ECLI:NL:RBNHO:2023:717

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
10206299 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen administratieve sanctie voor onnodig geluid met motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. Betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene de zaak aan de kantonrechter voorgelegd. Tijdens de zitting op 6 januari 2023 waren zowel betrokkene als zijn gemachtigde aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van de officier van justitie. De officier van justitie handhaafde zijn beslissing, maar verzocht de kantonrechter om het boetebedrag te verlagen naar € 170,00, het bedrag dat per 1 maart 2022 van toepassing is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de verbalisant in burger was en niet naar zijn identiteitsbewijs vroeg, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende feiten waren aangevoerd die de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De kantonrechter heeft de boete gematigd naar het nieuwe bedrag van € 170,00, met handhaving van de administratiekosten, en heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens zijn de proceskosten aan betrokkene toegewezen, die in totaal € 1.284,75 bedragen.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard, de boete is gematigd, en de officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten. Betrokkene kan binnen zes weken na de dag van toezending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10206299 \ WM VERZ 22-943
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 17 januari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
[gemachtigde]

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 januari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene en de gemachtigde van betrokkene zijn verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven, maar heeft de kantonrechter verzocht om het boetebedrag te verlagen naar het per 1 maart 2022 geldende bedrag van € 170,00.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfiets onnodig geluid veroorzaken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Ter zitting heeft betrokkene aanvullend verklaard dat de betreffende verbalisant op dat moment in burger was en daar was als vader om zijn kind op te halen van school. Betrokkene stelt dat de verbalisant enkel zijn naam heeft gevraagd en niet heeft gevraagd naar zijn identiteitsbewijs en deze ook niet heeft laten zien. Tevens stelt betrokkene dat de verbalisant niet naar zijn geboortedatum of andere gegevens heeft gevraagd. Ten slotte stelt betrokkene dat hij helemaal geen wheely kan.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, zag en hoorde dat betrokkene voor de school [naam] stond. Betrokkene vond het voor deze school nodig om zijn toerental te verhogen en met slippende band stil te blijven staan met zijn scooter. Hierdoor ontstond er direct onnodig overlast voor bewoners en gebruikers van de school. Na deze actie reed betrokkene op zijn achterwiel enkele malen door de straat, ook hierbij maakte de bromfiets onnodig veel lawaai. (…) Verklaring betrokkene: Ik wist dit echt niet.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de specifieke verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De gemachtigde doet een beroep op matiging van de boete, omdat de boete voor de gedraging waar het om gaat per 1 maart 2022 is verlaagd.
De kantonrechter stelt vast dat de boete voor de gedraging waar het hier om gaat – het onnodig geluid veroorzaken – met ingang van 1 maart 2022 is verlaagd tot € 170,00. Een verandering in de hoogte van de boete na het begaan van de gedraging moet naar het oordeel van de kantonrechter op basis van vaste rechtspraak met onmiddellijke ingang worden toegepast, omdat die verandering ten gunste van betrokkene werkt. De beslissing van de officier van justitie zal daarom worden gewijzigd, in zoverre dat het bedrag van de boete zal worden vastgesteld op € 170,00, te vermeerderen met de administratiekosten. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 170,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het eventueel te veel betaalde bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: