ECLI:NL:RBNHO:2023:7066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
10428723
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een jongerenwerker wegens verwijtbaar handelen en schending van privacy

In deze zaak heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden tussen de besloten vennootschap Incluzio Randstad BV en de werknemer, een jongerenwerker, vanwege verwijtbaar handelen. De werknemer heeft in zijn rol als jongerenwerker onvoldoende professionele afstand gehouden, onterecht informatie gedeeld en de privacy van leerlingen geschonden. De kantonrechter oordeelde dat het gedrag van de werknemer niet paste bij zijn functie, waarbij hij een voorbeeldfunctie heeft en dient te zorgen voor een veilige omgeving voor kwetsbare leerlingen. De werknemer ontving wel een transitievergoeding, maar zijn verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer na meerdere waarschuwingen niet zijn gedrag heeft aangepast, wat leidde tot een ongezonde verhouding met een minderjarige leerling. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd vastgesteld op 1 september 2023, met een transitievergoeding van € 2.695,03 bruto.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10428723 \ AO VERZ 23-25 NE
Uitspraakdatum: 26 juli 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Incluzio Randstad BV, mede handelend onder de naam Incluzio Zaanstad, onderdeel van RadarIncluzio BV
gevestigd te Schiedam
verzoekende partij
verder te noemen: Incluzio
gemachtigde: mr. E.D. Breugelmans-Tanis
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger
De zaak in het kort
De kantonrechter ontbindt in deze zaak de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens verwijtbaar handelen van de werknemer. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de werknemer in zijn functie van jongerenwerker onvoldoende professionele afstand gehouden, op onjuiste wijze informatie gedeeld en de privacy van anderen geschonden. Aan de werknemer wordt wel een transitievergoeding toegekend, omdat partijen het erover eens zijn dat de werknemer daarop recht heeft. Het verzoek van de werknemer om toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat de ontbinding niet het gevolg van is ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.

1.Het procesverloop

1.1.
Incluzio heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 22 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Incluzio is verschenen bij [programmamanager] (programmamanager Incluzio Zaanstad) en [HR business partner] (HR Business Partner Incluzio Zaanstad) met de gemachtigde. [verweerder] en zijn gemachtigde zijn ook verschenen. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft Incluzio bij brief van 17 mei 2023 nog een stuk (productie 11) toegezonden en [verweerder] de productie 12.
1.3.
[verweerder] heeft, nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, bij akte WhatsApp-correspondentie overgelegd en daarop een korte toelichting gegeven. Incluzio heeft daarop gereageerd, waarna [verweerder] per brief van 6 juni 2023 een reactie heeft gegeven en een stuk heeft toegezonden.
1.4.
Op 5 juli 2023 heeft een nieuwe (hybride) zitting plaatsgevonden . Incluzio is verschenen bij [programmamanager] met de gemachtigde. [verweerder] is ook verschenen met zijn gemachtigde (laatstgenoemde via een MS-Teams verbinding). Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Incluzio biedt aan de inwoners van Zaanstad Noord en Midden Oost sociale basisondersteuning. Door het kabinet is tijdens coronatijd geld beschikbaar gesteld aan gemeenten ten behoeve van onder meer jongeren. In dat kader heeft Incluzio met andere instanties een plan opgesteld om deze gelden te besteden door het inzetten van jongerenwerkers op scholen, die zich zouden richten op zowel talentenontwikkeling als preventie en vroegsignalering van problemen van en bij jongeren.
2.2.
In het plan staat het volgende vermeld over de rol van de jongerenwerker op school:
“Jongerenwerkers op school zijn een laagdrempelig aanspreekpunt voor jongeren, signaleren op groep en individueel niveau, hebben een informerende functie en versterken de binding met de wijk. Jongerenwerk stelt de jongere centraal en verbindt de drie leefdomeinen school, thuis en de straat met elkaar.Het jongerenwerk organiseert, samen met partners, activiteiten in en rond de school, gericht op dagbesteding, gezondheid, participatie en talentontwikkeling, naar gelang behoefte de leerlingen. (…) De jongerenwerker maakt samen met én voor de school een plan op maat.”
2.3.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1969, is sinds 19 april 2021 in dienst bij Incluzio, aanvankelijk voor bepaalde tijd en met ingang van 1 september 2022 voor onbepaalde tijd. De functie van [verweerder] is jongerenwerker (op school) met een salaris van € 2.931,59 bruto per maand op basis van een werkweek van 32 uur. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Sociaal Werk van toepassing.
2.4.
Incluzio plaatst [verweerder] als jongerenwerker bij de middelbare school (VMBO) het Trias College in Krommenie (hierna: de school) met ongeveer 1200 leerlingen. Daarnaast werkt [verweerder] ongeveer vier uur per week voor Incluzio bij Jongerencentrum de HUB in Assendelft. De HUB is vlakbij de school gelegen.
2.5.
Op 24 januari 2023 vindt een online gesprek plaats met de leidinggevende van [verweerder] van Incluzio en de directrice en de veiligheidscoördinator van de school vanwege een klacht van een vrouwelijke leerling van 15 jaar over [verweerder] . De school laat vervolgens aan Incluzio weten dat [verweerder] de toegang tot de school wordt ontzegd.
2.6.
De leidinggevende van [verweerder] informeert [verweerder] hierover en nodigt hem uit voor een gesprek.
2.7.
Voorafgaand aan dat gesprek ontvangt Incluzio op 30 januari 2023 een e-mail van de directrice van de school waarin zij een samenvatting geeft van de situatie en de gesprekken die met haar, de veiligheidscoördinator van de school en [verweerder] zijn gevoerd op 6 september 2022 en 18 november 2022. Ook stuurt zij het verslag dat [verweerder] van het gesprek van 18 november 2022 heeft gemaakt met daarop met pen aangebrachte aantekeningen van de directrice. Over de gesprekken schrijft de directrice:
“6 september 2022 was een kort gesprek en was ontstaan nav een signaal van een afdelingsleider. [verweerder](toevoeging kantonrechter: [verweerder] )was namelijk met een aantal derdeklasleerlingen in gesprek geraakt over de klas waarin zij beland waren en voor hen niet wenselijk. [verweerder] is vervolgens met deze leerlingen naar de afdelingsleider gegaan om hun problemen op te lossen. In ons gesprek hebben we aandacht besteed aan de rol van [verweerder] en waar hij zich mee mag bemoeien.Op 18 november 2022 hebben we met [verweerder] gesproken, omdat ik over hem de volgende signalen kreeg:- Onze coördinatoren ondersteuning en begeleiding hoorden van ouders dat hun dochter zonder hun toestemming met een schoolmaatschappelijk werker had gesproken. Een man wel te verstaan en waarbij de naam van [verweerder] werd genoemd.Bovenstaand betreft drie verschillende meisjes.- [verweerder] bracht een leerling (meisje) letterlijk naar een COB met de vraag of zij met hem wilde praten. De situatie van deze leerling was volgens [verweerder] dringend.- Van verschillende collega’s kreeg ik signalen dat [verweerder] iedere schoolweek met dezelfde meisjes in gesprek is en dat ze uit de les worden gehouden. Dit laatste punt werd door [verweerder] actief gepromoot.In ons gesprek met [verweerder] op 18/11 hebben we benadrukt wat hij goed doet, te weten het organiseren van activiteiten voor onze leerlingen, zowel op school als daar buiten.Vervolgens hebben we met hem uitgebreid gesproken over zijn rolopvatting en onze behoeftes. [verweerder] is van mening dat hij een taak heeft als een soort van jeugdhulpverlener cq maatschappelijk werker. Wij hebben vervolgens aangegeven wat Trias zelf te bieden heeft aan al onze leerlingen zowel op school als buiten. (…)”
2.8.
Over de klacht schrijft de directrice in de e-mail van 30 januari 2023:
“(…) Twee leerlingen, meisjes, hebben zich bij de coördinator veilig leefklimaat gemeld, omdat zij zich uiterst ongemakkelijk voelen bij [verweerder] . Deze ongemakkelijkheid is de afgelopen maanden ontstaan. De lln gaven aan dat de gesprekken met [verweerder] niet meer vrijblijvend voelden. De gesprekken betroffen niet alleen hun eigen situatie, maar ook het privéleven van kwam aan de orde.Zij vertelden dat [verweerder] hen actief benaderde om met hem te praten, zowel individueel als samen. De benadering vond niet alleen op school plaats, maar ook buiten via de telefoon (appen en bellen). Een van de meisjes heeft een afspraakvoorstel voor koffiedrinken buiten de school gekregen. Ook heeft ze spullen, o.a. een tv, van [verweerder] aangeboden gekregen.Deze twee meisjes hebben zich hierover uitgesproken, maar wij hebben vernomen dat er ook andere meisjes zijn met soortgelijke ervaringen. Zij schijnen schroom te voelen om zich hierover uit te spreken. (…)”
2.9.
Het bijgevoegde verslag van [verweerder] over het gesprek op 18 november 2022 luidt onder andere:
“(…) Een ander besproken onderwerp betreft de gesprekken welke ondergetekende met de leerlingen van het Trias voer. [betrokkene 1] heeft signalen ontvangen dat er diverse leerlingen zich erg afhankelijk van mij voelen. Voor gesprekken verkiezen zij de jongerenwerker boven een mentor of andere begeleider. Dit is overigens wel bekend omdat ze dit ook bij mij aangeven. Voornaamste reden is (desgevraagd) het vertrouwen in mijn persoon en het goede gevoel van begrip en zinvolle, prettige gespreksvoeringen. Uiteraard is dit een compliment voor mijn inzet maar heeft ook een valkuil:er zijn volgens [betrokkene 1] ouders geweest die contact hebben opgenomen met de school om te zeggen dat hun kind een heel goed gesprek zou hebben gevoerd met de Maatschappelijk werker en dat zij nog wel wat meer informatie hierover willen krijgen. Omdat er al weken geen Maatschappelijkwerker op Trias aanwezig was, werd gevraagd naar de naam van de gesprekspersoon. Ondergetekende werd toen genoemd. Maar zoals afgesproken neem ik geen contact met ouders op en dit is nu juist een reden waarom ze vrijuit met een Jongerenwerker praten. (…)
De Jongerenwerker werktin
de school en nietvoor
de school, aldus [betrokkene 1] . De problemen en bijzonderheden dienen leerlingen zelf aan te geven aan de daartoe in Trias beschikbare personen. Deze weg behoren zij te kennen. De functie van ‘doorgeefluik’ of tussenpersoon hoeft ondergetekende niet te vervullen. Naar mijn inzicht kan hier nog wel een meerwaarde worden aangebracht om jongeren beter en verantwoordelijker naar de juiste personen of instantie te begeleiden.
Wel adviseert [betrokkene 1] om de leerlingen (zoals al steeds meer gebeurd) mee te nemen naar bijvoorbeeld de JongerenHUB om daar ook gesprekken te voeren. Buiten school mag van alles georganiseerd worden voor de leerlingen om hun mogelijkheden te bieden.
Daarnaast is een intensievere betrekking van collega’s en instanties (GGZ, GGD, voormalig 113-medewerker, specialisten, etc.) zeer gewenst. Zij kunnen ook ingezet worden om jongeren nog meer gelegenheid te geven om over de (privé)problemen en heersende gevoelens in gesprek te gaan. Dit kan dan, al dan niet, samen met ondergetekende. (…)
Omdat Trias al in veel voorziet (informatie, instanties, voorlichting), is het moeilijker om ‘onze mensen’ binnen te krijgen om bijvoorbeeld te vertellen over middelengebruik, geldzaken, gedrag of toekomst perspectieven. Daar zou het management nog wel een slag kunnen slaan, door de voordelen van nog meer samenwerking te promoten. Na een behoudende start, waar de rol van Jongerenwerker nog goed afgestemd moest worden, kunnen we nu wel spreken van een succesformule welke zeker ten gunste is van jongeren.”
2.10.
Het gesprek tussen Incluzio en [verweerder] vindt plaats op 2 februari 2023. Tijdens dit gesprek laat [verweerder] de WhatsApp-correspondentie tussen hem en de leerling die de klacht heeft ingediend (hierna: de leerling) lezen. Afgesproken is onder andere dat [verweerder] wordt vrijgesteld van werk met behoud van salaris zolang het onderzoek (ongeveer een maand) duurt.
2.11.
[verweerder] stuurt op 3 februari 2023 een e-mail aan Incluzio waarin hij onder andere aangeeft dat de leerling zich al anderhalf jaar regelmatig aan hem opdringt, vaak om gesprekken met hem vraagt, zelf “
overmatig veel aandacht”vraagt en vaak vraagt hoe het met hem gaat en het lijkt dat zij de rollen soms om wil draaien.
2.12.
Op 6 februari 2023 stuurt [verweerder] een e-mail aan Incluzio waarin hij zich erover beklaagt dat “
er een hele zaak van wordt gemaakt met onderzoek” alsof hij iets vreselijks zou hebben gedaan, en onder andere schrijft dat hij ervan overtuigd is dat hij “
nergens (onacceptabele) grenzen” is overgegaan en:
“waarom moeten wij ons nu druk maken over een labiel kind die iets onzinnigs heeft geroepen?”
