ECLI:NL:RBNHO:2023:7176

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
10282740 \ CV EXPL 23-329
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder beroept zich op verrekening van openstaande facturen in geschil over betaling voor werkzaamheden en leaseovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [bedrijf], een vordering ingesteld tegen SAB Electro B.V. voor de betaling van twee openstaande facturen ter hoogte van € 5.913,-. De facturen zijn gerelateerd aan werkzaamheden die eiser heeft verricht voor SAB, die een leaseovereenkomst heeft gesloten voor de aankoop van een bestelbus. Eiser heeft de vordering ingesteld na meerdere aanmaningen tot betaling. SAB heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat de vordering van eiser teniet is gegaan door verrekening. SAB stelt dat eiser de bestelbus van hen heeft gekocht en dat de openstaande facturen zijn verrekend met de betalingen die eiser voor de bestelbus heeft gedaan. De kantonrechter heeft de feiten en de bewijsstukken van beide partijen beoordeeld. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een overeenkomst is tussen partijen over de verkoop van de bestelbus aan eiser, en dat eiser de facturen heeft voldaan. De kantonrechter concludeert dat de vordering van eiser door de verrekening volledig teniet is gegaan. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen, en de kantonrechter wijst de vordering van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10282740 \ CV EXPL 23-329
Uitspraakdatum: 26 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf],
gevestigd te [plaats],
eiser,
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
SAB Electro B.V.
gevestigd te Hoofddorp,
gedaagde,
verder te noemen: SAB.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 10 januari 2023 een vordering tegen SAB ingesteld. SAB heeft op 25 januari 2023 mondeling geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop op 3 maart 2023 schriftelijk gereageerd, waarna SAB op 5 april 2023 een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
SAB heeft [eiser] opdracht gegeven werkzaamheden te verrichten tot het leggen en installeren van elektriciteitskabels. Voor de verrichte werkzaamheden heeft [eiser] twee facturen verzonden aan SAB met een totaalbedrag van € 5.913,-, te weten:
- een factuur met kenmerk 201901-65 ter hoogte van € 2.920,- met datum 31 januari 2019;
- een factuur met kenmerk 201902-67 ter hoogte van € 2.993,-, met datum 4 februari 2019.
2.2.
SAB heeft met AutoCash Financial Lease (hierna: de leasemaatschappij) een overeenkomst (hierna: de leaseovereenkomst) gesloten voor de aankoop van een bestelbus Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken] (hierna: de bestelbus). De aanschafprijs van de bestelbus is € 16.950 exclusief btw. De btw bedraagt € 3.559,50. SAB heeft ook een kredietvergoeding aan de leasemaatschappij voldaan van € 3.205,54.
2.3.
In een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ voor de belastingdienst van 15 november 2017 heeft [eiser], als werknemer, verklaard dat hij de bestelbus, van werkgever SAB, uitsluitend zakelijk gebruikt.
2.4.
Op 3 maart 2019 heeft SAB (vertegenwoordigd door [betrokkene]) aan [eiser] een e-mail gestuurd waarin onder meer staat:
‘Je hebt nog openstaande facturen staat die ik ga betalen. Ik wil graag van jou dat jij de auto op jouw naam haalt. Dit hadden we vorig jaar al besproken. Zorg ervoor dat dit z.s.m. gebeurt, het liefst deze week zodat ik jouw betalingen ook kan gaan afronden.’
2.5.
In een overzicht van de administratie van SAB staan 16 verkoopfacturen vermeld over de periode december 2018 tot en met maart 2020, waarbij maandelijks € 660,66 is gefactureerd aan [eiser] onder vermelding van Lease. Drie van deze facturen zijn overgelegd en bevatten als omschrijving: “VW Crafter [kenteken]”.
2.6.
[eiser] heeft in de periode augustus 2019 tot en met oktober 2020 aan SAB voldaan € 10.569,90, via 15 betalingen van € 660,66 en één betaling van € 660,60.
2.7.
Op 21 oktober 2019 heeft [eiser], na ontvangst van een maandelijkse factuur van € 660,66, een e-mail aan SAB verstuurd met de volgende inhoud:
‘Graag zou ik willen weten hoeveel er nog open staat, na aftrek van mijn openstaande facturen bij jullie van 31-01-2019 en 04-02-2019.’
2.8.
In november 2020 zijn alle termijnen door SAB voldaan aan de leasemaatschappij.
2.9.
Op 12 januari 2021 heeft SAB een e-mail gestuurd naar de leasemaatschappij waarin onder meer staat:
‘Wij hebben in december een leasecontract ingelost. Het betreft de bus met kenteken: [kenteken]. Contractnummer 19765261.
Het is de bedoeling dat deze bus overgenomen wordt door één van onze zzp-ers.
Ik heb dan de meldcodes nodig denk ik? […] Kun jij mij hierbij helpen alsjeblieft’.
2.10.
Op 8 juni 2022 heeft [eiser] aan SAB de volgende e-mail gestuurd:
‘beste,
Ik mail over de afwikkeling van de VW Crafter.
De Crafter is betaald met de 2 openstaande facturen
201901-65 en 201902-67 zie bijlage.
graag wil ik dat jullie de factuurnummers op de factuur melden dat de BTW
is betaald met de aanschaf van de VW Crafter.
Ik wacht hier al geruime tijd op, daarom graag binnen 7 werkdagen een
factuur anders ben ik helaas genoodzaakt de 2 facturen via een deurwaarder
te innen.
Vriendelijke groet,
J [eiser]
[bedrijf]’
2.11.
Op 16 juni 2022 heeft Jurista Incassodiensten, namens [eiser], SAB schriftelijk in gebreke gesteld. Op 20 juni 2022 is nogmaals een aanmaning verstuurd. In de brieven wordt SAB gesommeerd tot betaling van een totaalbedrag van € 8.386,61, zijnde de facturen ter hoogte van € 5.913, vermeerderd met de wettelijke rente en wettelijke incassokosten.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, SAB te veroordelen tot betaling van:
een bedrag van € 5.913,- in hoofdsom, te vermeerderen met primair: de wettelijke handelsrente vanaf 6 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair: de wettelijke rente vanaf 6 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening. Althans de wettelijke (handels-)rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
ter zake buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 886,95, althans subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
een en ander met veroordeling van SAB in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat SAB de betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst moet nakomen en dat ondanks meerdere aanmaningen niet heeft gedaan.

4.Het verweer

SAB voert verweer tegen de vordering. SAB voert aan dat de vordering teniet is gegaan door verrekening. Volgens SAB heeft [eiser] de bestelbus met kenteken [kenteken] van SAB gekocht. SAB betoogt dat zij de leaseovereenkomst is aangegaan namens [eiser], omdat [eiser] vanwege een BKR-registratie deze overeenkomst niet zelf kon aangaan. SAB stelt dat de facturen van [eiser] ter hoogte van € 5.931, waarvan nu betaling wordt gevorderd, zijn verrekend met een deel van het bedrag dat [eiser] voor de bestelbus moest betalen aan SAB.

5.De beoordeling

5.1.
Aan de kantonrechter ligt de vraag voor of [eiser] betaling kan vorderen van zijn twee facturen.
5.2.
SAB heeft de verschuldigdheid van de gefactureerde bedragen erkend. Dat staat dus tussen partijen vast.
5.3.
SAB heeft echter het verweer gevoerd dat zijn betalingsverplichting volledig teniet is gegaan door verrekening van een tegenvordering.
5.4.
In artikel 6:127 Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening heeft, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij.
Beide verbintenissen gaan tot hun gemeenschappelijk beloop teniet als een schuldenaar aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent.
5.5.
De kantonrechter zal daarom achtereenvolgens de volgende vragen beoordelen:
Had SAB een tegenvordering op [eiser], en zo ja, voor welk bedrag?
Is er een verrekeningsverklaring gedaan, en zo ja, wanneer?
Is de vordering van [eiser] (inclusief eventuele op dat moment verschuldigde rente en kosten) volledig teniet gegaan door de verrekeningsverklaring?
Ad 1: de tegenvordering van SAB
5.6.
De kantonrechter overweegt dat uit de overgelegde stukken kan worden geconcludeerd dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] de bestelbus van SAB heeft gekocht en [eiser] de aanschafprijs moest voldoen aan SAB in maandelijkse termijnen. Dit blijkt uit de facturen van SAB aan [eiser] waarop het merk en het kenteken van de bestelbus staan vermeld, welke facturen bovendien steeds door [eiser] zijn voldaan. Ook blijkt dit uit de mailwisseling tussen partijen. Zo vraagt [eiser] op 21 oktober 2019 na ontvangst van de factuur van SAB die betrekking heeft op de bestelbus ‘hoeveel er nog open staat’ en mailt [eiser] op 8 juni 2022 over de ‘afwikkeling van de Crafter’. Ook uit de e-mail van 12 januari 2021 van SAB aan de leasemaatschappij wordt duidelijk dat SAB de bestelbus heeft verkocht aan [eiser]. Tot slot blijkt uit de verklaring over het zakelijk gebruik dat de bestelbus sinds 15 november 2017 in gebruik is door [eiser].
5.7.
[eiser] heeft het bestaan van deze overeenkomst met SAB, gelet op de door [eiser] overgelegde stukken, onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft immers slechts gesteld dat de stellingen ‘pertinent onjuist’ zijn, zonder dit verder toe te lichten of te reageren op de door SAB overgelegde bewijsstukken. Gelet op de onvoldoende gemotiveerde betwisting door [eiser], is het bestaan van een overeenkomst waaruit de tegenvordering van SAB voortvloeit tussen partijen komen vast te staan.
5.8.
De hoogte van de vordering op [eiser] die uit deze overeenkomst voortvloeit stelt SAB gelijk aan de door SAB aan de leasemaatschappij betaalde aanschafprijs van € 20.155,54 inclusief btw. [eiser] heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat ook de kantonrechter de aanschafprijs zoals opgenomen in de leaseovereenkomst als initiële vordering van SAB op [eiser] beschouwt. Uit het overgelegde afschrift van de administratie van SAB blijkt dat [eiser] voor de bestelbus in totaal € 10.569,90 aan SAB heeft voldaan. Verder heeft SAB onweersproken verklaard de btw ter hoogte van € 3.559,50 te hebben ontvangen. De resterende tegenvordering die SAB op [eiser] heeft, voorafgaand aan de gestelde verrekening, bedroeg dus € 6.380,10.
5.9.
[eiser] voert aan alle verschuldigde bedragen voor de bestelbus netjes aan SAB te hebben voldaan. [eiser] heeft voor die stelling als bewijs overgelegd de e-mail van 8 juni 2022. Daaruit blijkt juist dat de bestelbus “
is betaald met de 2 openstaande facturen (…)” van [eiser] en biedt dus juist steun aan het verrekeningsverweer van SAB, dat hieronder verder zal worden besproken.
Ad 2: de verrekeningsverklaring
5.10.
De tweede vraag, of er een verrekeningsverklaring is, beantwoordt de kantonrechter ook bevestigend. In de e-mail van 8 juni 2022 van [eiser] aan SAB staat immers ondubbelzinnig dat de ‘Crafter is betaald met de 2 openstaande facturen 201901-65 en 201902-67’. Deze factuurnummers komen overeen met de facturen waarvan [eiser] in deze procedure betaling vordert. Aan de blote betwisting van [eiser], inhoudende dat het pertinent onjuist is dat er sprake zou zijn van verrekening, gaat de kantonrechter voorbij. [eiser] heeft op geen enkele wijze gereageerd op de onderbouwing door SAB. Bijvoorbeeld heeft [eiser] niet toegelicht hoe de e-mail van 8 juni 2022 dan zou moeten worden uitgelegd.
