In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een inhaalverbod voor vrachtauto's. Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 6 januari 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, evenals de gemachtigde van betrokkene. De officier van justitie overhandigde een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant, waarin werd gesteld dat de gedraging duidelijk was en kon worden vastgesteld. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, die aangaf dat betrokkene zonder waarneembare reden een andere vrachtauto had ingehaald, ondanks het geldende inhaalverbod tussen 06:00 en 19:00 uur. Betrokkene voerde aan dat tijdsdruk de reden was voor het negeren van het verbod, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende feiten waren aangevoerd om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.