ECLI:NL:RBNHO:2023:716

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/15/326910 / FA RK 22-1643
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 5 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag over haar minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F.D. van Damme, verzocht om het gezamenlijk gezag met de vader te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan haar toe te kennen. De vader, die in Polen verblijft en de kinderen al vier jaar niet heeft gezien, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. Hij stelde dat hij niet in staat was om naar Nederland te komen en dat hij wel geprobeerd had contact te houden met de moeder en de kinderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om zijn verantwoordelijkheden als ouder adequaat te vervullen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder alleen het gezag over de kinderen moet krijgen, omdat de noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder onmiddellijk het gezag over de kinderen kan uitoefenen, ondanks dat de vader mogelijk in hoger beroep kan gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/326910 / FA RK 22-1643
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 5 januari 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.D. van Damme, kantoorhoudende te Beverwijk,
tegen
[verweerder],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland doch verblijvende in Polen,
hierna te noemen: de vader.
--betreffende--
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ;
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna mede te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder van 4 april 2022;
- het F-formulier, met bijlagen, van de moeder van 20 juli 2022;
- de e-mail van de vader van 14 december 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 december 2022 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. F.D. van Damme, en de vader (via beeldbellen), vergezeld door een tolk in de Poolse taal. de Raad voor de Kinderbescherming is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.
1.3.
De vader heeft op 29 augustus 2022 respectievelijk om 15.16 uur, 15.18 uur, 15.19 uur, 15.20 uur en 15.22 uur e-mailberichten aan de rechtbank gezonden in, onder andere, de Engelse en de Poolse taal. Mr. Van Damme heeft bij brief van gelijke datum gemotiveerd bezwaar tegen het inbrengen van deze stukken gemaakt. De rechtbank honoreert dit bezwaar, nu deze berichten zijn ontvangen buiten de daarvoor geldende termijnen, zonder toelichting/instructie en zonder vertaling in een in de Nederlandse rechtspraak gebruikelijk gehanteerde Nederlandse taal. De stukken zullen dan ook geen deel uitmaken van het procesdossier.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] , met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 25 juli 2017 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 5 juli 2017.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen.
De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder strekt tot wijziging van het gezag over voornoemde minderjarigen, in die zin dat voortaan het gezag over de minderjarigen alleen aan haar toekomt.
3.2.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende naar voren gebracht.
De omstandigheden zijn sedert de datum van de beschikking gewijzigd. Het is niet langer in het belang van de kinderen dat het gezamenlijk gezag blijft voortduren. Partijen en de minderjarigen hebben na de ontbinding van het huwelijk nog tot augustus 2018 gezamenlijk in de voormalige echtelijke woning gewoond. Nadat de moeder en de minderjarigen vervangende woonruimte hadden gevonden, is de vader ongeveer een maand later met zijn toenmalige vriendin en wegens gezondheidsredenen - voor zover de moeder weet - naar Polen verhuisd. Hij is daarna nooit meer teruggekomen en heeft de kinderen sindsdien niet meer gezien of gesproken. De moeder heeft sinds 2018 sporadisch contact met de vader via e-mail, met name over de achterstand van de door de vader aan de moeder te betalen kinderbijdrage. De vader heeft de moeder voorgesteld dat hij afziet van ouderlijk gezag als de moeder haar alimentatievordering op hem laat vallen. Zij heeft de vader recent nog meerdere keren per e-mail verzocht om haar toestemming te verlenen om met de kinderen op vakantie naar Polen te gaan, maar de vader heeft deze toestemming niet gegeven, aldus de moeder.

4.Verweer

4.1.
De vader is van mening dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Daartoe heeft hij - kort samengevat - betoogd dat hij meerdere malen aan de moeder heeft gevraagd om een papieren exemplaar van het ‘toestemmingsformulier reizen met een minderjarige’ met de post aan hem te versturen, dat zijn adres bij haar bekend was en dat dit geen belemmering was. De vader heeft Nederland inderdaad verlaten en hij heeft de kinderen vier jaar niet gezien, maar hij heeft in de tussenliggende tijd wel geprobeerd om met de moeder en de kinderen in contact te blijven. De vader is financieel niet in staat om zomaar naar Nederland te komen. Hij is al vier jaar dakloos, heeft schulden en moet bedelen om eten en kleding. De omstandigheden maken de situatie voor hem erg lastig, aldus de vader.

5.De beoordeling

bevoegdheid en toe te passen recht
5.1.
Uit de ambtshalve geraadpleegde uittreksels BRP blijkt dat zowel de moeder, de vader en de minderjarigen de Poolse nationaliteit hebben, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.
5.2.
Het verzoek betreft een geschil over de het gezag en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis).
Ingevolge artikel 8, eerste lid, Brussel II bis zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing.
gezag
5.3.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarigen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.5.
Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de vader vier jaar geleden naar Polen is geremigreerd en dakloos is. Zo nu en dan heeft hij werk, maar hij leeft voornamelijk van bedelen. Dat maakt dat vader, naar hij heeft aangegeven, financieel ook niet in staat is om naar Nederland te komen. Daardoor heeft de vader - naar eigen zeggen - de kinderen al vier jaar niet gezien. Uit deze door de vader geschetste feiten en omstandigheden, die door de moeder niet zijn weersproken, blijkt dat de vader niet althans onvoldoende bereid en/of in staat lijkt om zijn verantwoordelijkheid als vader voor de kinderen op een proactieve en responsieve manier in te vullen, terwijl dit van hem mag worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank ontheffen de door de vader genoemde omstandigheden hem niet van bedoelde verplichting, ook al ervaart de vader deze als ‘lastig’.
5.6.
De rechtbank concludeert uit de stukken dat de vader al geruime tijd niet bereikbaar is voor de moeder en dat zodoende de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de ouders ontbreekt. Dat blijkt ook uit de hierboven door partijen geformuleerde standpunten. Daarmee bestaat het risico dat de beslissingen over de minderjarigen, bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. De moeder loopt momenteel al tegen praktische problemen op, zoals bij de aanvraag van de paspoorten van de kinderen voor een vakantie of de inschrijving van de kinderen op de basisschool. Zelfs de samenwerking met de moeder ten aanzien van relatief eenvoudige zaken waarvoor een gezamenlijke beslissing is vereist, zoals het tijdig invullen en retourneren van toestemmingsformulieren, blijkt helaas niet adequaat te verlopen.
Er zijn geen aanwijzingen gesteld of gebleken dat partijen in de nabije toekomst wel weer op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over de minderjarigen.
5.7.
Voorgaande feiten en omstandigheden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, leiden de rechtbank tot de slotsom dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk wordt geacht dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag wordt belast, zodat conform zal worden beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen
[geslachtsnaam] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarigen toekomt;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.