2.13.
Op 14 februari 2023 vindt een vervolggesprek plaats tussen partijen naar aanleiding van het door Incluzio verrichte onderzoek. In dit gesprek laat Incluzio aan [verweerder] weten dat zij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen.

3.Het verzoek

3.1.
Incluzio verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen (e-grond), subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair op grond van een combinatie van de hiervoor genoemde ontslaggronden (i-grond). Incluzio heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
3.2.
Een jongerenwerker is een laagdrempelig aanspreekpunt voor jongeren op school met een signalerende en informerende taak en organiseert activiteiten in en rond de school. De school is het niet eens met de wijze waarop [verweerder] zijn rol als jongerenwerker uitvoert. De school heeft [verweerder] meerdere keren erop gewezen dat hij de rol van jeugdhulpverlener/maatschappelijk werker vervult en dat dat niet zijn taak is. Vervolgens is de school geconfronteerd met een melding van een leerling die het gedrag van [verweerder] als ongewenst en opdringerig ervoer. De school heeft de melding onderzocht, waarbij zij meerdere signalen heeft ontvangen dat de melding niet op zichzelf staat. De school heeft de klacht doorgeleid aan Incluzio en heeft [verweerder] de toegang tot de school ontzegd. Incluzio is vervolgens een onderzoek gestart. Zij heeft [verweerder] , de school en onder andere twee gemeenteambtenaren gesproken. Hoewel de gemeenteambtenaren positief zijn over [verweerder] , heeft Incluzio moeten concluderen dat [verweerder] zich niet als professional gedraagt in zijn rol als jongerenwerker en dat zijn gedrag niet past in zijn functie als jongerenwerker, waarin hij te maken heeft met kwetsbare leerlingen. Het vrijwel dagelijkse app gedrag met de leerling is disproportioneel en ongepast, dat niet past bij de functie van jongerenwerker. Ook spelen de ongelijke gezagsverhouding, het leeftijdsverschil en de vertrouwde rol die [verweerder] innam een rol. Met de e-mail van 6 februari 2023 geeft [verweerder] geen blijk van inzicht in het probleem en legt hij het probleem buiten zichzelf. Ook blijkt uit deze e-mail dat hij de situatie niet serieus neemt en laat hij zich respectloos en neerbuigend uit over de leerling. Gezien zijn houding en gedrag en het feit dat [verweerder] niet inziet wat het probleem is, kan van Incluzio niet worden verwacht dat [verweerder] elders op een school wordt geplaatst. De woede die [verweerder] in het gesprek op 14 februari 2023 jegens de programmamanager heeft geuit, maakt te meer dat beëindiging van het dienstverband de enige optie is.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
[verweerder] voelde zich gewaardeerd en nuttig in zijn functie en kreeg snel een contract voor onbepaalde tijd. [verweerder] was een laagdrempelig aanspreekpunt, signaleerde problemen op individueel niveau van de leerlingen en verwees zo nodig door naar hulpinstanties of de mentor. Vervolgens schijnt er één vage melding van een leerling binnen te komen, waarvan de inhoud nog steeds niet bekend is voor [verweerder] en waartegen hij zich daarom niet eenvoudig kan verdedigen. [verweerder] is van mening dat hij uiterst zorgvuldig met deze leerling omging. Hij maakte zich grote zorgen over haar mentale gezondheid, had overleg met en volgde de adviezen van de GGZ/GGD en koppelde dit terug aan de school, maar daar was geen tijd. Deze handelwijze van [verweerder] is niet in strijd met zijn functieomschrijving, maar ligt daar eerder in lijn mee. De school ontzegde [verweerder] zonder wederhoor de toegang en Incluzio legde zich daar zonder enig commentaar bij neer. [verweerder] gaf uit eigen beweging inzage in de WhatsApp-correspondentie aan Incluzio. Daaruit blijkt dat de leerling vaak het initiatief tot het contact nam en dat [verweerder] verder niets onoorbaars zei of deed. Dat dit achteraf ongemakkelijk of opdringerig overkwam was absoluut niet de intentie van [verweerder] en hij zal hier in het vervolg rekening mee houden. Er wordt gesproken over meerdere klachten, terwijl het gaat om één klacht.
4.3.
[verweerder] wordt verweten dat hij zich als jeugdhulpverlener of schoolmaatschappelijk werker gedraagt. De functie jongerenwerker was echter nieuw en had een ruime en vage functieomschrijving. [verweerder] werd in zijn rol als jongerenwerker niet begeleid. Ook niet door de veiligheidscoördinator. Hij werd aan zijn lot overgelaten. Daarbij vond de school het niet nodig van de gesprekken in september en december 2022 een verslag te maken of dit te delen met Incluzio.
4.4.
[verweerder] betwist dat hij verwijtbaar heeft gehandeld. Zijn gedrag was niet ongepast en hij heeft de klacht van de leerling wel serieus genomen. Bovendien komt het verwijt dat Incluzio [verweerder] maakt neer op beweerdelijk disfunctioneren en is nagelaten een verbetertraject te starten. Ook betwist [verweerder] dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding en zou hij graag willen blijven werken voor Incluzio. Ten slotte betwist [verweerder] dat er geen herplaatsingsmogelijkheden binnen Incluzio zijn.
4.5.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een billijke vergoeding van € 70.000,00 bruto. Daarbij stelt [verweerder] dat een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Incluzio. Het verwijt van Incluzio ziet op disfunctioneren. Incluzio heeft echter geen verbetertraject gestart en heeft meteen aangestuurd op een einde van het dienstverband, zonder een serieuze poging te ondernemen om de arbeidsrelatie te herstellen. Daarom is sprake van een Asscher escape.
Verder wordt verzocht om Incluzio te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, rehabilitatie op straffe van een dwangsom, tot wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom en tot betaling van de reële kosten van rechtsbijstand.

5.De beoordeling

het verzoek

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
5.3.
[verweerder] moet op grond van zijn functie een laagdrempelig aanspreekpunt zijn voor leerlingen, waarbij hij signaleert en informeert, en hij moet activiteiten organiseren. Daarbij is één van de kerncompetenties van de functie van jongerenwerker integriteit en betrouwbaarheid. Er is sprake van een gezagsrelatie en leeftijdsverschil tussen de jongerenwerker en de (minderjarige) leerlingen en de jongerenwerker heeft een voorbeeldfunctie.
5.4.
In het kader van de functie van [verweerder] als jongerenwerker kan en mag hij (app)contact hebben en houden met leerlingen, zij het op professionele wijze en dus met enige terughoudendheid en gepaste afstand. Uit de WhatsApp-correspondentie met de leerling die de melding heeft gedaan, blijkt echter dat [verweerder] zijn rol niet kent en zijn boekje te buiten gaat. Uit de stukken, waaronder het verslag dat [verweerder] zelf heeft gemaakt van het gesprek op 18 september 2022, blijkt ook dat hij eerder de rol van jeugdhulpverlener of schoolmaatschappelijk werker oppakt, terwijl dat zijn functie niet is en hij in twee gesprekken erop is gewezen wat van hem wel wordt verwacht. In het navolgende wordt dit verder toegelicht aan de hand van feiten.
[verweerder] houdt geen professionele afstand tot de leerling
5.5.
Gedurende een lange periode van acht maanden (vanaf 12 mei 2022 t/m 16 januari 2023) worden via WhatsApp veel berichten over en weer verstuurd tussen [verweerder] en de leerling. Dit gebeurt meerdere keren per week, ook ’s avonds, in het weekend, op vrije dagen en in vakanties, en soms meerdere keren op een dag. De berichten gaan niet alleen over school of activiteiten, maar ook over [verweerder] in privé en over andere personen. Op 12 augustus 2022 - tijdens de zomervakantie - koppelt [verweerder] bijvoorbeeld terug aan de leerling, die vraagt hoe zijn vakantie is, dat hij een vast contract krijgt en vertelt hij wat hij met zijn dochter heeft gedaan in de vakantie en met zijn familie gaat doen. Op donderdag 1 september 2022 appt [verweerder] bijvoorbeeld dat hij op school is en, nadat de leerling antwoordt dat ze al thuis is, vraagt hij of ze er morgen is. Op zondag 4 september 2022 appt de leerling dat ze op een festival is en vraagt ze of [verweerder] komt. Deze app had de alarmbellen bij [verweerder] moeten doen rinkelen. Het klopt dat [verweerder] niet op de uitnodiging is ingegaan, maar van [verweerder] had op dat moment op z’n minst mogen worden verwacht dat hij (professionele) afstand zou nemen van de leerling. Maar dat heeft hij niet gedaan.
5.6.
Op 6 september 2022 vindt het gesprek plaats met de directrice van de school over de rol van [verweerder] . Na dit gesprek doet [verweerder] op 16 september 2022 aan de leerling de groeten van [betrokkene 2] en appt hij onder andere
“Wel een heftig dagje vandaag met veel emotionele verhalen van meiden.”Op 30 september 2023 appen de leerling en [verweerder] over de best heftige gesprekken van die dag en appt [verweerder] : “
Ook later nog een paar gevoelige verhalen gehoord van leerlingen. De energie moet nu weer even ‘ontladen’”.Deze informatie hoort een jongerenwerker niet met een leerling te delen. Hiermee belast hij de leerling en behandelt hij haar als een gelijke.
5.7.
Op 1 oktober 2022 bericht [verweerder] aan de leerling dat een andere leerling (die hij bij naam noemt) de trainster alleen had gelaten en
“Ik ben wel moe want mijn suikerwaarden zijn deze week erg aan het fluctueren.”Daarop antwoordt de leerling dat [verweerder] rustig aan moet doen en zich niets moet aantrekken van die andere leerling. Ook hier deelt [verweerder] (privé) informatie die de leerling niet aangaat en zijn de rollen van jongerenwerker en leerling in feite omgedraaid.
5.8.
Op 23 oktober 2022 stuurt [verweerder] een link aan de leerling. De leerling vraagt dan of hij een leuke vakantie heeft, waarop hij antwoordt dat hij veel heeft gewandeld op de Veluwe en stuurt hij 12 foto’s (van de natuur). Het delen van deze privé informatie is niet professioneel en daarmee behoudt [verweerder] niet de benodigde afstand tot de leerling.
5.9.
Op 25 oktober 2022 appt [verweerder] aan de leerling dat hij een andere jongerenwerker (die hij bij naam noemt) heeft gesproken en het inderdaad matig met haar gaat en
“Binnenkort zal ik even rustig met haar gaan zitten om over haar gevoel, situatie en werk te praten.”De leerling appt daarna:
“Doe jij ook rustig aan”en “
Echt doen hé”. [verweerder] antwoordt dat hij morgen een rustig dagje houdt, waarna de leerling appt: “
Mooi zo en probeer je werk telefoon weg te leggen”. Ook hier deelt [verweerder] informatie die niet voor de leerling is bestemd en worden de rollen omgedraaid; de 15 jarige leerling maakt zich zorgen om de 53 jarige jongerenwerker, een professional.
5.10.
Twee dagen later op 27 oktober 2023 vraagt [verweerder] of de leerling op school is, wat niet het geval blijkt te zijn. Dan appt [verweerder] : “
Jammer, ik heb net speciaal groene appels voor je gekocht. Die vind je toch lekker?” De leerling antwoordt dat ze toetsweek heeft en [verweerder] reageert: “
Blijf morgen even wachten op mij.. Ik ben er rond 10.00 uur.” De volgende dag appt [verweerder] “
Ik kom je appel brengen”. De twee puntjes in de een na laatste app laten de zin open, zodat de leerling die kan invullen; volgens [verweerder] is het een grapje. Dat kan zo zijn, maar deze correspondentie is te amicaal en onvoldoende afstandelijk.
5.11.
Uit de hiervoor vermelde en geciteerde berichten blijkt dat [verweerder] geen professionele afstand tot de leerling houdt. Integendeel, in plaats van afstand te houden of te nemen zoekt hij het contact op. Hij verhoudt zich tot de leerling op een gelijkwaardig niveau; er is een verkeerde verhouding ontstaan en [verweerder] voedt zelf deze verhouding door (vertrouwelijke) informatie te blijven delen over anderen en over zichzelf. De leerling zegt zelfs meerdere keren dat ze zich zorgen om hem maakt en vraagt vaak hoe het met [verweerder] gaat. Dat had voor [verweerder] nog meer aanleiding moeten zijn om afstand te nemen. [verweerder] realiseert zich dat ook (achteraf). In zijn e-mail van 3 februari 2023 aan Incluzio schrijft hij onder andere dat de leerling zich al anderhalf jaar regelmatig aan hem opdringt en vaak vraagt om gesprekken met hem te voeren en soms de rollen lijkt om te willen draaien. Verder zegt [verweerder] dat hij tijdens het gesprek van 2 februari 2023 al heeft aangegeven het aantal appjes, bij nader inzien, ook wat veel te vinden en hier sterk op te gaan minderen, maar daarvoor nooit de gelegenheid/mogelijkheid heeft gehad. [3] Hier gaat [verweerder] eraan voorbij dat tijdens het gesprek op 6 september 2022 aandacht is besteed aan de rol van jongerenwerker en waar hij zich mee mag bemoeien, maar ook daarna gaat hij door met het vele appcontact op dezelfde wijze.
