ECLI:NL:RBNHO:2023:7116

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
23/3467
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen de sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die de woning huurt en alleen bewoont, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van de gemeente Zaanstad op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was gelast na de ontdekking van een hennepkwekerij met 55 hennepplanten en 49,56 gram hennep in de woning. Verweerder heeft de sluiting opgelegd voor een periode van zes maanden, omdat de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik overschrijdt.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het belang van verzoeker om in de woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij onmiddellijke sluiting. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker in de bezwaarfase kan proberen te bewijzen dat de hennep uitsluitend voor medicinale doeleinden en voor eigen gebruik was. Ook kan hij zijn stellingen over de totstandkoming van de kwekerij verder onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn voor een 'loop' naar de woning en dat de aangetroffen hennepkwekerij inmiddels volledig is geruimd. Hierdoor is de noodzaak voor sluiting van de woning twijfelachtig geworden.

De voorzieningenrechter heeft de sluiting van de woning geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3467

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

gemachtigde: mr. F.R.G. Keijzer, advocaat te Amsterdam,
en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad, verweerder

gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor, advocaat te Hoofddorp.

Inleiding

Bij besluit van 25 mei 2023 heeft verweerder - bij last onder bestuursdwang - de sluiting gelast van de woning aan de [de woning] voor zes maanden.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 7 juni 2023 toegezegd de woning van verzoeker niet te zullen sluiten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van verweerder en [naam] , werkzaam bij de gemeente.