Overigens blijkt de wens tot verrekening naar het oordeel van de kantonrechter al uit de email van [eiser] van 21 oktober 2019, waarin [eiser] aan SAB vraagt hoeveel er nog open staat na aftrek van de facturen van 31 januari 2019 en 4 februari 2019.
Ad 3: vordering [eiser] tenietgegaan
5.11.
Omdat aan de overige vereisten van 6:127 BW voor verrekening is voldaan, heeft de verrekeningsverklaring tot gevolg dat de vordering van [eiser] en de vordering van SAB “tot hun gemeenschappelijk beloop” teniet zijn gegaan.
Tot slot dient de kantonrechter dus na te gaan of de vordering van [eiser] waar betaling van wordt gevorderd, door de verrekening
volledigteniet is gegaan. Daarvoor is van belang hoe hoog de totale vordering van [eiser] was voorafgaand aan de verrekening.
5.11.1.
Om de totale hoogte van de vordering van [eiser] op het moment van verrekenen vast te stellen, moet de hoogte van de door SAB verschuldigde wettelijke handelsrente worden vastgesteld. [eiser] heeft een beroep gedaan op de wettelijke handelsrente. SAB heeft de verschuldigdheid van de handelsrente niet weersproken, zodat de kantonrechter daarvan uit gaat. De wettelijke handelsrente is op grond van art. 6:119a, lid 2 sub a, BW verschuldigd vanaf 30 dagen na de factuurdatum, zodat SAB vanaf 6 maart 2019 wettelijke handelsrente is verschuldigd aan [eiser]. Gelet op de e-mail van 21 oktober 2019 van [eiser] aan SAB waarin de wens tot verrekening kenbaar wordt gemaakt, zal de kantonrechter de rente berekenen tot die datum. Omdat [eiser] zelf uitgaat van verrekening van zijn facturen vanaf die datum, kan [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter na 21 oktober 2019 geen aanspraak meer maken op handelsrente. De verschuldigde wettelijke handelsrente over de periode van 6 maart 2019 tot 21 oktober 2019 bedraagt € 298,08. De totale vordering van [eiser] op SAB op het moment van verrekenen bedraagt € 6.211,08 (€ 5.913 + € 298,08).
5.12.
De vordering van [eiser] ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt buiten beschouwing gelaten, nu niet gebleken is dat [eiser] invorderingskosten heeft gemaakt voorafgaand aan het moment van de verrekening.
5.13.
De kantonrechter overweegt dat gelet op bovenstaande de vordering van [eiser] door de verrekening volledig teniet is gegaan. Op het moment van verrekenen bedroeg de vordering van SAB op [eiser] voor de bestelbus namelijk € 6.380,10. Deze vordering overstijgt de vordering van [eiser] op SAB van € 6.211,08. [eiser] heeft dus in dit kader niets meer van SAB te vorderen.
5.14.
In de e-mail van 8 juni 2022 schrijft [eiser] dat hij een bepaalde vermelding op de facturen wenst. Het is voor de kantonrechter onduidelijk wat [eiser] hier precies mee bedoelt, maar [eiser] heeft in elk geval onvoldoende toegelicht dat dit meebrengt dat SAB de facturen nogmaals moet betalen. De facturen zijn immers al voldaan door SAB door de verrekening.
5.15.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.16.
[eiser] zal in de proceskosten worden veroordeeld, omdat hij ongelijk krijgt. SAB heeft mondeling verweer gevoerd op de rechtbank. Als vergoeding voor de noodzakelijke reis- en verletkosten zal hiervoor het forfaitaire bedrag van € 50,- voor het verschijnen ter zitting worden toegekend, op grond van artikel 238, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SAB begroot op € 50,- aan noodzakelijke reis- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Type: 1604