naam 3] geen vergoeding heeft ontvangen voor de geleden schade. Een nadere toelichting dan wel bevestiging hiervan acht de rechtbank niet nodig. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van het bedrag van € 120,00 voor schadecalculatie overweegt de rechtbank dat uit de bijgevoegde factuur inderdaad blijkt dat dit bedrag wordt gecrediteerd wanneer de betreffende schade daadwerkelijk wordt hersteld. Dat [naam 3] schade heeft geleden, is hierdoor onvoldoende gebleken. De gevorderde schade voor deze kostenpost zal worden afgewezen.
De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die [naam 3] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door [naam 3] gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van [naam 3] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Vordering [naam 4]
De benadeelde partij, de heer [naam 4], heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.707,63 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit zou hebben geleden. De gevorderde schadevergoeding ziet op (het herstel van) kapotte autoruiten, een kapot raammechanisme, milieutoeslag en het niet-functioneren van een raam. Onder punt 4D van het schadeopgaveformulier heeft [naam 4] aangegeven dat van het gevorderde bedrag al € 1.407,63 is vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De resterende € 300,00 betreft een schatting van kosten voor het herstel van het niet-functionerende autoraam.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het deel van de vordering dat ziet op een bedrag dat al is vergoed door de verzekeringsmaatschappij, dient te worden afgewezen. In het overige deel van de vordering, dat ziet op het niet-functionerende autoraam, dient [naam 4] niet-ontvankelijk te worden verklaard nu het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde feit niet is gebleken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het deel van € 1.407,63 van het gevorderde bedrag geldt dat [naam 4] al schadeloos is gesteld door de verzekeringsmaatschappij. De vordering dient in zoverre dan ook te worden afgewezen.
Voor het deel van € 300,00 van het gevorderde bedrag constateert de rechtbank dat deze post niet nader is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat meer informatie is vereist om te kunnen beslissen tot toe- of afwijzing van deze schadepost. Het afwachten van meer informatie zou evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding vormen, zodat [naam 4] niet in dit deel van zijn vordering zal kunnen worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat [naam 4] niet ontvankelijk is in dit deel van de vordering.
Dit brengt mee dat [naam 4] dient te worden veroordeeld in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt. Deze kosten begroot de rechtbank op nihil.
7.4
Vordering [naam 5]
De benadeelde partij, de heer [naam 5] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit zou hebben geleden. De rechtbank begrijpt de vordering als een verzoek tot een vergoeding van de resterende schade van € 75,00. Dit bedrag is het verschil tussen de gevorderde kosten voor het herstellen van ruitschade en het bedrag dat [naam 5] van de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd heeft gekregen. De post ‘overig vandalisme schade aan auto’ is niet geconcretiseerd: de vordering is niet toegelicht en bovendien is daarbij geen bedrag gevorderd. Deze post laat de rechtbank dus buiten beschouwing.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en er geen ruimte is voor gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid door de rechtbank. Bovendien is de schade reeds vergoed door de verzekeringsmaatschappij. [naam 5] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag van € 75,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. Hoewel het schadebedrag niet is onderbouwd, staat vast dat de verdachte de ruit van de auto van [naam 5] heeft vernield. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en schat de schade (resterend na uitkering door de verzekering) op € 75,00. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [naam 5] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door [naam 5] gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van [naam 5] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.5
Vordering [naam 6]
De benadeelde partij, de heer [naam 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit zou hebben geleden. De gevorderde schadevergoeding ziet op kosten voor ruitreparatie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door en namens de verdachte niet betwist.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [naam 6] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door [naam 6] gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van [naam 6] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9. Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 118 (honderdachttien) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
 zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
 zich meldt en blijft melden bij de reclassering, zo frequent als de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht;
 meewerkt aan een klinische opname, ook in het kader van overbruggingszorg. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. De opnameduur is maximaal twaalf maanden. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 meewerkt aan een aanmelding, intake en hieruit voortvloeiend behandelaanbod bij een nader te bepalen instelling in het kader van nazorg. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 meewerkt aan plaatsing in een begeleide woonvorm of ambulante woonbegeleiding aan huis, te bepalen door de reclassering, indien dit nodig wordt geacht door de reclassering. Het verblijf of de ambulante woonbegeleiding aan huis duurt zo lang als de reclassering nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat d einstelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot vergoeding van schade van benadeelde partij
[naam 2].
Veroordeelt de benadeelde partij [naam 2] in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.945,46, als vergoeding voor materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.945,46, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [naam 3] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 4]geleden schade tot een bedrag van € 1.407,63. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot een bedrag van € 300,00.
Veroordeelt de benadeelde partij [naam 4] in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 5]geleden schade, bestaande uit
€ 75,00als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam 5] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 75,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [naam 5] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 6]geleden schade, bestaande uit
€ 100,00als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam 6], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam 6] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [naam 6] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. M. Visser en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2023.