Totstandkoming van het besluit

1.1
Verweerder heeft besloten tot sluiting van de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet, nadat in de woning van verzoeker in een afgesloten ruimte een 55-tal hennepplanten is aangetroffen. Bij een bestuurlijke rapportage van de Politie-eenheid Noord-Holland, Basisteam Zaanstad van 20 maart 2023 was verweerder daarover geïnformeerd.
1.2
Verzoeker huurt en bewoont alleen de woning. Hij is [#] jaar oud en arbeidsongeschikt.
1.3
Uit genoemde rapportage komt - kort samengevat - het volgende naar voren. Op 22 februari 2023 heeft de politie in een slaapkamer op de eerste verdieping van de woning een aparte afgesloten ruimte aangetroffen. Deze ruimte was 223 centimeter lang en 210 centimeter breed en afgetimmerd met gipsplaten en houten latten en lichtdicht gemaakt. De wanden waren bekleed met aluminiumfolie. In deze ruimte is het volgende aangetroffen:
- 55 plantpotten met aarde en hennepplanten van 1 week oud;
- 2 assimilatielampen van 400 watt;
- 8 aparte ledlampen van 18 watt, ieder voorzien van een aparte aan- en uitschakelaar;
- 1 tijdschakelaar ingesteld van 10:00 uur tot 22:00 uur;
- een ventilatiesysteem bestaand uit één slakkenhuis in een houten ombouw;
- 1 middelgroot koolstoffilter;
- 1 staande ventilator;
- 1 ventilator hangend aan het plafond;
- 1 lege fles groeisimulator;
- groeimiddel: 2 flessen van 5 liter en 3 flessen van 1 liter.
In de keuken is voorts aangetroffen:
- 49,56 gram hennep.
Er was, zo wordt gesteld in de rapportage, een indicatie van 5 eerdere oogsten gelet op het stof op de koolstoffilters, op de kappen armaturen en de wandcontactdoos. Ook gelet op de verkleuring van de houten latten, de vervuiling van de folie op wanden tot 1,3 meter hoog, de gipsplaten met een fabricatiedatum van 23 september 2021, een lege fles groeistimulator, gebruikte/vervuilde bamboestokken, glazen wekpotten gevuld met hennep en het stroomverbruik. Er was geen sprake van diefstal van stroom.
1.3
In een voornemen van 4 april 2023 heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn om de woning te sluiten voor de duur van zes maanden omdat een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. De constatering van 55 hennepplanten en 49,56 gram hennep duidt volgens het beleid van verweerder erop dat sprake is van een ‘ernstig geval’. Ook is sprake van ‘verzwarende omstandigheden’ namelijk dat er signalen zijn die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, namelijk de aanwezigheid van: 2 assimilatielampen, 8 ledlampen met aan- en uitschakelaar, ventilatiesysteem, slakkenhuis, 1 koolstoffilter, 2 ventilatoren, meerdere flessen groeimiddel en een vermoeden van eerdere oogsten. Volgens de handhavingsmatrix in zijn beleidsregel Beleid artikel 13b Opiumwet gemeente Zaanstad 2021 zijn deze verzwarende omstandigheden te beschouwen als een tweede constatering en sluit verweerder de woning daarom voor zes in plaats van drie maanden. Door de sluiting van de woning kan de toeloop van afnemers en andere betrokkenen bij de teelt worden beëindigd, de rust in de directe woonomgeving wederkeren en herhaling van de ernstige verstoring van de openbare orde, dan wel verdere aantasting van het woon- en leefklimaat worden voorkomen.
1.4
Verzoeker heeft op 18 april 2023 een zienswijze ingediend. De eigenaar/verhuurder van de woning, woningcoöperatie Eigen Haard, heeft op 17 april 2023 een zienswijze ingediend.
1.5
In het bestreden besluit heeft verweerder de last conform het voornemen opgelegd. Volgens het besluit heeft verweerder de woning gesloten voor een duur van zes maanden vanaf 9 juni 2023 tot 8 maart 2023. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat die laatste datum een kennelijke verschrijving betreft en dat verweerder bedoelt dat de woning gesloten wordt tot 8 december 2023.
In reactie op de zienswijzen heeft verweerder het volgende gesteld. Omdat de aangetroffen hoeveelheid planten de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik overschrijdt, is in beginsel aannemelijk dat de hennep bestemd is voor verkoop. Dat, zoals wordt gesteld, geen sprake is van een loop naar het pand en er geen andere meldingen of observaties zijn die duiden op handel vanuit het pand, leidt niet tot een ander oordeel mede ook gelet op de eerdere oogsten. De hoeveelheid aangetroffen hennepplanten is maar liefst 50 keer meer dan de toegestane hoeveelheid, hetgeen een ernstig geval oplevert volgens zijn beleidsregel. De zeer grote hoeveelheid hennepplanten, de opzet van een professionele hennepkwekerij en het vermoeden van eerdere oogsten, zijn verzwarende omstandigheden zodat dit volgens zijn beleidsregel een sluitingsduur van 6 maanden oplevert. Het is spijtig dat verzoeker zich in een ingewikkelde situatie bevindt en dat dit impact heeft op hem als persoon. Het is echter inherent aan een sluiting dat de bewoner de woning moet verlaten en de verhuurder de huur beëindigt. Deze omstandigheden zijn geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van de beleidsregel af te wijken omdat die omstandigheden zijn meegewogen bij de vaststelling van de beleidsregel. Uit de overgelegde medicatielijst van de huisarts blijkt niet dat sprake is van sociaal-medische urgentie en er zijn geen aanwijzing dat sprake is van een medische binding met de woning. Het vinden van vervangende woonruimte is in beginsel een eigen verantwoordelijkheid.
In de belangenafweging acht verweerder het belang van verzoeker ondergeschikt aan het algemeen belang om drugshandel tegen te gaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorziening zelf is uiteraard wel bindend.
3. Verzoeker stelt (samengevat) dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken omdat de aangetroffen hennep niet voor de handel bestemd was maar voor eigen, medicinaal gebruik. De aangetroffen hoeveelheid hennepplanten vindt hij ook niet buitensporig veel. De oogst was bedoeld voor 6 maanden eigen gebruik om verzoekers chronische pijnklachten tegen te gaan. Met de overgelegde stukken van de huisarts is onderbouwd dat verzoeker bekend is met chronische pijnklachten en dat hij 5 tot 6 joints per dag rookt. In de woning van verzoeker waren geen andere attributen aanwezig die wijzen op handel in verdovende middelen.
Daarnaast dient een sluiting, als verweerder wel van die bevoegdheid gebruik kon maken, ook evenredig te zijn. Verzoeker stelt dat geen noodzaak bestond om de woning te sluiten voor het herstel van de openbare orde omdat iedere aanwijzing van handel vanuit, of een loop naar, de woning ontbreekt. Ook ontbreken andere omstandigheden zoals recidive en de aanwezigheid van harddrugs. Er is geen sprake van meerdere oogsten. Verzoeker heeft de koolstoffilters, contactdozen, armaturen en de folie voor de muren tweedehands gekocht. Dit verklaart dat daarop stof is aangetroffen. Verzoeker heeft de kamer in november 2022 zelf in elkaar getimmerd en pas 21 februari 2023 voor het eerst hennepstekjes in de kamer gezet. Ten slotte dient verweerder in het kader van de evenredigheid mee te wegen dat de woningcorporatie heeft aangegeven de huurovereenkomst met verzoeker te willen beëindigen, dat hij op een zwarte lijst zal komen te staan zodat het voor hem niet meer mogelijk zal zijn om een sociale huurwoning te vinden en dat verzoeker leeft van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Een woning huren in de vrije sector is voor verzoeker geen optie.
4. Het belang van verzoeker bij het treffen van een voorziening is groot. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker gedurende zes maanden geen toegang tot zijn woning en is aan beëindiging van de huurovereenkomst nagenoeg niet te ontkomen, zodat verzoeker op straat komt te staan. Hoewel verzoeker in eerste instantie aangaf mee te willen werken aan ontbinding van de huurovereenkomst door de woningcoöperatie, is ter zitting gebleken dat hij hier toch niet mee in wenst te stemmen en hij dus in de woning wil blijven.
5. Verweerder is in beginsel bevoegd om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van de woning te gelasten als daar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel voor dergelijke handel aanwezig zijn. Als een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, kan in de regel worden aangenomen dat de drugs daar voor verkoop, aflevering of verstrekking aanwezig zijn. In het onderhavige geval is de hoeveelheid softdrugs voor eigen gebruik, namelijk meer dan 5 gram henneptoppen en/of 5 hennepplanten, fors overschreden. Er zijn immers 55 hennepplanten en 49,56 gram hennep in de woning aangetroffen. Een dergelijke hoeveelheid duidt er in beginsel op dat de drugs daar voorhanden zijn voor handel. Verzoeker betwist dat, maar heeft die betwisting tot op heden niet met (overtuigend) bewijs onderbouwd. Verweerder was daarom, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, in beginsel bevoegd om de woning te sluiten. Verzoeker kan in bezwaar echter alsnog trachten te bewijzen dat de drugs uitsluitend medicinale drugs betroffen en uitsluitend voor eigen gebruik waren bedoeld, ook al was de aanwezigheid van een dergelijke hoeveelheid strafbaar. Ook kan hij al zijn stellingen over de totstandkoming van de kwekerij alsnog trachten met wel overtuigend bewijs te onderbouwen.
6.1
Ook dient verweerder, als de bevoegdheid er is, te beoordelen in hoeverre de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde. De woningsluiting dient ook evenredig te zijn.
6.2
Het belang van de openbare orde weegt in het kader van de evenredigheid zwaar. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt [1] . Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daartoe is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Indien geen sprake is van een zogeheten “loop” naar de woning, kan sprake zijn van een verminderde noodzaak tot sluiting van de woning.
6.3
In het onderhavige geval is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken van enige “loop” naar de woning. Van een overlastconstatering in andere zin is, zo blijkt uit het dossier, ook geen sprake geweest. Voorshands acht de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk dat de woning binnen het criminele circuit bekend heeft gestaan als drugspand, althans daarvoor heeft verweerder op dit moment onvoldoende aanknopingspunten aangedragen. Ook is de aangetroffen hennepkwekerij inmiddels volledig geruimd. Een en ander overziend kan worden betwijfeld of er thans (nog) noodzaak is om over te gaan tot sluiting van de woning.
6.4
Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker in de bezwaarfase zijn standpunt dat geen sprake is geweest van meerdere oogsten, nog nader kan onderbouwen bijvoorbeeld door de elektra-rekeningen van de afgelopen jaren over te leggen en eventuele bankafschriften ter onderbouwing van de contante betalingen die verzoeker eind 2022 gedaan zou hebben voor de aanschaf van onder meer de folie, gipsplaten, armaturen en koolstoffilters.
Ook kan verzoeker nog nader in bezwaar onderbouwen dat de aangetroffen hennep enkel voor eigen, medicinaal gebruik was en dat geen sprake is van hennep voor de handel, maar zoals hij stelt medicinale hennep. Uit de overgelegde stukken van de huisarts blijkt weliswaar dat verzoeker al meerdere jaren lijdt aan pijnklachten aan zijn schouders en heupen en dat bij de huisarts bekend is dat hij 5 a 6 joints rookt per dag. Uit de medische informatie blijkt echter niet dat medicinaal gebruik van hennep voorgeschreven is ter bestrijding van deze pijnklachten. Ook die stelling zal hij alsnog nader kunnen onderbouwen.
7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker om in de bezwaarfase nog in de woning te kunnen blijven wonen, zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij onmiddellijke sluiting van de woning.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verweerder de woning nu (nog) niet sluiten.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoed.
10. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-, zodat de vergoeding in totaal € 1.674,- bedraagt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

BIJLAGE

Opiumwet

Artikel 13b
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a.een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
(…)

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).