5.12.
[verweerder] legt daarbij de schuld buiten zichzelf door te wijzen op de beperkte begeleiding, de vage functieomschrijving en te zeggen
“Ik kan er natuurlijk niets aan doen dat een leerling steeds naar mij toekomt. Het enige is afwijzen maar dit is in haar geval niet raadzaam.” [4] Volgens [verweerder] heeft hij in opdracht van GGZ gehandeld, die zei dat hij contact moest houden met de leerling, en heeft hij herhaaldelijk bij de school een melding gemaakt over de leerling maar had de school geen tijd. Dit neemt echter niet weg dat het niet zijn functie is. Hij moet signaleren en informeren aan de school en het vervolgens bij de school laten. Dat er geen plan voor jeugdwerk is opgesteld, zoals [verweerder] aanvoert, maakt dat niet anders. Daarnaast maakt hij het contact persoonlijk en voelt hij niet aan waar de grenzen liggen. Voor zover juist is dat de school niets deed met zijn meldingen, had hij nogmaals het gesprek met de school kunnen aangaan. Hij had dus anders kunnen en moeten handelen. Ook lijkt [verweerder] niet kritisch te kijken naar zijn eigen gedrag, maar spreekt hij over een
“labiel kind met psychische problemen”.
Ook na het tweede gesprek houdt [verweerder] onvoldoende professionele afstand
5.13.
Op 18 november 2022 vindt het tweede gesprek plaats. De directrice van de school heeft daarover verklaard dat [verweerder] de neiging had om zich met allerlei privé zaken van leerlingen te bemoeien, dat hij zich eerder als maatschappelijk werker of jeugdhulpverlener gedroeg dan als jongerenwerker en dat hem te verstaan is gegeven dat hij hiermee moest stoppen. Gelet op de inhoud van het hiervoor onder 2.9 geciteerde verslag van [verweerder] van dit gesprek is aan hem duidelijk gemaakt wat van hem werd verwacht: jongerenwerker in de school en in de HUB en geen maatschappelijk werker of jeugdhulpverlener. Ook blijkt hieruit dat [verweerder] hier niet helemaal achter staat en meer of anders wil. Maar dat is niet aan hem. Dat er geen verslagen door de school zijn opgemaakt, zoals [verweerder] aanvoert, doet daar niet aan af.
5.14.
Na dit gesprek waarin is gezegd dat hij afstand moet houden, stuurt de leerling op 22 november 2022 een app waarin zij vraagt hoe laat [verweerder] op school is. [verweerder] antwoordt onder meer dat ze woensdag even kunnen bellen als de leerling haar verhaal kwijt wil, waarna de leerling de daarop volgende dag aangeeft dat het zijn vrije dag is, hij zijn rust moet pakken en het kan wachten. [verweerder] reageert dat het geen probleem is en “
Voor jou neem ik de tijd” en de leerling antwoordt dat zij vandaag absoluut niet gaat bellen, hij echt even rust nodig heeft en “
Doe rustig aan plss”. Hoewel de leerling het appcontact begint, is het [verweerder] die aandringt op verder contact en houdt de leerling dat tot twee keer toe af. De daarop volgende dag appt de leerling of [verweerder] die middag tijd heeft om te praten want “
Ik maak me zorgen om je”.
5.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verweerder] hiermee ook na het gesprek van 18 november 2022 onvoldoende professionele afstand gehouden, wat duidt op een gebrek aan inzicht. Als gevolg hiervan is de relatie tussen hem en de leerling ongezond geworden en dat is kwalijk en verwijtbaar.
schendt ook de privacy van anderen
5.16.
Wat ook verwijtbaar is aan [verweerder] , is dat hij de privacy van anderen schendt. Hij deelt vertrouwelijke informatie over anderen met de leerling. [verweerder] appt, soms met naam en toenaam, privé informatie over anderen. Op 25 oktober 2022 appt [verweerder] bijvoorbeeld (zoals hiervoor al is vermeld) over de andere jongerenwerker dat het inderdaad matig met haar gaat en hij binnenkort even rustig met haar zal gaan zitten om over haar gevoel, situatie en werk te praten. Verder appt [verweerder] bijvoorbeeld op 1 november 2022 aan de leerling over een andere leerling waarbij hij haar voornaam noemt “
Ik moest nog even naar Assendelft om (… voornaam leerling…) te ondersteunen (bij het ‘groene huisje’). Ze had iets genomen wat niet echt goed viel. Haar moeder gebeld om haar op te halen. Ik vond dat zij moest weten wat er was. (…) gaf daar toestemming voor. Op deze manier wordt er hopelijk iets in gang gezet om haar te helpen. Gelukkig goed afgelopen.”. Dit alles vertelt [verweerder] in zijn functie van jongerenwerker aan een minderjarige leerling waarvan hij zelf zegt dat ze labiel is en hij daarom steeds contact houdt met haar, maar dit laatste klopt niet zoals blijkt uit de app van 1 november 2022. En ook als het waar is dat beide leerlingen tegen [verweerder] hadden gezegd dat hij dingen over de een aan de ander mag vertellen, zoals hij op de tweede zitting heeft verklaard, is dat niet aan hem als jongerenwerker.
Conclusie
5.17.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van zodanig verwijtbaar handelen van [verweerder] dat er een redelijke grond is voor ontbinding. [verweerder] geeft een andere inhoud aan zijn functie dan wat de school (en Incluzio) van een jongerenwerker verwacht(en) en dit is ook na de twee gesprekken niet gewijzigd. Verwijtbaar aan [verweerder] is het vele appcontact dat hij heeft gevoerd met een minderjarige leerling, waarbij hij geen professionele en gepaste afstand heeft gehouden, waarbij hij de leerling heeft belast met informatie die niet voor haar is bestemd en waarbij hij de privacy van anderen heeft geschonden. Dit heeft geleid tot een ongezonde verhouding tussen [verweerder] en de leerling. Hierbij spelen de gezagsverhouding en het leeftijdsverschil een rol. De kantonrechter neemt aan dat [verweerder] zich zorgen maakte om de leerling, maar dat neemt niet weg dat hij anders had kunnen en moeten handelen en dat ook moet inzien. In deze omstandigheden gaat het - anders dan [verweerder] meent - niet om disfunctioneren en is een verbetertraject niet aan de orde.
5.18.
Omdat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [verweerder] , ligt herplaatsing in een andere functie binnen Incluzio niet in de rede.
5.19.
De kantonrechter zal het verzoek van Incluzio toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 september 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. [5] Partijen zijn het eens over een opzegtermijn van twee maanden.
5.20.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. [6] Dat zal zich uitsluitend voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt of een valse grond voor ontslag aanvoert en daardoor een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. [7] In dit geval is geen sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Incluzio. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van [verweerder] . Uit het voorgaande volgt dat - anders dan [verweerder] betoogt - geen sprake is van de zogenoemde Asscher escape.
5.21.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Incluzio geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.22.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.
het tegenverzoek
5.23.
Het verzoek van [verweerder] om toekenning van een billijke vergoeding hoeft niet te worden behandeld, omdat daarop hiervoor al is beslist.
5.24.
Het verzoek om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding kan worden toegewezen. Partijen zijn het erover eens dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding. [verweerder] heeft op de eerste zitting aangesloten bij de berekening van Incluzio en de daarin genoemde hoogte van het maandsalaris inclusief vakantiegeld van € 3.409,00 niet weersproken, dus zal van dat bedrag worden uitgegaan. Bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2023 bedraagt de transitievergoeding (2 jaar, 4 maanden en 14 dagen x 1/3 x € 3.409,00 =) € 2.695,03 bruto.
5.25.
De verzochte rehabilitatie worden afgewezen, omdat hiervoor tot het oordeel is gekomen dat de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van [verweerder] zal worden ontbonden. Om dezelfde reden zal ook de verzochte wedertewerkstelling worden afgewezen.
5.26.
De verzochte veroordeling in de reële proceskosten zal worden afgewezen. Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen van Incluzio en daarvan is geen sprake.
5.27.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2023;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
het tegenverzoek
6.4.
veroordeelt Incluzio om aan [verweerder] een transitievergoeding te betalen van € 2.695,03 bruto;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.6.
verklaart de veroordeling onder 6.4. uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Productie 16 van [verweerder] .
4.Productie 16 van [verweerder] .
5.Artikel 7:671b lid 9 BW, de duur van procedure is 114 dagen en de opzegtermijn is 2 maanden.
6.Artikel 7:671b lid 9 BW.
7.Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34.