ECLI:NL:RBNHO:2023:720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
10197393 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een proceskostenvergoeding. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie had de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 300,38 toegekend. Betrokkene was het echter niet eens met de hoogte van deze vergoeding en stelde beroep in bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 6 januari 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie aangegeven de beslissing niet te handhaven en verzocht om het beroep gegrond te verklaren. De kantonrechter heeft vervolgens overwogen dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhang met 62 andere zaken, aangezien de dossiers wezenlijk van elkaar verschilden. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de proceskostenvergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 866,25.

De kantonrechter heeft daarbij de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding aangepast, waarbij de werkzaamheden in de verschillende dossiers niet als identiek konden worden beschouwd. De uitspraak houdt in dat de officier van justitie de proceskosten van betrokkene moet vergoeden en dat het Centraal Justitieel Incassobureau verantwoordelijk is voor de uitbetaling aan de gemachtigde van betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10197393 \ WM VERZ 22-930
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 17 januari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
[gemachtigde]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft een beslissing genomen waarbij een kostenvergoeding is toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 januari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep gegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 300,38 toegekend. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing van 29 maart 2021 de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak met 62 andere zaken. De gemachtigde voert aan dat de verrichte werkzaamheden in de verschillende dossiers geenszins identiek zijn omdat er sprake is van verschillende feitcodes, locaties, gronden, bewijsstukken, verklaringen en geheel andere rechtsvragen. Zodoende is geen sprake van enige samenhang.
De kantonrechter volgt het ter zitting ingenomen standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en oordeelt dat er geen sprake is van samenhangende zaken. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie van 29 maart 2021, waarbij een kostenvergoeding ad € 300,38 is toegewezen, met betrekking tot onderhavige zaak vernietigen en bepalen dat aan de betrokkene voor wat betreft de fase van het administratief beroep alsnog een hogere proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De kantonrechter zal met betrekking tot de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding in de fase van administratief beroep, zoals verzocht door de gemachtigde van betrokkene en conform vaste jurisprudentie, wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak= licht) in plaats van 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toepassen.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 866,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punt voor het beroepschrift en de hoorzitting wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 418,50 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,25, waarde per punt € 837,00). Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 29 maart 2021 in deze zaak gegrond en vernietigt die beslissing voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding met betrekking tot onderhavige zaak;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 866,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: